ECLI:NL:GHSHE:2021:698

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
20-000879-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal uit een woning met gebruik van een valse sleutel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1998, was eerder vrijgesproken van meerdere feiten, maar werd in hoger beroep geconfronteerd met een vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal vorderde dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren in zijn hoger beroep voor bepaalde feiten en dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een inbraak op 15 januari 2019 in een woning in Best, waarbij gebruik werd gemaakt van een valse sleutel. De verdachte had de sleutel eerder gekopieerd en had de dochter van de benadeelde partij uit de woning gelokt. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van diefstal, ondanks dat de verdachte de inbraak niet zelf had uitgevoerd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000879-20
Uitspraak : 2 maart 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 17 maart 2020 in de strafzaak met parketnummer 01-879133-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1998,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank vrijgesproken van het onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 2 subsidiair, feit 4 en feit 7 tenlastegelegde en veroordeeld ter zake van ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel (feit 3 primair) en tweemaal ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak (feit 5 en feit 6) tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het appel ten aanzien van de feiten 1 (primair en subsidiair), 2 (primair en subsidiair), 4 en 7, het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd onder de feiten 3 primair, 5 en 6 en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof, conform de beslissingen van de rechtbank:
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] gedeeltelijk zal toewijzen tot een bedrag ter hoogte van € 13.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht, en de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] geheel zal toewijzen tot het bedrag van € 3.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
Namens de verdachte is primair vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 3 primair en 3 subsidiair, 5 en 6. Subsidiair is bepleit dat hooguit het onder 3 subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
Meer subsidiair, in het geval het hof mocht komen tot bewezenverklaring van één of meer van deze feiten, is door de verdediging bepleit dat de duur van de op te leggen gevangenisstraf niet langer zal zijn dan de duur van het voorarrest van de verdachte.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder de feiten 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 4 en 7 tenlastegelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog van belang – tenlastegelegd dat:
3.
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Best, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [locatie 1] heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 15.000 euro) en/of een (grote) hoeveelheid (gouden) sieraden en/of een Playstation en/of een Playstation controller en/of een Playstation spel en/of een harde schijf en/of een of meer (schrijf)mappen en/of een (Swarovski) pen en/of een of meer Albert Heijn zegelboeken en/of een navigatiesysteem en/of een of meer telefoons en/of een of meer sloffen sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van het gebruik van een (door hem/hun, verdachte(n)) (gereproduceerde/gekopieerde) (huis)sleutel en/of door zonder toestemming van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] gebruik te maken van de sleutel van zijn/haar/hun woning;
subsidiair, althans, indien vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of één of meer andere personen op of omstreeks 15 januari 2019 te Best, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [locatie 1] heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 15.000 euro) en/of een (grote) hoeveelheid (gouden) sieraden en/of een Playstation en/of een Playstation controller en/of een Playstation spel en/of een harde schijf en/of een of meer (schrijf)mappen en/of een (Swarovski) pen en/of een of meer Albert Heijn zegelboeken en/of een navigatiesysteem en/of een of meer telefoons en/of een of meer sloffen sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van het gebruik van een (door hem/hun, verdachte(n)) (gereproduceerde/gekopieerde) (huis)sleutel en/of door zonder toestemming van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] gebruik te maken van de sleutel van zijn/haar/hun woning bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 01 december 2018 tot en met 15 januari 2019 te Best opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door [medeverdachte 1] een (huis)sleutel aan te leveren en/of een voorverkenning uit te voeren en/of [medeverdachte 1] en/of één of meer andere personen te vervoeren en/of de dochter van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] uit die woning weg te lokken;
5.
hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2018 tot en met 29 juli 2018 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [locatie 2] heeft weggenomen een of meer horloges en/of een of meer bankpassen en/of een Playstation en/of een of meer Playstation controllers en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij in of omstreeks de periode van 22 december 2018 tot en met 24 december 2018 te Aarle-Rixtel, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [locatie 3] heeft weggenomen een geldbedrag (enkele duizenden euro's), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de verdediging, en anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, acht het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde:
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat op 29 juli 2018 door [aangever] aangifte is gedaan (namens zijn zoon [benadeelde 4] ) van inbraak in de woning [locatie 2] in Beek en Donk. In de aangifte verklaart hij dat door een kennis die dag onder andere een horlogebox en pasjes aangetroffen zijn langs het kanaal in Aarle-Rixtel.
