ECLI:NL:GHSHE:2021:75

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
200.281.862_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vervangende toestemming verhuizing en zorgregeling voor minderjarigen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met haar kinderen naar Zuid-Limburg te verhuizen, terwijl de vader zich hiertegen verzette. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen bij de vader moesten verblijven en had een dwangsom opgelegd aan de moeder voor het geval zij niet zou terugverhuizen naar de gemeente waar de vader woont. De moeder stelde dat zij geen geschikte woning kon vinden in de omgeving van de vader en dat de verhuizing naar Zuid-Limburg in het belang van de kinderen was. De vader betwistte de noodzaak van de verhuizing en stelde dat de kinderen goed gedijen in hun huidige omgeving. Tijdens de mondelinge behandeling werd de mening van de kinderen gehoord, waarbij [minderjarige 1] aangaf bij de moeder te willen wonen. Het hof overwoog dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was. Het hof vernietigde de dwangsom en bepaalde dat de kinderen bij de vader blijven wonen, met een zorgregeling die hen in staat stelt om ook tijd bij de moeder door te brengen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 14 januari 2021
Zaaknummer: 200.281.862/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/273877 / FA RK 20-328
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.W.M. Mans,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.A.P.J. van den Biggelaar.
Deze zaak gaat over
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 2007, en
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 2010 (hierna gezamenlijk: de kinderen).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 2 juni 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 augustus 2020, heeft de moeder, voor zover thans nog van belang, verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
- aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om met de kinderen naar [plaats 1] te verhuizen, althans dat zij met de kinderen naar een dorp gelegen binnen een straal van 15 kilometer rondom [plaats 2] mag verhuizen, en de kinderen aldaar mag inschrijven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , te [postcode] [plaats 1] , althans op een adres in [plaats 2] of op een adres gelegen binnen een straal van 15 kilometer rondom [plaats 2] ;
- aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] als leerling in te schrijven met ingang van schooljaar 2020/2021 op het [college 1] College te [plaats 3] en [minderjarige 2] met ingang van het schooljaar 2020/2021 in te schrijven als leerling op de dichtstbijzijnde basisschool gerekend vanaf het nieuwe adres van de moeder;
- de zorgregeling tussen de vader en de kinderen wordt gewijzigd in die zin dat de kinderen bij de vader verblijven gedurende een weekend per twee weken vanaf vrijdag na school (uiterlijk om 16.00 uur) tot en met zondag, alsmede tweewekelijks op donderdag vanuit school tot vrijdagochtend voor school of in een weekend waarin de kinderen bij de moeder verblijven van vrijdag vanuit school tot zaterdag om 12.00 uur, alsmede de gehele herfstvakantie en extra op Koningsdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag en de dagen dat de kinderen roostervrij zijn van school, waarbij de overige vakanties en feestdagen in onderling overleg tussen partijen bij helfte worden verdeeld; de moeder draagt zorg voor het halen en brengen van de kinderen en zij stimuleert de kinderen om dagelijks contact met de vader te hebben via Skype of Whatsapp.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 september 2020, heeft de vader verzocht de verzoeken van de moeder in hoger beroep af te wijzen en voormelde beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de moeder in de proceskosten in beide instanties.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 november 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Mans;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van den Biggelaar;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.
Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 12 mei 2020;
  • de beschikking van dit hof van 1 oktober 2020 op het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen op 5 november 2020;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen op 9 november 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.1.
Bij beschikking van 24 juli 2019 heeft de rechtbank Oost-Brabant de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 11 november 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij de echtscheidingsbeschikking is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald en is een contactregeling tussen de kinderen en de vader vastgesteld zoals in die beschikking is weergegeven. Het verzoek van de moeder strekkende tot het verkrijgen van vervangende toestemming om met de kinderen naar Oostenrijk te mogen verhuizen is afgewezen.
3.2.2.
