ECLI:NL:GHSHE:2021:74
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een hoger beroep door de moeder
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder van een minderjarige, geboren in 2011, tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder verzocht om vernietiging van de eerdere beschikkingen van 29 oktober en 10 november 2020, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van haar kind was verleend. De moeder stelt dat de uithuisplaatsing onterecht is en dat haar kind thuis geplaatst dient te worden. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) hebben de uithuisplaatsing verdedigd, waarbij zij wijzen op de gedragsproblemen van de minderjarige en de onveilige thuissituatie.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 januari 2021 zijn de moeder, de raad en de GI gehoord. De moeder heeft aangegeven dat zij altijd open heeft gestaan voor hulpverlening en dat er nooit sprake is geweest van een onveilige opvoedsituatie. De raad en de GI hebben echter betoogd dat de situatie verslechterd is en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. Het hof heeft de wettelijke vereisten voor de machtiging tot uithuisplaatsing getoetst en geconcludeerd dat deze nog steeds voldaan zijn. De moeder kan de problematiek van haar kind momenteel niet aan en er is onvoldoende verbetering in de thuissituatie.
Het hof heeft uiteindelijk de bestreden beschikkingen van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De beslissing is genomen met het oog op de noodzaak van observatie en onderzoek naar de gedragsproblemen van de minderjarige en de interactie met de moeder. Het hof heeft de machtiging tot uithuisplaatsing als noodzakelijk beoordeeld, met als doel dat de minderjarige en de moeder in de toekomst weer samen kunnen wonen.