Voorts bevat het dossier een verhoor van de getuige [getuige 1] die in de ochtend van 29 juli 2018 glasgerinkel heeft gehoord en die een persoon zag lopen en later een zwarte auto zag rijden, volgens haar een VW Golf.
Sporenonderzoek heeft niets opgeleverd.
Naast deze bewijsmiddelen bevat het dossier een verklaring van [medeverdachte 1] , gedateerd 28 maart 2019. In die verklaring heeft [medeverdachte 1] verklaard dat de verdachte in de periode van 28 juli 2018 tot en met 29 juli 2018 te Beek en Donk betrokken is geweest bij de diefstal uit de woning gelegen aan de [locatie 2] , waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verschaft door middel van braak. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat een ruit is kapot gemaakt en dat er een playstation en een horloge is meegenomen en ook een filmcamera. Ook op 2 april 2019 heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij met verdachte daar binnen is geweest en dat wat niet waardevol was is gedumpt in Aarle-Rixtel langs het kanaal.
Verdachte heeft ontkend dat hij betrokken was bij deze inbraak en er voorts op gewezen dat met de verklaring van [medeverdachte 1] behoedzaam omgegaan dient te worden. [medeverdachte 1] is volgens de verdediging pas gaan verklaren nadat hij het dossier had gelezen en voorts heeft [medeverdachte 1] een reden om verdachte te belasten. Dat betekent dat er, naast de verklaring van [medeverdachte 1] sprake dient te zijn van voldoende steunbewijs dat wijst op de betrokkenheid van de verdachte bij het feit.
In dat verband heeft de rechtbank betekenis toegekend aan de inhoud van WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en de in Weert woonachtige [betrokkene 1] .
De verdachte is op 20 maart 2019 aangehouden en tijdens de zoeking op zijn woonadres aan de [adres 1] werd onder andere een telefoon, in gebruik bij de verdachte, in beslag genomen. De inhoud van die telefoon is door de politie onderzocht. In die telefoon zijn onder meer berichten tussen de verdachte en ene [betrokkene 1] aangetroffen. Deze berichten zijn op 18 augustus 2018 tussen de verdachte en [betrokkene 1] gewisseld. Onder meer is door [betrokkene 1] gezegd: “Jouw horloge staat hier zonder dat die het doet” en “Maar je kan het van mij terugnemen, ik ga niet meer zulke dingen kopen, alleen eerlijke dingen”.
Het hof is van oordeel dat bovengenoemde berichten onvoldoende steunbewijs opleveren. Uit de aangifte volgt dat onder meer een horloge van het merk Tissot en een horloge van het merk Tommy Hilfiger zijn weggenomen.
Uit de berichten is niet duidelijk op te maken op welk horloge de berichten betrekking hebben, en de berichten zijn voorts pas ongeveer drie weken later gewisseld en daarmee is er naar het oordeel van het hof onvoldoende verband met het onder feit 5 tenlastegelegde. Nu het bewijs derhalve te kort schiet voor de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit zal de verdachte daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde:
Door de aangever [benadeelde 2] is op 24 december 2018 aangifte gedaan van inbraak in de woning [locatie 3] tussen 22 december 2018 en 24 december 2018. Hij heeft verklaard dat een houten schot van de overkapping aan de achterzijde van zijn woning weg is, dat hij dat schot niet heeft weggehaald en dat dit alleen kan zijn weggehaald door de buren van nummer 8
(het hof: het woonadres van de verdachte is [adres 1] ).