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 18 november 2019 is de moeder – kort gezegd – veroordeeld om terug te verhuizen naar een woning in [woonplaats] dan wel naar een woning gelegen binnen een straal van 20 kilometer gerekend vanaf de gemeentegrenzen van de gemeente [woonplaats] en zichzelf en de kinderen aldaar op het nieuwe woonadres in te schrijven in de Basisregistratie Personen.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
- bepaald dat de moeder binnen twee weken na de uitspraakdatum van de beschikking terug dient te verhuizen naar [woonplaats] casu quo een direct aan [woonplaats] grenzende gemeente en zichzelf en de kinderen aldaar dient in te schrijven in de Basisregistratie Personen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- ineens, te vermeerderen met een dwangsom van € 500,-- per dag dat de moeder in gebreke blijft aan haar verplichtingen te voldoen, met een maximum van € 50.000,--;
- bepaald dat voor het geval de moeder niet tijdig heeft voldaan aan het hiervoor bepaalde, de echtscheidingsbeschikking van 24 juli 2019 wordt gewijzigd met ingang van de datum waarop de moeder uiterlijk weer in [woonplaats] had moeten wonen, en bepaald dat de kinderen - totdat de moeder weer een woning in [woonplaats] casu quo een aan [woonplaats] grenzende gemeente heeft en daar haar intrek heeft genomen - hun hoofdverblijf bij de vader hebben, waarbij de kinderen bij de moeder verblijven overeenkomstig de zorgregeling die voor de vader geldt (zoals bij de echtscheidingsbeschikking is bepaald en in de bestreden beschikking op onderdelen is gewijzigd) en de moeder veroordeeld om aan deze regeling mee te werken op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- ineens, te vermeerderen met een dwangsom van € 500,-- per dag dat de moeder in gebreke blijft aan haar verplichtingen te voldoen, met een maximum van € 50.000,--;
- de vader toestemming verleend ter vervanging van de toestemming van de moeder om [minderjarige 1]
in te schrijven als leerling van het [college 2] College te [woonplaats] voor het schooljaar 2020/2021;
- de bij de echtscheidingsbeschikking vastgestelde zorgregeling gewijzigd en een zorgregeling tussen de vader en de kinderen bepaald zoals in de bestreden beschikking is weergegeven.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank tevens afgewezen:
- het primaire verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar Oostenrijk te verhuizen alsmede de bijkomende verzoeken (inschrijving school, wijziging zorgregeling met de vader);
- het subsidiaire verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats 2] te verhuizen alsmede de bijkomende verzoeken (inschrijving school, wijziging zorgregeling met de vader);
- het meer subsidiaire verzoek van de moeder om een raadsonderzoek te gelasten;
- het meest subsidiaire verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om de kinderen met ingang van het schooljaar 2020/2021 in te schrijven op scholen in [plaats 4] .
3.4.
Bij beschikking van 1 oktober 2020 van dit hof op het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad en tot het treffen van voorlopige voorzieningen heeft dit hof, naar aanleiding van de tussen partijen tijdens de mondelinge behandeling getroffen regeling voor de duur van de hoger beroepsprocedure en de intrekking door de moeder van haar verzoeken, de moeder niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad en in het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen en verstaan dat partijen voor de duur van de hoger beroepsprocedure de volgende zorgregeling almede de volgende bijkomende punten hebben afgesproken:
- in week 1: de kinderen verblijven bij de moeder vanaf donderdag na school tot maandagochtend voor school;
- in week 2 en in week 3: de kinderen verblijven bij de moeder vanaf vrijdag na school tot maandagochtend voor school;
- in week 4: de kinderen verblijven bij de moeder vanaf donderdag na school tot vrijdagochtend voor school. Aansluitend verblijven de kinderen bij de vader vanaf vrijdag na school tot maandagochtend voor school;
- in al deze gevallen haalt en brengt de moeder de kinderen;
- de kinderen worden niet betrokken - ook niet via de telefoon - bij keuzes en emoties van de ouders;
- de kinderen blijven op school in [woonplaats] ;
- partijen nemen in week 38 (14 september 2020 tot en met 20 september 2020) contact op met Buro [buro] .
3.5.
De moeder kan zich met de bestreden beschikking (deels) niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Het hoger beroep van de moeder richt zich niet tegen de afwijzing van het primaire verzoek.
3.6.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan.
