ECLI:NL:GHSHE:2021:754

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
200.261.679_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake dekking bij diefstal van een auto en de diefstalpreventieclausule

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Nationale Nederlanden Schadeverzekeringsmaatschappij N.V. over de dekking van een autoverzekering na diefstal van de auto van [appellant]. De auto, een [auto merk] [type], was niet voorzien van de vereiste diefstalbeveiliging volgens de voorwaarden van de verzekering. [appellant] had de verzekering online aangevraagd en was niet op de hoogte van de noodzaak van een VbV-goedgekeurd beveiligingssysteem. De rechtbank had in eerste aanleg de vordering van [appellant] afgewezen, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de diefstalpreventieclausule. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat [appellant] niet heeft aangetoond dat zijn auto voldeed aan de eisen van de VbV. Het hof stelt vast dat Nationale Nederlanden voldoende informatie heeft verstrekt over de vereisten voor de verzekering en dat [appellant] niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor dekking. De conclusie is dat [appellant] geen recht heeft op uitkering voor de schade door de diefstal van de auto, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.261.679/01
arrest van 16 maart 2021
in de zaak van
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. P.A. Schippers te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
Nationale Nederlanden Schadeverzekeringsmaatschappij N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Nationale Nederlanden,
advocaat: mr. C. Bruin te Den Haag,
op het bij exploot van dagvaarding van 11 juni 2019 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 13 maart 2019, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, gewezen tussen [appellant] als eiser en Nationale Nederlanden als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/335879 / HA ZA 18-444)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven met productie 2
  • de memorie van antwoord met productie 10
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De feiten

In dit hoger beroep gaat het hof uit van de feiten die de rechtbank heeft vastgesteld in het bestreden vonnis onder 2.1.1 tot en met 2.1.7. Voor zover relevant vult het hof de opsomming aan met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.
3.1.
[appellant] heeft medio 2016 een [auto merk] [type] met [naam] pakket met het kenteken
[kenteken] (hierna: de auto) gekocht. De auto was geïmporteerd vanuit Duitsland.
3.2.
[appellant] heeft op 29 maart 2017 online bij Nationale Nederlanden een aanvraag ingediend voor een verzekering voor de auto.
3.3.
Bij brief van 29 maart 2017 heeft Nationale Nederlanden aan [appellant] onder meer meegedeeld:
‘Hartelijk dank voor het afsluiten van uw Autoverzekering. (…) In deze brief leest u meer over uw polis en uw premie. (…)
Uw Polis en groene kaart
U ontvangt bij deze brief een aantal documenten. Het belangrijkste in uw polis, waarop staat welke verzekering u bij ons heeft afgesloten. (…) Daarnaast ontvangt u uw polisvoorwaarden, waarin u kunt lezen waar u wel en geen recht op heeft.
(…)
Twee weken bedenktijd
Als u zich bedenkt, kunt u uw verzekering binnen twee weken zonder kosten annuleren.’
3.4.
Bij afzonderlijke brief van 29 maart 2017 heeft Nationale Nederlanden aan [appellant] onder meer meegedeeld:
‘Betreft: Beveiliging van uw auto
(…)
U heeft kort geleden uw auto (…) verzekerd bij Nationale Nederlanden. Uit ervaring weten we dat dit type auto een hoog risico op diefstal heeft. Daarom geldt bij uw verzekering de voorwaarde dat uw voertuig goed beveiligd moet zijn zoals in deze brief opgenomen. Mocht dit niet het geval zijn dan dient dit binnen 3 weken in orde te brengen anders vervalt de dekking voor schade door diefstal.
Welke beveiliging heeft u nodig?
Uw auto moet zijn voorzien van een alarm met hellingshoekdetectie dat is goedgekeurd door de stichting VbV.
Het beveiligingssysteem moet zijn ingebouwd door een VbV-erkend (of gelijkwaardig) inbouwbedrijf. Als uw autodealer is erkend, kan deze het systeem voor u inbouwen. Is uw dealer niet erkend? Kijk dan op [website1] voor erkende inbouwbedrijven bij u in de buurt. Meer informatie vindt u ook op de website van de VbV: [website 2]
Certificaat goed bewaren
Direct na de inbouw krijgt u een certificaat waarop stat dat uw beveiligingssysteem voldoet aan de eisen. Op het certificaat vindt u ook tot wanneer dit geldig is. Bewaar het certificaat bij uw autopolis. Wij kunnen deze opvragen na diefstal of joyriding. U kunt dan altijd laten zien dat uw auto goed beveiligd was.’