Uit het dossier volgt voorts dat [medeverdachte 1] op 2 april 2019 heeft verklaard dat de verdachte in de periode van 22 december 2018 tot en met 24 december 2018 te Aarle-Rixtel betrokken is geweest bij de diefstal uit de woning gelegen aan de [locatie 3] , waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verschaft door middel van braak.
De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij deze inbraak en heeft erop gewezen dat met de verklaring van [medeverdachte 1] behoedzaam omgegaan dient te worden omdat deze pas is gaan verklaren toen hij het hele dossier had gelezen en voorts een reden heeft om de verdachte te belasten. Derhalve dient beoordeeld te worden of er, naast de verklaring van [medeverdachte 1] , sprake is van voldoende steunbewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit.
Door de rechtbank is betekenis toegekend aan door de politie gedaan onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers in gebruik bij de verdachte en [medeverdachte 1] . Daaruit is gebleken dat zij met elkaar in de tenlastegelegde periode contact hebben gehad, alsmede dat het telefoonnummer van [medeverdachte 1] op 22 december 2018, tussen 21.44 uur en 23.28 uur, en 23 december 2018, tussen 19.31 uur en 19.58 uur, ‘in Aarle-Rixtel is’ en dat het telefoonnummer van de verdachte, kort gezegd, binnen die periodes ook ‘in Aarle-Rixtel was’.
Het hof is echter van oordeel dat bovengenoemde gegevens onvoldoende steunbewijs opleveren voor de belastende verklaring van [medeverdachte 1] . De verdachte is immers woonachtig in Aarle-Rixtel, naast (de woning van) aangever, en [medeverdachte 1] en de verdachte waren in die periode met elkaar bevriend. De door de aangever genoemde omstandigheid dat er een schot zou zijn weggehaald, biedt naar het oordeel van het hof evenmin (voldoende) ondersteuning.
Bij die stand van zaken schiet het bewijs te kort voor de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit en zal het hof de verdachte van het onder feit 6 tenlastegelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 januari 2019 te Best, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [locatie 1] heeft weggenomen een geldbedrag (15.000 euro) en een hoeveelheid (gouden) sieraden en een Playstation en een Playstation controller en een Playstation spel en een harde schijf en schrijfmappen en een (Swarovski) pen en Albert Heijn zegelboeken en een navigatiesysteem en telefoons en sloffen sigaretten, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] , terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van een valse sleutel, te weten een gereproduceerde/gekopieerde (huis)sleutel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar het eind proces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche Helmond, zaaknummer OB3R018099, onderzoek ‘ [onderzoek] ’ d.d. 22 juli 2019, met doorgenummerde dossierpagina’s 1 – 2702.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van aangifte met bijlage d.d. 15 januari 2019 (pagina’s 1400-1406), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1] en de bij de aangifte gevoegde bijlage gestolen goederen:
(pagina 1400)
Op dinsdag 15 januari 2019 te 16:55 uur, kwam ik, verbalisant [verbalisant 6] , ter plaatse van het misdrijf te [locatie 1] , bij een persoon die mij opgaf te zijn:
Achternaam: [benadeelde 1]
Voornamen: [benadeelde 1]
Geboren: [geboortedag 2] 1977
Geboorteplaats: [geboorteplaats 2]
Geslacht: Man
Nationaliteit: Turkse
Adres: [locatie 1]
Postcode plaats: [locatie 1]
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn woning. Op 15 januari 2019, omstreeks 16.20
uur, kwam ik thuis bij de voordeur van mijn woning. Ik merkte dat de voordeur niet
open ging. Ik ben vervolgens omgelopen naar de achterzijde van de woning. Ik zag dat de poort openstond, terwijl deze normaal is afgesloten. Ik zag ook dat de achterdeur open stond. Binnen in de woning zag ik dat de woonkamer overhoop was gehaald. Ik zag dat er diverse kasten open stonden en dat er spullen op de grond lagen. Ik ben naar boven gelopen en zag op de eerste etage dat hier ook diverse kamers doorzocht waren en overhoop gehaald waren.