Voor de moeder is sprake van een noodzaak om naar Zuid-Limburg te verhuizen. Het is haar niet gelukt in of rondom [woonplaats] een betaalbare en geschikte woning te vinden. Er geldt een lange inschrijftermijn en de moeder voldoet niet aan de toewijzingscriteria voor een particuliere huurwoning. De betaalbare woningen voldoen niet qua woonoppervlak en huisdieren zijn veelal niet toegestaan. Omdat de moeder geen adres had waar zij zich kon inschrijven en zij geen onderdak had voor zichzelf, de kinderen en de huisdieren was zij genoodzaakt om zich bij haar ouders in [plaats 2] te vestigen. De moeder komt uit Limburg en los van haar voormalige werk en relatie heeft zij geen binding met [woonplaats] . Zij heeft tijdens het huwelijk ook altijd aangegeven dat zij terug wil naar Limburg.
Binnen het huwelijk is al besproken dat de logopediepraktijk niet door de moeder zal worden voortgezet en deze is op 18 december 2019 verkocht. De moeder heeft gesolliciteerd op vacatures in [woonplaats] maar zij is afgewezen. Zij heeft per september 2020 een brasserie in [plaats 1] overgenomen en zij woont er boven.
De moeder heeft net als de vader het recht om haar leven opnieuw vorm te geven en dit recht moet ook gerespecteerd worden. Het is in het belang van de kinderen dat zij hun hoofdverblijf bij de moeder hebben. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben deze wens zelf ook. [minderjarige 1] heeft dit kenbaar gemaakt en aan haar mening is onvoldoende gewicht toegekend. De kinderen hebben verdriet omdat zij bij de moeder willen zijn en alhoewel de moeder probeert om dit verdriet te neutraliseren, wordt zij hiermee wel geconfronteerd. De vader geeft ook aan niet te weten hoe hij moet omgaan met dit verdriet. De moeder heeft altijd voor het overgrote deel van de opvoeding en verzorging van de kinderen zorggedragen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] doen voor tal van dagelijkse bezigheden een beroep op de moeder. De moeder heeft niet het gevoel dat de vader haar dezelfde ruimte geeft in het contact met de kinderen als andersom. Vanwege zijn wisselende diensten is de vader beperkt beschikbaar voor de kinderen, terwijl de moeder tijdens de schooltijden werkzaam is en zij daarbuiten beschikbaar is voor de kinderen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn wel degelijk verbonden met en sociaal geïntegreerd in de omgeving van [plaats 2] . Enerzijds doordat zij deze omgeving tijdens het huwelijk regelmatig bezochten omdat opa en oma moederszijde, de zus van de moeder en de neefjes er wonen, en anderzijds vanwege het feit dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daar inmiddels maandenlang woonachtig zijn (geweest). [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kennen de buurtkinderen en de tennisclub. Doordat de moeder zich geen woning kan veroorloven in de wijk waar de vader woonachtig is, komen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in [woonplaats] of omgeving in een geheel nieuwe omgeving terecht. Zij zijn immers niet bekend met andere wijken en omliggende dorpen. Vanwege de afstand zullen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar een nieuwe school moeten, welke overigens sowieso zal wijzigen. [minderjarige 2] gedijt niet goed op haar huidige school en partijen zouden op zoek gaan naar een andere school. [minderjarige 1] gaat naar de middelbare school waardoor het voor haar mogelijk is om een nieuwe start te maken in Zuid-Limburg. Het is dan ook juist in het belang van de kinderen dat zij meeverhuizen naar het voor hen bekende en vertrouwde Zuid-Limburg en zij hebben die wens zelf ook geuit. De contactregeling met de vader blijft dan in stand. Indien de moeder een woning kan betrekken in [woonplaats] of een omliggende gemeente is het van belang dat [minderjarige 1] naar een middelbare school gaat die op fietsafstand ligt en niet te ver verwijderd is van de sociale omgeving waar zij zal gaan wonen en het [college 2] College voldoet hier niet aan.