3.5.
Op de polis van 29 maart 2017 is op pagina 1 onder meer vermeld:

Diefstalbeveiliging
Voor uw auto met kenteken [kenteken] geldt dat deze met een alarm met hellingshoekdetectie moet zijn uitgerust volgens de eisen van VbV. Daarbij moet u beschikken over een geldig certificaat dat voldoet aan de eisen van de VbV. U ontvangt dit certificaat als uw auto een VbV-goedgekeurd beveiligingssysteem heeft dat is ingebouwd door een VbV-erkend inbouwbedrijf.
Uw auto is alléén volledig tegen diefstal (…) verzekerd als u hiervoor de juiste preventiemaatregelen neemt. Op www.stichtingvbv.nl kunt u hier meer over lezen en vindt u alle inbouwbedrijven die door de VbV zijn erkend.’
3.6.
[appellant] heeft geen beveiligingssysteem in de auto laten inbouwen en heeft geen certificaat, zoals bedoeld in de hiervoor genoemde brief van 29 maart 2017 en de polis van 29 maart 2017.
3.7.
Op 23 november 2017 is de auto gestolen. [appellant] heeft op die dag daarvan aangifte gedaan bij de politie.
3.8.
In opdracht van Nationale Nederlanden heeft [de vennootschap 1] (hierna: [de vennootschap 1] ) onderzoek gedaan naar de diefstal. [de vennootschap 1] heeft op 16 januari 2018 rapport uitgebracht. In een nader rapport van 16 februari 2018 van [de vennootschap 1] is onder meer vermeld:
‘U verzocht [de vennootschap 1] om te beoordelen of het beveiligingssysteem van het gestolen voertuig voldoet aan de eisen van het VbV zoals wordt gesteld in de polisvoorwaarden.
(…)
Kiwa SCM:
Kiwa SCM is een geaccrediteerde certificatie instelling op het gebied van voertuigbeveiliging. Een VbV-SCM certificaat wordt afgegeven indien een voertuig met een Kiwa SCM goedgekeurd beveiligingssysteem door een erkend inbouwbedrijf wordt geregistreerd in de database van Kiwa SCM.
In de bestanden van Kiwa SCM komt de auto NIET voor met een certificaat.
Contact Kiwa SCM:
Op 8 februari 2018 heb ik telefonisch contact opgenomen met Kiwa SCM. Ik heb gesproken met certificatiemanager [certificatiemanager] . Ik heb mezelf voorgesteld en de reden het doel van het gesprek heb ik toegelicht. Hieronder volgt puntsgewijs een weergave van het telefoongesprek:
• De gestolen [auto merk] met kenteken [kenteken] beschikt niet over een geldig KIW SCM certificaat.
• De eerste toelatingsdatum van de [auto merk] betreft 22 mei 2014 en de eerste inschrijvingsdatum in Nederland betreft 4 september 2015.
• Een voertuig die niet beschikt over een geldig KIWA SCM certificeringscertificaat voldoet niet aan de eisen van het VbV.
• Indien een geïmporteerd voertuig beschikt over een af-fabriek alarm en/of beveiligingssysteem dan dient deze gekeurd te worden om de volgende twee redenen:
1. Er dient te worden vastgesteld of het voertuig daadwerkelijk beschikt over het vereiste alarm.
2. Er dient te worden vastgesteld of het alarm functioneert conform de eisen van het VbV.
• Het kan namelijk zijn dat er (software) aanpassingen dienen plaats te vinden aan het af-fabriek alarm om te voldoen aan de eisen die gesteld worden door het VbV.
• Geïmporteerde auto s met af-fabriek alarm dienen daarom altijd te worden gecontroleerd en geregistreerd door een VbV-erkend inbouwbedrijf. Registratie is een onderdeel van de certificering.
• Zonder certificering beschikt een voertuig niet over een VbV goedgekeurd beveiligingssysteem, zoals gesteld wordt in de polisvoorwaarden.
• [auto merk] [type] kunnen vanuit de fabriek een goedkeuring krijgen voor beveiligingssystemen, maar dit geldt niet voor geïmporteerde voertuigen om bovenstaande redenen.
