ECLI:NL:GHSHE:2021:740
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis van de economische politierechter inzake taxivervoer zonder vergunning
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het verrichten van taxivervoer zonder vergunning, wat resulteerde in een taakstraf van 40 uren of 20 dagen hechtenis. De verdachte heeft op 21 januari 2019 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het eerdere vonnis. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft het beroep van de verdediging verworpen en zich verenigd met de gronden van het eerdere vonnis. Het hof oordeelt dat de politieambtenaar terecht de bevoegdheid had om de verdachte te verplichten zijn rijbewijs ter inzage af te geven, en dat er geen sprake was van een vormverzuim of détournement de pouvoir. Tevens heeft het hof opgemerkt dat de Hoge Raad eerder heeft bepaald dat de vraag of er daadwerkelijk voor het vervoer is betaald, niet doorslaggevend is voor de overtreding van de Wet personenvervoer 2000.
Het hof heeft ook de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM in overweging genomen en vastgesteld dat deze in eerste aanleg niet is geschonden, maar dat er in de fase van hoger beroep een overschrijding van bijna 2 maanden heeft plaatsgevonden. Het hof concludeert dat, gezien de aard en duur van de op te leggen straf, het volstaat met de constatering van deze schending. Uiteindelijk bevestigt het hof het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn gedaan.