De moeder heeft wel degelijk een doordachte en goed voorbereide keuze gemaakt in de situatie waarin zij zich bevond. De voorgenomen verhuizing naar Oostenrijk heeft zij destijds voorbereid. Omdat de moeder geen toestemming kreeg voor deze verhuizing moest zij een oplossing vinden voor haar woningnood en de verhuizing naar opa en oma moederszijde was de meest passende en best denkbare keuze. De moeder en de kinderen hebben daar een eigen leefgedeelte. De moeder heeft alles voor de kinderen zoveel mogelijk laten doorlopen. Zij bracht de kinderen naar school in [woonplaats] , zorgde ervoor dat de contactregeling met de vader werd nageleefd en zij nam de volledige reiskosten voor haar rekening. De vader heeft hiertegen toen niets ondernomen. Ten aanzien van de school heeft de moeder het logischerwijze bij de oriënterende fase gehouden en de kinderen niet zonder toestemming ingeschreven. De schoolkeuze stond wel al vast voor het geval de moeder en de kinderen in de omgeving van [plaats 2] zouden gaan wonen.
De moeder biedt voldoende alternatieven om voor de vader de gevolgen van de verhuizing te compenseren en/of te verzachten. De nu geboden compensatiemomenten zijn wel te combineren met de werkzaamheden van de vader. Ook neemt de moeder het halen en brengen voor haar rekening. De verhuizing heeft geen gevolgen voor de band tussen de vader en de kinderen en de frequentie van het contact. De vader is nimmer betrokken geweest bij sportactiviteiten van de kinderen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sporten niet meer in [woonplaats] , maar alleen in Zuid-Limburg.
Het is correct dat de verstandhouding tussen partijen momenteel niet goed is. Het mediationtraject leidt hopelijk tot verbetering. De vader verwijt de moeder dat zij niet voldoende overlegt maar de vader overlegt zelf niet met de moeder.
Waarom het perspectief van de kinderen in [woonplaats] ligt en niet elders kan liggen, is niet gemotiveerd.
Van de moeder kon niet worden verwacht dat zij binnen twee weken een woning in [woonplaats] zou kunnen huren en betrekken. Dat is in een periode van ruim een jaar niet gelukt. Ook had de moeder nog verplichtingen in verband met een huurovereenkomst van een woning in [plaats 4] , waardoor zij de financiële toets niet doorstaat. Verder voldoet de moeder niet aan de toelatingscriteria om als huurder te worden toegelaten.
Het is niet redelijk dat er dwangsommen zijn opgelegd. De moeder komt uitspraken ook na zonder dwangsommen. Deze dienen in ieder geval gematigd te worden gelet op het geringe inkomen van de moeder en omdat zij volledig is ingeteerd op haar vermogen. Ook is het opleggen van dubbele dwangsommen niet gerechtvaardigd. De dwangsommen leiden ook tot discussie tussen partijen.
3.7.
De vader voert, samengevat, het volgende aan.
Voor de moeder bestaat geen noodzaak om te verhuizen. De moeder weet sinds begin 2018 dat de vader nimmer toestemming zal geven voor een verhuizing. De vader heeft in kort geding moeten vorderen dat de moeder met de kinderen vanuit [plaats 2] terug zou komen naar [woonplaats] . Met voldoende inspanning is het wel mogelijk om een woning in [woonplaats] en omgeving te vinden. De wijk waar de vader woont heeft woningen in alle prijsklassen. En de andere wijken van [woonplaats] liggen op fietsafstand van elkaar. De moeder heeft ook een forse overwaarde uit de voormalige echtelijke woning ontvangen. De moeder probeert nu een noodzaak te creëren door in [plaats 1] iets te huren en daar een horecagelegenheid te gaan exploiteren.
De moeder heeft er zelf voor gekozen haar goedlopende logopediepraktijk te verkopen. De vader heeft dat altijd een onverstandige keuze gevonden en haar gewezen op haar financiële verantwoordelijkheden. De moeder heeft zich niet ingespannen om ander werk in [woonplaats] te vinden. Zij heeft slechts twee afwijzingen overgelegd. Dat de moeder een café in [plaats 1] gaat uitbaten en daarvoor verplichtingen is aangegaan, valt niet te rijmen met de door de moeder gestelde huurverplichtingen in [plaats 4] . Het lijkt weer een nieuw ondoordacht plan te zijn en het is de vraag hoe zij dit gaat combineren met de zorg voor de kinderen en haar frequente trips naar haar partner in Oostenrijk.