(…)
Resumé:
Het als gestolen opgegeven voertuig van uw verzekerde beschikt niet over een Kiwa SCM goedgekeurd beveiligingssysteem waarvoor een VBV-SCM certificaat is afgegeven. Het voertuig is af fabriek wel voorzien van een alarmsysteem, echter is deze niet VBV-SCM gekeurd . Ook zijn hier kennelijk geen aanpassingen en controles aan gedaan om aan de keuringseisen van het SCM te voldoen.
Hierdoor word niet voldaan aan voor de verzekering van dit voertuig geldende polisvoorwaarde met betrekking tot de beveiliging van de auto.
3.9.
Bij e-mail van 2 februari 2018 heeft Nationale Nederlanden aan [appellant] meegedeeld dat er onder de verzekering geen dekking was voor de diefstal van de auto, omdat de auto niet was uitgerust met de vereiste diefstalbeveiliging.
3.10.
Bij e-mail van 14 maart 2018 heeft een schademanager van Nationale Nederlanden aan de advocaat van [appellant] meegedeeld:
‘Bij het afsluiten van de verzekering is verzekerde erop gewezen dat hij minimaal een klasse 3 alarm op de auto moet hebben voor een dekking bij diefstal. U geeft aan dat verzekerde een standaard alarm in de auto had. Dat wordt inderdaad ook bevestigd door onze expert. Echter is er een groot verschil tussen een klasse 1 alarm (startonderbreker) en een klasse 3 alarm. De klasse 1 alarm heeft geen hellingshoekdetectie.
U geeft aan; "Gelet op de nieuwwaarde van de auto dient de auto voorzien te zijn van een
alarminstallatie klasse 3 met hellingshoekdetectie." In Duitsland is een klasse 3 alarm niet
verplicht. De auto wordt dan ook niet standaard afgeleverd met een klasse 3 alarm zoals dat in Nederland wel gebruikelijk is. In Duitsland wordt de [auto merk] type [type] dan ook standaard geleverd met een klasse 1 alarm. In Nederland is een klasse 3 alarm wel verplicht en dient aangetoond te worden middels een geldige certificaat. Nu dit certificaat ontbreekt, is er geen dekking op de autoverzekering voor diefstal.
Het is aan verzekerde om aan te tonen dat zijn [auto merk] type [type] een alarm had welke gelijk is gesteld met een klasse 3 alarm zoals dat in Nederland vereist is.’
3.11.
In een aanvullend rapport van 29 maart 2018 heeft [de vennootschap 1] onder meer vermeld:
‘- Een beveiligingssysteem heeft tevens onderhoud nodig en is aan slijtages onderhevig. Drie jaar na de inbouw van het alarmsysteem dient dit systeem herkeurd te worden. Daarna dient dit systeem na goedkeuring jaarlijks herkeurd te worden om te voldoen aan de goedkeuring eis. Zelfs indien het voertuig, dat gefabriceerd is voor 22 mei 2014 voorzien zou zijn van een goedgekeurd systeem diende deze na drie jaren herkeurd te worden om de geldigheid van de goedkeuring te behouden.
- De stelling dat de auto voorzien is van het [auto merk] Assistsysteem en daarom eenvoudig te traceren is, is niet juist. De auto is weliswaar voorzien van dit systeem maar voor dit systeem is een abonnement van toepassing. Doordat dit abonnement niet aanwezig is kan de auto ook niet worden getraceerd door de officiële opsporingsdiensten.’

4.De procedure in eerste aanleg

4.1.
In de onderhavige procedure heeft [appellant] in de inleidende dagvaarding zijn vorderingen als volgt omschreven:
‘ [appellant] vordert nakoming van de overeenkomst inhoudende dat Nationale Nederlanden vergoedt de verzekeringswaarde van de auto welke [appellant] vooralsnog bepaald op
€ 32.285,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de diefstal te weten 23 november 2017’
en verder dat Nationale Nederlanden wordt veroordeeld:
‘te voldoen aan eiseres tegen een deugdelijk bewijs van kwijting, de verzekeringswaarde van het door eiseres verzekerde voertuig per datum diefstal te vermeerderen met de wettelijke rente sedert 23 november 2017’.
4.2.
Nationale Nederlanden heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De stellingen en verweren van partijen komen hierna aan de orde, voor zover in hoger beroep van belang.
4.3.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering afgewezen.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1.
[appellant] heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd. Hij heeft geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog toewijzen van de vorderingen.
