Uitspraak
[de vader] ,
[de moeder] ,
,
.
voorlopig, tot daarop nader wordt beslist, gerechtigd is tot omgang met [minderjarige] gedurende de eerste week van de meivakantie;’
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een eerdere beschikking van 18 juni 2020 met betrekking tot gezag en omgangsregeling van de minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F.M. van Weegberg, heeft verzocht om aanvulling van de beschikking, specifiek om te bepalen dat hij voorlopig gerechtigd is tot omgang met de minderjarige gedurende de eerste week van de meivakantie. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Akdeniz, heeft in haar reactie aangegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen de voorgestelde regeling en dat zij eerder een verdeling van de meivakantie had voorgesteld waarbij de minderjarige de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder verblijft.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen bezwaar is van de moeder tegen het verzoek van de vader en dat de raad niet heeft gereageerd op het verzoek. Het hof concludeert dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader voorlopig gerechtigd is tot omgang gedurende de eerste week van de meivakantie. De beschikking van 18 juni 2020 wordt dan ook aangevuld met deze voorlopige regeling.
De beslissing van het hof is op 11 maart 2021 uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters E.L. Schaafsma-Beversluis, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en A.J.F. Manders aanwezig waren. De griffier zal een afschrift van de verbeterde beschikking aan de partijen verstrekken.