Het recht van de moeder op de vrijheid om haar eigen leven in te richten wordt begrensd door de rechten en belangen van de kinderen en de vader. De moeder is niet bezig met het belang van de kinderen, maar met haar eigen belang De moeder blijft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te veel beïnvloeden met haar eigen standpunten en zij blijft aan hen trekken. De kinderen zijn erg gevoelig voor het manipulatieve gedrag van de moeder en zij voelen zich verantwoordelijk voor haar geluk. De kinderen zullen de moeder nooit tegenspreken in haar wensen. Als het de wens van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is dat zij bij de moeder willen wonen, ligt het op de weg van de moeder om aan die wens tegemoet te komen en terug te verhuizen. Het is niet belangrijker voor de kinderen om in de buurt van opa en oma moederszijde en hun tante te wonen, dan in de buurt van hun vader. [plaats 2] is misschien een vertrouwde omgeving voor de kinderen geworden, maar zij zijn daar niet geworteld; dat zijn zij in [woonplaats] . Tijdens het huwelijk kwamen de kinderen maximaal eenmaal per maand in [plaats 2] en het familienetwerk van de moeder is minder close dan de moeder doet voorkomen. De moeder heeft het onnodig gecompliceerd en emotioneel moeilijker gemaakt door de kinderen lid te maken van sportclubs en hen verzorgpony’s te geven in [plaats 2] , teneinde de kinderen zoveel mogelijk uit hun sociale leven in [woonplaats] weg te halen. De wijziging van het hoofdverblijf vergde een omschakeling voor de kinderen, maar het gaat goed en zij zitten prima op hun plek bij de vader. De kinderen mogen uitspreken dat zij liever bij de moeder wonen en zij mogen hun voorkeur hebben. De vader heeft zijn leven afgestemd op [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hij heeft geen wisselende diensten. Hij begeleidt de kinderen met huiswerk en dagelijkse bezigheden, maar hij vindt zelfredzaamheid ook belangrijk. Tijdens het huwelijk had de vader een substantieel aandeel in de zorg en is hij altijd betrokken (geweest) bij activiteiten van de kinderen. Zo nu en dan regelt de vader opvang voor de kinderen, maar daar is niets op tegen. [minderjarige 1] gaat naar het [college 2] College en zij heeft zelf voor deze school gekozen. Haar wereld is ook groter geworden sinds zij naar de middelbare school gaat. Deze school ligt centraal in [woonplaats] en er gaan ook kinderen uit omliggende gemeenten naartoe. Het [college 1] in [plaats 4] is 13 kilometer fietsen vanuit [plaats 1] . Bij de vader is [minderjarige 1] vrolijk en actief. [minderjarige 2] heeft het inderdaad lastiger op school, maar een verandering van school biedt hiervoor geen oplossing en partijen hadden dit ook niet afgesproken. [minderjarige 2] heeft het nodig dat er rust komt in de thuissituatie. Zij start met toneel en dans in [woonplaats] .
Het is niet juist dat de vader de moeder geen extra contact met de kinderen gunt. Vanwege de overgang die de wijziging in het hoofdverblijf meebracht heeft de vader duidelijkheid willen scheppen omdat het niet hielp dat de moeder er steeds tussendoor kwam met haar aanwezigheid en manipulaties. Als de moeder het de kinderen in de toekomst gunt om het leuk te hebben bij de vader, ontstaat er meer ruimte voor flexibiliteit in het contact. Overigens was de moeder niet flexibel ten aanzien van het contact tussen de vader en de kinderen.
De verhuizing van de moeder is in het geheel niet voorbereid en doordacht. Zij huppelt van het ene wilde plan naar het andere. De moeder heeft de kinderen in [woonplaats] van school gehaald.
De compensatiemogelijkheden van de moeder zijn voor de vader niet acceptabel en realistisch. Het aanbod van de moeder om de extra kosten in verband met de contactregeling voor haar rekening te nemen is van ondergeschikt belang. De vader heeft er ook geen vertrouwen in dat de moeder die kosten in de toekomst voor haar rekening zal blijven nemen. De vader kiest ervoor om geen ‘weekendpapa’ te zijn. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moeten vrij tussen de ouders kunnen bewegen, maar dat gaat niet als de moeder op deze afstand woont. De afstand heeft wel degelijk gevolgen voor de contactregeling en de band tussen de vader en kinderen. De vader zal dan geen rol van betekenis meer spelen in het leven van de kinderen.