5.2.
In deze procedure staat de zogenoemde diefstalpreventieclausule ter discussie. De diefstalpreventieclausule is de clausule die hiervoor is vermeld in 3.5. Met zijn vorderingen wil [appellant] bewerkstelligen dat Nationale Nederlanden alsnog de schade vergoedt, die hij heeft geleden door de diefstal van zijn auto. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis kort gezegd overwogen dat het voor [appellant] uit de polis en de brief van Nationale Nederlanden van 29 maart 2017 duidelijk moest zijn dat het niet voldoende was dat de auto af-fabriek beschikte over een alarmsysteem met hellinghoek-detectie. De diefstalpreventieclausule gold voor elke auto, ook geïmporteerde auto’s.
5.3.
Grief I bevat [appellant] verschillende bezwaren tegen het oordeel van de rechtbank. Het hof bespreekt deze bezwaren hierna.
Zorgplicht
5.4.
[appellant] heeft de verzekering online aangevraagd. Hij is van mening dat Nationale Nederlanden het aanvraagsysteem zo had moeten inrichten dat een aanvraag niet mogelijk was als de aanvrager bij een dergelijke auto niet zou vermelden dat de auto beschikte over het vereiste alarmsysteem en certificaat. [appellant] vindt dat hij bij het online aanvragen in elk geval erop had moeten worden gewezen dat voor deze auto een dergelijk alarmsysteem en certificaat waren vereist, zoals thans wel gebeurd.
5.5.
Voor zover op Nationale Nederlanden in dit opzicht een zorgplicht rust, is er onvoldoende aangevoerd om het oordeel te rechtvaardigen dat deze zorgplicht meebrengt dat Nationale Nederlanden consumenten als [appellant] ervoor had moeten behoeden een dergelijke verzekering af te sluiten door de aanvraag te blokkeren, indien zij ‘nee’ zouden aanklikken op de vraag of de te verzekeren auto was voorzien van het vereiste alarmsysteem met bijbehorend certificaat. Ten overvloede voegt het hof hieraan het volgende toe.
De blokkade die [appellant] bepleit, zou neerkomen op het bij voorbaat weigeren van de verzekering, althans van dekking voor schade door diefstal. Het weigeren van de verzekering of dekking is niet zonder meer in het belang van een consument. De weigering kan immers tot gevolg hebben dat de auto niet verzekerd is tegen schade door diefstal. Veeleer is het in het belang van de verzekerde dat de dekking aanstonds ingaat, maar de verzekerde de gelegenheid wordt geboden om alsnog binnen een bepaalde termijn te voldoen aan de voorwaarden van de diefstalpreventieclausule. Nationale Nederlanden heeft die gelegenheid in dit geval ook geboden. Daarnaast valt ook te betwijfelen of een blokkade het door [appellant] gewenste effect heeft. Als een aanvrager meent, zoals [appellant] stelt te hebben gedaan, dat de auto aan de voorwaarden van de diefstalpreventieclausule voldoet, is niet zonder meer te verwachten dat hij de hiervoor bedoelde vraag met ‘nee’ zal beantwoorden.
5.6.
Van Nationale Nederlanden mocht wel worden verlangd dat zij de diefstalpreventieclausule en het gevolg van het niet-voldoen daaraan nadrukkelijk en in niet mis te verstane bewoordingen onder de aandacht van [appellant] bracht, gelet op de ingrijpende aard van dat gevolg, te weten het verval en ontbreken van dekking van schade bij diefstal van de auto. Er is echter geen regel die voorschrijft dat dit al tijdens het digitale aanvraagproces moest plaatsvinden. Het volstaat dat, zoals in dit geval is gebeurd, [appellant] onmiddellijk na de aanvraag bij de acceptatie van de verzekering in de brief van
29 maart 2017 en in de polis van die datum expliciet is gewezen op de diefstalpreventieclausule en het gevolg van het verval van dekking bij het niet-tijdig voldoen aan de voorwaarden van de clausule. Overigens heeft Nationale Nederlanden in de memorie van antwoord aangevoerd en onderbouwd dat ook in 2017 de aanvrager al bij het online aanvragen van de verzekering op de diefstalpreventieclausule werd gewezen. Het hof laat in het midden dat [appellant] overigens niet aan de vorderingen ten grondslag heeft gelegd dat Nationale Nederlanden hem niet tijdig met de diefstalpreventieclausule bekend heeft gemaakt. De kern van zijn betoog is dat hij meende en mocht menen dat de auto aan de voorwaarden van de clausule voldeed.
