In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de bekrachtiging van een ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, die onder toezicht zijn gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De moeder van de kinderen, die in hoger beroep is gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te vernietigen. De moeder stelt dat zij voldoende inzicht heeft in de behoeften van de kinderen en dat er geen ernstige bedreiging van hun ontwikkeling is. De kinderen hebben in het verleden onder toezicht gestaan van Bureau Jeugdzorg en de moeder heeft sinds 2014 ambulante ondersteuning ontvangen. De rechtbank had eerder besloten om de kinderen onder toezicht te stellen vanwege zorgen over de opvoedingsomgeving, die door de moeder als onveilig werd ervaren door een wietplantage in haar vorige woning.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de moeder, de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling gehoord. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor hulp, maar dat zij een gedwongen ondertoezichtstelling niet nodig acht. De raad en de Gecertificeerde Instelling hebben echter aangegeven dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen en de opvoedingscapaciteiten van de moeder. Het hof heeft vastgesteld dat er zowel kindeigen problematiek als persoonlijke problematiek bij de moeder speelt, en dat de kinderen in een onveilige opvoedingsomgeving zijn opgegroeid.
Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen af te wenden. De beslissing van de rechtbank om de kinderen onder toezicht te stellen is bekrachtigd, en het hof heeft de duur van de ondertoezichtstelling vastgesteld op één jaar, om de rapportage van de Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling af te wachten en om de juiste hulpverlening te kunnen inzetten.