De verstandhouding tussen de ouders laat zeer te wensen over. Het mediationtraject is inmiddels stopgezet. Partijen gaan Buro [buro] benaderen voor een nieuw traject.
Dat de huurverplichtingen die de moeder nog in [plaats 4] zou hebben in de weg staat aan het huren van een woning in [woonplaats] blijkt nergens uit.
De dwangsommen zijn terecht opgelegd omdat de moeder er blijk van heeft gegeven zich niet te houden aan gerechtelijke uitspraken. Zonder de dwangsom zouden de kinderen nog altijd niet bij de vader ingeschreven zijn. De dwangsommen zijn redelijk en voor matiging bestaat geen aanleiding. De strijd wordt niet verergerd door de opgelegde dwangsommen maar doordat de moeder zich niet aan de uitspraken houdt waardoor zij dwangsommen verbeurt.
Indien het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder wordt bepaald, sluit de contactregeling uit de bestreden beschikking het meest aan bij de behoeften van de kinderen en de vader.
3.8.
De raad heeft, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht.
Kinderen zouden niet moeten hoeven kiezen, maar dat moeten [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wel. De raad ziet geen noodzaak voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om te verhuizen. Het sociale leven van de kinderen bevindt zich nog in [woonplaats] . [minderjarige 1] is dit schooljaar op de middelbare school gestart en het is niet verstandig om daar op korte termijn verandering in aan te brengen. Het is belangrijk dat er een uitspraak komt over de verhuizing zodat partijen kunnen gaan werken aan het verbeteren van hun communicatie met behulp van Buro [buro] .
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
Vervangende toestemming verhuizing
3.9.2.
De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen.
Bij een dergelijke beslissing dient het hof - conform vaste rechtspraak - alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
Hoewel het belang van de minderjarige een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarige.
3.9.3.
Naar het hof is gebleken verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sinds 16 juni 2020 bij de vader.
3.9.4.
Het hof gaat niet mee met de stelling van de moeder dat een verhuizing naar Zuid-Limburg noodzakelijk is/was. Zo is niet gebleken dat de moeder zich voldoende heeft ingespannen om in (de omgeving van) [woonplaats] een passende woning te verkrijgen. De moeder heeft daarentegen aangegeven dat zij geen binding meer heeft met (de omgeving van) [woonplaats] en dat zij al tijdens het huwelijk graag terug wilde naar Zuid-Limburg. Ten aanzien van de mogelijkheid om via een urgentieverklaring in aanmerking te komen voor een woning in (de omgeving van) [woonplaats] heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling van het hof verklaard dat het een half jaar kon duren voordat zij een woning toegewezen zou krijgen en dat er dan sprake zou zijn van een vaste huurtermijn (van een jaar). Dit wilde zij niet omdat (onderhavige) procedure nog liep. Het hof leidt hieruit af dat de moeder niet alles op alles heeft gezet om woonruimte in [woonplaats] en omgeving te vinden.
Ook bestond er geen noodzaak om in verband met haar werk naar Zuid-Limburg te verhuizen. Vast is komen te staan dat de moeder nog tot eind 2020 inkomsten genereerde uit haar voormalige logopediepraktijk in [woonplaats] en dat zij deze heeft verkocht.
De moeder heeft een drietal sollicitaties overgelegd op vacatures in (de omgeving van) [woonplaats] . Hiermee heeft de moeder eveneens onvoldoende aangetoond dat zij geen werk kon vinden in (de omgeving van) [woonplaats] , dan wel daar als zelfstandig ondernemer aan de slag kon gaan.
3.9.5.
Dat de moeder net als de vader het recht wil hebben om haar leven opnieuw vorm te geven en dat dit recht ook gerespecteerd moet worden, laat onverlet dat ook de belangen van de kinderen en die van de vader hierbij in het geding zijn. Volgens de moeder is het in het belang van de kinderen dat zij hun hoofdverblijf bij de moeder hebben. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben deze wens zelf ook en zij zijn bekend met de omgeving van Zuid-Limburg.