Mijn dochter geeft aan dat ze de woning omstreeks 15.00 uur heeft verlaten. Zij heeft de woning geheel afgesloten. Ik weet niet hoe ze binnen zijn gekomen. Ik zie nergens sporen van de inbraak
(het hof begrijpt: sporen van braak). Wat ook vreemd is, is dat mijn vrouw bijna om het uur thuiskomt. Zij heeft een rijschool en komt vaak tussen de lessen thuis. Het lijkt alsof ze mijn huis in de gaten hebben gehouden.
Aan niemand werd het recht of de toestemming geven tot het plegen van het feit.
(pagina 1402)
Bijlage gestolen goederen
Benadeelde 1:
[benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 1977 te [geboorteplaats 2] .
Benadeelde 2:
[benadeelde 3]
(het hof begrijpt: [benadeelde 3] ), geboren op [geboortedag 3] 1980. Geslacht: vrouw.
(pagina’s 1403-1406)
Gestolen goederen
- Playstation 4 en 1 controller en fifa 19
- Harde schijf
- Navigatiesysteem
- Smartphone Apple Iphone 5S
- Smartphone Apple Iphone X zilver
- Oorbellen, aantal 30
- Kettingen, aantal 3
- Goudmunten 22 karaat, aantal 10 stuks
- Set van goud: 2 trouwringen en 5 gouden armbanden

Naam soort Aantal stuks

Van der Spek schrijfmap 2
Swarovski pen 1
Zegelboeken AH 12
Sloffen Marlboro sigaretten 3
Map met administratie
Geld thuis: € 15.000,00
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 28 maart 2019 (pagina’s 1411-1416), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [dochter benadeelde 1] , wonende aan de [locatie 1] :
(pagina 1411)
V = Vraag verbalisanten
A = Antwoord getuige
O = Opmerking verbalisanten
(pagina 1412)
O: We willen je een aantal vragen stellen over de inbraak die is gepleegd op 15 januari 2019 in de woning van je ouders gelegen aan de [locatie 1] .
V: Wat kun je vertellen over de inbraak in jullie woning?
A: Er is bij ons ingebroken in januari. Ik denk dat [verdachte]
(het hof begrijpt: [verdachte] )betrokken is bij de woninginbraak. Ik denk dit omdat ik een tijd terug, kort voor de woninginbraak [verdachte] bij mij door de straat zag rijden. Ik vond dit vreemd omdat we toen samen ruzie hadden. Dit was ongeveer twee weken voor de inbraak.
Ongeveer een maand voor de inbraak hadden we een jacuzzifeest bij [getuige 3]
(het hof begrijpt: [getuige 3] )in Sint-Oedenrode. Daar was ik samen met [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [verdachte]
(het hof begrijpt: [verdachte] ), [naam 5] , [naam 6] en [getuige 3] . Toen ik in de jacuzzi zat, lagen mijn spullen bij het biljart bij [getuige 3] thuis. Daar lag ook mijn tas met mijn huissleutels erin.
Op de dag van de inbraak was ik geschorst thuis van school. [verdachte] wist dit niet. Rond 12.00 uur á 13.00 uur belde [verdachte] mij steeds. Hij zei steeds “kom naar buiten, we gaan iets leuks doen”. Hij belde me steeds om me naar buiten te laten komen. Hij zei: “ [getuige 3] is hier en we gaan wat leuks doen”. Uiteindelijk ben ik rond 15.00 uur naar buiten gegaan om de trein te pakken. Ik ging naar [naam 2] op Strijp S waar ik [verdachte] en [getuige 3] ook zou ontmoeten. Maar toen ik daar aankwam waren zij daar niet. Toen ik op Strijp S was, belde ik [verdachte] . [verdachte] was even niet bereikbaar toen. Toen ik hem weer zag bij station Eindhoven zag ik dat hij bang was of zich in ieder geval niet oké voelde. Normaal was hij niet zo.
