‘III. Opnieuw rechtdoende, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, des dat de één
betalende, de ander zou zijn bevrijd betreffende vorderingen waartoe zij als
schuldenaar hoofdelijk verbonden zijn en aldus:
IV. [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen om aan de curator te betalen, een bedrag van
€ 90.820,11, althans een bedrag dat uw hof in goede justitie juist acht, vermeerderd
met de wettelijke handelsrente vanaf 5 dagen nadat [geïntimeerden] deze bedragen van de
zorgverzekeraar heeft ontvangen, dan wel zes weken na indienen van de declaraties
via het declaratiesysteem bij de zorgverzekeraar, dan wel vanaf een datum door uw
hof in goede justitie te bepalen;
V. [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen om aan de curator te betalen, een bedrag van
€ 1.683,20 zijnde de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf de dag van het uitbrengen van deze dagvaarding;
VI. [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen om al hetgeen de curator ter uitvoering van
het bestreden vonnis aan hen heeft voldaan aan de curator terug te betalen,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van
terugbetaling;
VII. [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van beide instanties alsmede die
van de incidentele vordering, te vermeerderen met de nakosten ten belope van
€ 131,-- zonder betekening, en verhoogd met € 68,-- in geval van betekening, een
en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest, en – voor
het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te
vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf
bedoelde termijn voor voldoening.’