Het hof heeft goed gehoord dat [minderjarige 1] in het gesprek genoemd onder 2.4 heeft laten blijken dat zij graag bij de moeder in Limburg wil wonen, maar zoals de eerste rechter heeft overwogen, is het aan het hof om hierover een beslissing te nemen, nu de ouders dit geschil aan hem hebben voorgelegd.
Het hof zal hierbij alle belangen betrekken, waaronder het in standhouden van het goede contact van de kinderen met de vader.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn geboren en opgegroeid in [woonplaats] , hun vader woont daar, zij gaan in [woonplaats] naar school en hun sociale leven speelt zich nog altijd (grotendeels) daar af. Ook indien de moeder in een andere wijk of in de omgeving van [woonplaats] zou komen te wonen, is het niet aannemelijk dat hun sociale leven zich om die reden zal verplaatsen. Zo heeft de moeder in dat verband niet weersproken dat in ieder geval de andere wijken van [woonplaats] op fietsafstand van elkaar liggen en onweersproken is dat op de school van [minderjarige 1] ook kinderen uit omliggende gemeenten komen.
Hoewel de moeder de wens heeft om naar de haar van ouds vertrouwde omgeving te verhuizen en zij, naar het hof is gebleken, inmiddels een woning heeft gevonden in [plaats 1] en daar een brasserie runt, hetgeen het voor haar bemoeilijkt om terug te keren naar (de omgeving van) [woonplaats] , maakt dit nog niet dat het daarmee in het belang is voor de kinderen om naar [plaats 1] te verhuizen. Dit alles komt voor rekening en risico voor de moeder, nu de moeder de keuze heeft gemaakt om te verhuizen zonder dat zij hiertoe, zoals hiervóór is overwogen, genoodzaakt was. De moeder is daarbij in haar keuze waar zij met haar kinderen wil wonen, niet standvastig, want waar zij in de onderhavige procedure (ingeleid bij verzoekschrift van 8 november 2019) toestemming vraagt om naar Zuid-Limburg te verhuizen, was haar voornemen in de echtscheidingsprocedure nog om naar Oostenrijk te verhuizen. Dit alles acht het hof niet in het belang van de kinderen.
De vader woont in een voor de kinderen veilige en vertrouwde omgeving en is voornemens daar te blijven wonen. [minderjarige 1] is inmiddels gestart op de middelbare school in [woonplaats] en lijkt het daar naar haar zin te hebben. Niet is gebleken dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader in strijd met hun belangen zou zijn. Uit het gesprek met [minderjarige 1] kwam weliswaar naar voren dat zij een uitgesproken voorkeur heeft om bij de moeder te wonen, maar zij heeft geen bezwaren geuit tegen het wonen bij de vader, zij het dat zij bij hem graag een eigen kamer wil hebben. Verder heeft [minderjarige 1] aangegeven dat zij goed met de vriendin van de vader kan opschieten.
3.9.6.
Niet is gebleken dat de moeder de verhuizing naar [plaats 1] voldoende heeft doordacht en voorbereid. Evenmin is gebleken dat de moeder hierover overleg heeft gevoerd met de vader. Zoals hiervóór is overwogen heeft de moeder zich in eerste instantie gericht op een verhuizing naar Oostenrijk, vervolgens naar [plaats 2] en nu naar [plaats 1] , hetgeen lijkt voort te komen uit haar wens om zich in eerste instantie bij haar partner in Oostenrijk te vestigen en in tweede instantie in de omgeving van haar ouders te willen wonen. Zij heeft daarbij niet, dan wel onvoldoende vanuit de belangen van de kinderen gedacht. Het hof neemt verder over hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder 4.11 en maakt dat tot het zijne.
3.9.7.