(pagina 1413)
V: Ik heb begrepen dat jullie allemaal in de jacuzzi zijn gegaan.
A: Nee, alleen ik, [getuige 3] , [naam 2] en [verdachte] . [verdachte] maar heel even.
(pagina 1414)
V: Je vader verklaarde dat je [verdachte] hebt zien rijden een tijd voor de overval. Weet je nog wanneer dit was en hoe dat is gegaan?
A: Ik kwam van stage af. Een collega bracht me thuis. Ik zag [verdachte] ons tegemoet rijden. Ik heb hem gebeld. Hij zei dat hij naar de kapper ging. Maar die is aan de andere kant van Best. Daarna zei hij dat hij me wilde zien. Toen zijn we naar Eindhoven gegaan.
3.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 25 maart 2019 (pagina’s 1417 – 1419), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
`
(pagina 1418)
V = Vraag verbalisanten
A = Antwoord getuige
O = Opmerking verbalisanten
V: Wat kun je verklaren over hetgeen je weet m.b.t. de woninginbraak in [locatie 1] , gepleegd op 15 januari 2019?
A: Mijn vriendin [dochter benadeelde 1]
(het hof begrijpt: [dochter benadeelde 1] )belde mij en ik gaf de telefoon aan de vriendin van [dochter benadeelde 1] en ik hoorde haar zeggen dat er een inbraak is geweest bij hen thuis. Mijn vriendin heet [dochter benadeelde 1] en woont op de [locatie 1] . Na een paar dagen zag ik [dochter benadeelde 1] en hebben we gepraat over de inbraak. Ik vroeg haar hoe het gegaan is. [dochter benadeelde 1] zei tegen me dat [verdachte] haar gebeld had dat ze op die dag naar buiten moest komen. [verdachte] is de jongen die nu vast zit voor de inbraak
(het hof begrijpt: de verdachte).
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 april 2019 (pagina’s 1420-1433), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :
(pagina 1421)
V = Vraag verbalisanten
A = Antwoord getuige
O = Opmerking verbalisanten
(pagina 1422)
Inbraak Best
V: We beginnen eerst met de inbraak bij de ouders van [dochter benadeelde 1] , Door jullie ook wel [dochter benadeelde 1] genoemd, op 15 januari dit jaar. Mijn eerste vraag is of je weet hoe dat is gegaan?
A: Ik, [verdachte]
(het hof begrijpt: verdachte [verdachte] )en [medeverdachte 1] waren bij de Shishalounge. En zij waren allemaal met elkaar aan het smiespelen. We hadden daarna ook afgesproken met [dochter benadeelde 1] en [naam 2] , ik en [verdachte] , dat we met z’n vieren gingen chillen. Dat ging op de één of andere manier niet door. Dat was met [dochter benadeelde 1] en [naam 2] en toen gingen we met de trein vanuit Eindhoven naar Best. Toen belde de moeder van [dochter benadeelde 1] dat er in was gebroken.
(pagina 1423)
V: En [verdachte] ging contact opnemen met [dochter benadeelde 1] ?
A: Ja.
V: Weet jij hoe dat ging of wat hij gezegd heeft?
A: Wij gingen toen chillen en ik ging even naar school toe.
V: [verdachte] en jij zijn dus naar de school gelopen. Jij ging naar binnen en [verdachte] bleef buiten staan en ging contact zoeken met [dochter benadeelde 1] ?
A: Ja.
(pagina 1425)
V: [medeverdachte 1] heeft ons veel verteld. Hij heeft onder andere gezegd dat hij de inbraak heeft gepleegd met een valse sleutel. Hij verklaarde dat [verdachte] inderdaad de sleutel van [dochter benadeelde 1] gekopieerd had, mogelijk inderdaad toen en dat zij naar Eindhoven is gelokt om zo [medeverdachte 1] de gelegenheid te geven om de woning in Best binnen te gaan. Heeft iemand jou verteld hoe die inbraak is gegaan?
