Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie die de man moet betalen voor zijn minderjarige kind, geboren in 2014. De man heeft verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin werd bepaald dat hij een maandelijkse bijdrage van € 252,49 moest betalen, te vernietigen en deze bijdrage op nihil te stellen. De man stelt dat zijn inkomen aanzienlijk is gedaald sinds de eerdere afspraken in 2017, toen hij als vrachtwagenchauffeur werkte. Hij is inmiddels aangewezen op een bijstandsuitkering en heeft een re-integratietraject doorlopen. De vrouw heeft verweer gevoerd en stelt dat de man zelf verantwoordelijk is voor zijn inkomensverlies, omdat hij zijn vaste dienstverband heeft beëindigd.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de draagkracht van de man en de behoefte van het kind. Het hof concludeert dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de kinderalimentatie rechtvaardigt. De man kan echter niet volledig aan zijn onderhoudsplicht voldoen, gezien zijn huidige financiële situatie. Het hof heeft de alimentatieplicht van de man vastgesteld op € 71,- per maand, met ingang van 1 januari 2022, en heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd. Tevens is bepaald dat de vrouw niet gehouden is om eventueel teveel ontvangen kinderalimentatie terug te betalen aan de man.