ECLI:NL:GHSHE:2021:733

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
200.243.981_01 en 200.259.170_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een eerdere beschikking van 18 juni 2020 met betrekking tot gezag en omgangsregeling van de minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F.M. van Weegberg, heeft verzocht om aanvulling van de beschikking, specifiek om te bepalen dat hij voorlopig gerechtigd is tot omgang met de minderjarige gedurende de eerste week van de meivakantie. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Akdeniz, heeft in haar reactie aangegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen de voorgestelde regeling en dat zij eerder een verdeling van de meivakantie had voorgesteld waarbij de minderjarige de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder verblijft.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen bezwaar is van de moeder tegen het verzoek van de vader en dat de raad niet heeft gereageerd op het verzoek. Het hof concludeert dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader voorlopig gerechtigd is tot omgang gedurende de eerste week van de meivakantie. De beschikking van 18 juni 2020 wordt dan ook aangevuld met deze voorlopige regeling.

De beslissing van het hof is op 11 maart 2021 uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters E.L. Schaafsma-Beversluis, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en A.J.F. Manders aanwezig waren. De griffier zal een afschrift van de verbeterde beschikking aan de partijen verstrekken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 maart 2021
Zaaknummers: 200.243.981/01 (gezag) en 200.259.170/01 (omgang)
Zaaknummers eerste aanleg: C/02/280321 FA RK 14-2497 (gezag) en C/02/350310 FA RK 18-5293 (omgang)
in de zaken in hoger beroep van:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.F.M. van Weegberg,
tegen

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. E. Akdeniz.
Overwegingen
Het hof heeft een beschikking tussen partijen gegeven op 18 juni 2020
.
Bij brief van 29 december 2020 heeft de advocaat van de vader het hof verzocht om aanvulling van voormelde beschikking. Het gaat daarbij om een aanvulling van het dictum met de bepaling dat de vader voorlopig gerechtigd is tot omgang met [minderjarige] gedurende de eerste week van de meivakantie, althans om aanvulling met een voorlopige regeling voor de meivakantie welke het hof juist acht. De advocaat van de vader heeft het door het hof verstrekte afschrift van de beschikking aan het hof gezonden.
De advocaat van de moeder is in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren. Bij brief van 15 januari 2021 heeft hij namens de moeder verklaard dat de moeder eerder als reactie op het raadsrapport een verdeling ten aanzien van de meivakantie heeft voorgesteld waarbij [minderjarige] de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder verblijft. Tevens heeft de advocaat van de moeder verklaard dat de moeder er geen bezwaar tegen heeft dat ook de meivakantie bij helfte wordt verdeeld. Uit het voorgaande leidt het hof af dat de moeder geen bezwaar heeft tegen inwilliging van het verzoek van de vader. De raad is in de gelegenheid gesteld op het verzoek van de vader te reageren, maar heeft binnen de gestelde termijn niet gereageerd. De advocaat van de moeder en de raad hebben het door het hof verstrekte afschrift van de beschikking niet aan het hof gezonden.
Het hof stelt vast dat is verzuimd een beslissing te geven over een voorlopige regeling met betrekking tot de meivakantie alsmede dat partijen het eens zijn over de verdeling van de meivakantie tussen de ouders. Het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat de vader voorlopig gerechtigd is tot omgang met [minderjarige] gedurende de eerste week van de meivakantie.
Voormelde beschikking zal mitsdien op de volgende wijze worden aangevuld.
De beslissing
Het hof:
bepaalt dat het dictum van de gegeven beschikking van 18 juni 2020 moet worden aangevuld met:
‘bepaalt dat de vader
voorlopig, tot daarop nader wordt beslist, gerechtigd is tot omgang met [minderjarige] gedurende de eerste week van de meivakantie;’
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 11 maart 2021 wordt vermeld op de minuut van de beschikking van 18 juni 2020 en dat de griffier van de verbeterde minuut aan partijen een afschrift verstrekt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en A.J.F. Manders en is op 11 maart 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.