De door de moeder geboden compensatie voor het contactverlies tussen de vader en de kinderen staat naar het oordeel van het hof nog altijd niet in verhouding tot het verlies aan structurele contacturen. Net als de eerste rechter heeft overwogen zijn op dit moment vanwege de nog jonge leeftijd van de kinderen, de structurele doordeweekse contacten van groot belang. Weliswaar geeft de moeder aan dat zij graag in overleg met de vader tot een contactregeling komt die naar ieders tevredenheid is, maar de betrokkenheid van de vader bij het dagelijkse leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , bij hun (buiten)schoolse en sport- activiteiten en de mogelijkheid tot het hebben van spontane contactmomenten buiten de contactregeling om, wordt door de afstand substantieel beperkt. Dit zal er dan ook toe leiden dat de band tussen de vader en de kinderen en de rol van de vader zal veranderen. Daarbij zal de vader vanwege zijn werk niet altijd in staat zijn om de kinderen op te vangen tijdens de compensatiemomenten.
3.9.8.
Dat de moeder het halen en brengen en de extra kosten van de contactregeling na de verhuizing voor haar rekening neemt, acht het hof van ondergeschikt belang.
3.9.9.
Duidelijk is dat de verstandhouding tussen de ouders ernstig is verstoord en dat zij niet, althans onvoldoende, in staat zijn tot constructieve communicatie en overleg. Met de raad acht het hof het van belang dat partijen het traject bij Buro [buro] zullen voortzetten teneinde hun onderlinge verstandhouding en communicatie te verbeteren. Het is aan partijen om zich in te zetten met het resultaat dat de kinderen het zowel bij de moeder als bij de vader prettig mogen hebben en dat zij niet tussen de ouders hoeven te kiezen.
3.9.10.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat het recht van de moeder en haar belang om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verhuizen en de vrijheid om haar leven opnieuw in te richten niet zwaarder weegt dan het belang van de kinderen en de vader bij een voortgezet verblijf van de kinderen in [woonplaats] of omgeving.
3.9.11.
Het hof acht het onjuist dat de rechtbank een dwangsom heeft verbonden aan de aan de moeder opgelegde verplichting om terug te verhuizen naar (de omgeving van) [woonplaats] . Immers het was voldoende wanneer de moeder, wanneer zij niet zou terugverhuizen, eraan zou meewerken dat de kinderen weer bij de vader zouden wonen. Aan die laatste verplichting was ook een dwangsom verbonden, maar ook daarvoor ziet het hof niet voldoende aanleiding.
Contactregeling
3.9.12.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande dan wel een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.9.13.
Het hof acht de contactregeling, welke partijen zijn overeenkomen tijdens de mondelinge behandeling op het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad en tot het treffen van voorlopige voorzieningen, het meest wenselijk in het belang van de kinderen. Weliswaar geeft de moeder aan dat zij deze regeling te beperkt vindt indien het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader wordt bepaald en wil zij dat de kinderen dan ieder weekend bij haar verblijven, maar het hof acht het niet in het belang van de kinderen indien zij geen enkel weekend meer in [woonplaats] doorbrengen. Het sociale leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] speelt zich af in [woonplaats] en zij moeten ook af en toe een weekend met de vader kunnen zijn.
Het hof zal geen regeling inzake de verdeling van de feest- en vakantiedagen bepalen. Het hof gaat er van uit dat partijen dit in onderling overleg tijdens hun traject bij Buro [buro] regelen.
3.10.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
Proceskosten
3.11.
Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en wijst het verzoek van de vader dan ook af.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 2 juni 2020, wat betreft de oplegging van een dwangsom zowel voor het geval de moeder niet naar [woonplaats] zou terugverhuizen als voor het geval zij niet zou meewerken aan hoofdverblijf bij de vader, en voorts wat betreft de daarbij vastgestelde contactregeling;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een contactregeling vast, inhoudende dat de kinderen bij de moeder verblijven:
- in week 1: vanaf donderdag na school tot maandagochtend voor school;
- in week 2 en in week 3: vanaf vrijdag na school tot maandagochtend voor school;
- in week 4: vanaf donderdag na school tot vrijdagochtend voor school; aansluitend verblijven de kinderen bij de vader vanaf vrijdag na school;
waarbij de moeder zorgdraagt voor het halen en brengen van de kinderen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, H. van Winkel en C.L.M. Smeets en is op 14 januari 2021 uitgesproken door mr. P.P.M. van Reijsen in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.