Wel of niet overeengekomen, nietig of vernietigbaar
5.7.
[appellant] voert aan dat de diefstalpreventieclausule een aanvullende voorwaarde was, waarvan hij pas na de aanvraag en de acceptatie van de verzekering kennis heeft kunnen nemen. [appellant] verbindt daaraan de conclusie dat de diefstalpreventieclausule niet is overeengekomen, althans nietig of vernietigbaar is.
5.8.
De stelling van [appellant] dat de diefstalpreventieclausule niet is overeengekomen, is onvoldoende toegelicht. In de eerste plaats zijn geen feiten of omstandigheden aangedragen die het oordeel rechtvaardigen dat in dit geval reeds met het indienen van de aanvraag een verzekering tot stand kwam. Bij het accepteren van de aanvraag heeft Nationale Nederlanden aan [appellant] meegedeeld onder welke voorwaarden zij de aanvraag accepteerde. Een van de voorwaarden was de diefstalpreventieclausule. Voor het geval [appellant] daarmee nog niet bekend was en hij de verzekering niet onder deze voorwaarde wilde sluiten, had hij de verzekeringsovereenkomst kunnen ontbinden (art. 6:230x BW). [appellant] is daarop gewezen (zie 3.2). [appellant] heeft de verzekeringsovereenkomst niet ontbonden en hij heeft ook geen bezwaar tegen de clausule aan Nationale Nederlanden kenbaar gemaakt. Waaruit moet worden opgemaakt dat de clausule desondanks niet behoort tot de overeengekomen voorwaarden, heeft [appellant] niet duidelijk gemaakt. Bij dit alles laat het hof nog in het midden dat [appellant] volgens Nationale Nederlanden al tijdens het digitale aanvraagproces op de diefstalpreventieclausule is gewezen.
5.9.
Waarom de diefstalpreventieclausule nietig zou zijn, heeft [appellant] niet toegelicht. [appellant] heeft ook niet vermeld op welke grondslag de clausule vernietigbaar is.
Voor zover [appellant] heeft willen betogen dat Nationale Nederlanden hem geen redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de clausule kennis te nemen (art. 6:233, aanhef en onder b, BW in samenhang met art. 6:234 BW), overweegt het hof het volgende.
De diefstalpreventieclausule is onderdeel van de primaire omschrijving van de dekking die Nationale Nederlanden wilde verlenen. De dekking van een verzekering betreft de kern van de prestatie, waartoe de verzekering Nationale Nederlanden verplichtte. Een dergelijk kernbeding valt niet onder het bereik van de regeling van de algemene voorwaarden in art. 6:231 en volgende BW, voor zover het beding duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd.
De diefstalpreventieclausule was duidelijk en begrijpelijk geformuleerd, omdat een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument daaruit kon opmaken dat er alleen dekking was voor schade door diefstal, als de auto was voorzien van het voorgeschreven alarmsysteem. Indien het voor [appellant] onduidelijk was of zijn auto aan de eisen voldeed, betekent dit niet dat de clausule op zichzelf onduidelijk of onbegrijpelijk was. Verder geldt dat Nationale Nederlanden [appellant] in elk geval van de clausule kennis heeft laten nemen toen zij hem meedeelde dat zij zijn aanvraag accepteerde, dus bij het sluiten van de verzekering. Waarom dit niet tijdig is in de zin van art. 6:233, aanhef en onder b, BW in samenhang met art. 6:234 BW, heeft [appellant] niet toegelicht.
Uitleg
5.10.
[appellant] is verder van mening dat hij als elke weldenkende consument de diefstalpreventieclausule zo mocht begrijpen, dat die alleen gold voor auto’s die niet reeds, althans niet ‘af-fabriek’, waren voorzien van een alarmsysteem klasse 3 met hellingdetectie en waarbij een dergelijk systeem dus alsnog moest worden ingebouwd. De clausule spreekt immers van ‘inbouwen’ en [auto merk] verstrekt bovendien geen certificaat bij verkoop van een dergelijke auto, aldus [appellant] . Volgens [appellant] volstaat het voor dekking onder de verzekering om aan te tonen dat de auto een alarmsysteem had dat gelijk is te stellen met het vereiste alarmsysteem.
5.11.
De vraag of [appellant] heeft mogen aannemen dat het alarmsysteem van de auto voldeed aan de eisen van de diefstalpreventieclausule, betreft de uitleg van de clausule. Uitleg van verzekeringsovereenkomsten vindt in de regel plaats aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Het komt dus in beginsel aan op de zin die partijen redelijkerwijs aan de clausule mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar
mochten verwachten. Nu partijen over de clausule niet hebben onderhandeld, zijn met name objectieve factoren doorslaggevend, zoals de bewoordingen van de clausule, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de eventueel bij de polisvoorwaarden behorende toelichting. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan ook acht worden geslagen op meer objectieve gezichtspunten, zoals de betekenis van begrippen in het algemeen spraakgebruik en in een specifieke setting en het doel en de functie van de verzekering. Wanneer de clausule voor verschillende uitleg vatbaar is, wordt een onduidelijkheid uitgelegd ten nadele van Nationale Nederlanden als de opsteller van de
voorwaarden, omdat [appellant] een consument is (uitleg contra proferentem). Uiteindelijk gaat het er in de kern om wat een redelijke uitleg van de clausule meebrengt.
5.12.
De diefstalpreventieclausule vermeldt zonder enig voorbehoud dat de auto van [appellant] ‘met een alarm met een hellingshoekdetectie moet zijn uitgerust volgens de eisen van VbV’ en dat [appellant] moest ‘beschikken over een geldig certificaat dat voldoet aan de eisen van de VbV’. Over het certificaat is vermeld dat [appellant] dit ontvangt als de auto een VbV-goedgekeurd beveiligingssysteem heeft dat is ingebouwd door een VbV-erkend inbouwbedrijf. Bij het accepteren van de aanvraag heeft Nationale Nederlanden bij afzonderlijke brief, met als onderwerp ‘Beveiliging van uw auto’, [appellant] er uitdrukkelijk op gewezen dat voor het type auto dat [appellant] had verzekerd, een hoog risico op diefstal bestond en dat de auto daarom ‘goed beveiligd moet zijn zoals in deze brief opgenomen’.
In deze brief is met nadruk en specifiek gewezen op de noodzaak van goedkeuring door VbV en de noodzaak en het belang van een geldig certificaat. Zowel in de brief als in de polis is uitdrukkelijk vermeld dat dekking vervalt of ontbreekt als niet aan de eisen is voldaan.
Met VbV wordt Stichting Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit bedoeld.
5.13.
Door deze mededelingen heeft [appellant] in de eerste plaats moeten inzien dat Nationale Nederlanden ervan uitging dat er bij zijn auto een groot risico op diefstal was en dat Nationale Nederlanden daarom veel gewicht toekende aan het op de juiste wijze van beveiligen van de auto tegen diefstal. Uit de mededelingen heeft [appellant] verder moeten opmaken dat het beveiligen niet alleen ging om een alarmsysteem met hellinghoekdetectie, maar ook dat van belang was dat het alarmsysteem voldeed aan de eisen van de VbV en door VbV was goedgekeurd en dat hij over een bijbehorend certificaat moest beschikken, dat geldig was en waarmee hij kon aantonen dat het alarmsysteem aan de eisen voldeed.
Gezien het uitdrukkelijk vermelden van het verval of ontbreken van dekking tegen schade door diefstal, indien niet aan de eisen werd voldaan, én de opmerking dat de auto goed beveiligd moest zijn zoals in de brief van 29 maart 2017 was opgenomen, had [appellant] alle reden om dit serieus te nemen. De auto van [appellant] had vanaf de fabriek een alarmsysteem. Hoe [appellant] echter heeft kunnen menen dat het alarmsysteem van zijn auto aan de eisen van de VbV voldeed en/of door VbV was goedgekeurd, en op grond waarvan hij heeft kunnen aannemen dat hij ondanks de uitdrukkelijke mededelingen daarover geen geldig certificaat nodig had, heeft [appellant] niet uitgelegd. Het is op zichzelf wel voor te stellen dat [appellant] zich afvroeg of het nodig was dat het al ingebouwde alarmsysteem van de auto aan de eisen voldeed, maar niet dat hij bij voorbaat aannam dat dit niet nodig was, zonder daarnaar bij Nationale Nederlanden navraag te doen en daarover van Nationale Nederlanden uitsluitsel te hebben gekregen. [appellant] heeft geen navraag gedaan en heeft daarom niet erop mogen vertrouwen dat het alarmsysteem voldeed aan de eisen die Nationale Nederlanden daaraan stelde voor het verlenen van dekking tegen schade door diefstal.
Het was, gelet op de uitdrukkelijke mededelingen van Nationale Nederlanden en hetgeen [appellant] daaruit moest opmaken, niet nodig dat Nationale Nederlanden daarboven [appellant] nog ervoor waarschuwde dat hij het al ingebouwde alarmsysteem moest laten keuren.
5.14.
Uit het voorgaande volgt dat [appellant] niet heeft voldaan aan de eisen van de diefstalpreventieclausule en dus niet aan de voorwaarden waaronder dekking tegen schade door diefstal is verleend.
Eisen VbV
5.15.
[appellant] heeft echter gewezen op de e-mail van 14 maart 2018 van een schademanager van Nationale Nederlanden (zie 3.10). Volgens [appellant] blijkt daaruit dat Nationale Nederlanden ook moet uitkeren als zonder certificaat vaststaat dat een auto aan de beveiligingseisen voldoet. Hij stelt dat vaststaat dat de auto was voorzien van een klasse 3 alarm met hellinghoekdetectie. Nationale Nederlanden erkent dat een materieel belang ontbreekt om dekking te weigeren, als [appellant] zonder certificaat kan aantonen dat het ingebouwde alarmsysteem voldeed aan de eisen van de VbV. Volgens Nationale Nederlanden kan niet worden aangenomen dat het alarmsysteem aan die eisen voldeed.
De auto was namelijk geproduceerd voor de Duitse markt, waar lagere eisen aan het alarmsysteem worden gesteld, en er kunnen na de productie tot de datum van aankoop door [appellant] aanpassingen aan het ingebouwde alarmsysteem zijn aangebracht. Nationale Nederlanden stelt dat zij niet kan uitsluiten dat de diefstal van de auto ermee verband houdt dat het alarm niet aan de eisen van de VbV voldeed.
5.16.
Het komt erop neer dat [appellant] recht heeft op uitkering als hij aantoont dat de auto op het moment van het sluiten van de verzekering was voorzien van een werkend alarmsysteem met hellinghoekdetectie dat voldeed aan de eisen van de VbV. [appellant] heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen, waaruit kan blijken dat dit het geval is. Ook als waar is dat de auto was voorzien van een alarmsysteem met hellinghoekdetectie, heeft hij niet concreet gemaakt dat dit systeem voldeed aan de eisen van de VbV. Uit de rapporten van [de vennootschap 1] van 16 februari 2018 en 29 maart 2018 blijkt dat het mogelijk is dat het ingebouwde alarmsysteem niet in alle opzichten aan de eisen van de VbV voldeed en dat het nodig was om het systeem op slijtage te controleren. [appellant] heeft daar niets tegenover gesteld, dat het oordeel rechtvaardigt dat desondanks in dit geval zonder meer ervan mag worden uitgegaan dat het ingebouwde alarmsysteem aan de eisen van de VbV voldeed en naar behoren functioneerde op het moment van het sluiten van de verzekering.
Evenmin heeft hij, voor zover relevant, feiten of omstandigheden naar voren gebracht die uitsluiten dat de diefstal zou zijn voorkomen als het alarmsysteem voldeed aan de eisen van de VbV.
Conclusie
5.17.
[appellant] heeft ook verder geen argumenten naar voren gebracht die kunnen leiden tot het toewijzen van zijn vorderingen. Aan het leveren van bewijs komt hij daarom niet toe.
5.18.
De conclusie is dat [appellant] onder de verzekering geen recht heeft op uitkering voor de schade door de diefstal van de auto. Grief I faalt.
5.19.
Grief II heeft geen zelfstandige betekenis en deelt dus het lot van grief I.
5.20.
[appellant] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van het hoger beroep dragen. Het hof stelt de proceskosten tot heden aan de zijde van Nationale Nederlanden als volgt vast:
- griffierecht € 2.020,00
- salaris advocaat
€ 1.442,00
totaal € 3.462,00
5.21.
Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen.

6.De uitspraak

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het bestreden vonnis;
6.2.
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, aan de zijde van Nationale Nederlanden vastgesteld op € 3.462,00;
6.3.
verklaart dit arrest zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, L.S. Frakes en J.M.W. Werker en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 maart 2021.
griffier rolraadsheer