A: Nee, ja, niet echt. Ik was er ook niet bij. Wat ik ervan weet is dat [dochter benadeelde 1] en [naam 2] in de stad waren. Dat weet ik wel en in die tussentijd is dat gebeurd. Ik weet dat omdat [dochter benadeelde 1] en [naam 2] in de stad waren en ik hun had gebeld. Dat was toen ik van school af kwam. Ik ben toen gelijk [dochter benadeelde 1] en [naam 2] gaan bellen. [dochter benadeelde 1] was toen met [naam 2] in de stad en toen gingen wij met de trein terug naar Best en toen was het al gebeurd.
V: Je zegt samen met de trein. Was dat met [dochter benadeelde 1] en [naam 2] ?
A: Ja. Vanuit Eindhoven Strijp-S zijn we naar Best gegaan.
V: Heb jij [verdachte] nog gezien, nadat jij naar school was gegaan? Of [medeverdachte 1] ?
A: Nee.
5.
Het proces-verbaal van derde verhoor verdachte: [medeverdachte 1](het hof begrijpt: [medeverdachte 1] )d.d. 28 maart 2019 (pagina’s 2530-2544), voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
(pagina 2531)
V = Vraag verbalisanten
A = Antwoord getuige
O = Opmerking verbalisanten
(pagina 2540)
V: Wil jij ons iets over de inbraak in Best vertellen?
A: Ja. Ik heb die sleutel gekregen en ik ben daar naar binnen geweest.
V: Dan mag jij ons nu stap voor stap vertellen hoe dat gegaan is.
A: [verdachte]
(het hof begrijpt: verdachte [verdachte] ), het meisje en ik waren in Eindhoven. [verdachte] heeft het meisje van die woning gebeld. [verdachte] vroeg of ze alleen thuis was. [verdachte] vroeg aan het meisje of ze naar Eindhoven kwam. Dat deed ze. [verdachte] had de sleutel van de woning van dat meisje al. Die had [verdachte] al eerder gekopieerd. Dat meisje wist niet dat [verdachte] die sleutel had. [verdachte] had het meisje van die woning in Best naar Eindhoven gelokt. Ik ben alleen met de trein naar Best gegaan. Ik was naar die woning gegaan.
V: Weet jij het adres van die woning?
A: Dat niet. Maar [verdachte] en ik hadden van tevoren de woning geobserveerd. Ik heb één keer gekeken. De woning was [locatie 1] . De woning was ongeveer 5 minuten lopen van het station in Best. Het was een rijtjeshuis met drie kamers. Ik was de woning ingegaan. Ik ging op alle kamers kijken. In de kledingkast op de ouderslaapkamer zag ik een doekje met een plastic zakje met geld erin. Het was een plastic zakje met zo’n sluiting erop. (noot verbalisant: soort gripzakje).
(pagina 2541)
Ik maakte het open en ik zag dat het geld was. Ik zag dat het veel geld was, in briefjes van 200 euro, 500 euro en briefjes van 50 euro. Ik heb dat allemaal meegenomen. Ik nam veel sieraden mee, ook het goud waar [verdachte] het over had. Ik had het geld niet geteld. Toen we het geld gingen verdelen wist ik dat het ongeveer 15.000 euro was. Wij zouden die sieraden door de helft delen. [verdachte] zei dat die sieraden in Valkenswaard zouden blijven. Een dag later hoorde ik dat [verdachte] die sieraden had ingeleverd.
V: Heb jij wel een deel van het geld gehad?
A: Ik had al dat geld meegenomen. Ik had het bovenste gedeelte van het geld de briefjes van 500 en 200 euro had ik eraf gehaald en in mijn zak gestopt. Ik had dat meegenomen naar mijn ouders in Beek en Donk.
[medeverdachte 2] en [verdachte] kwamen naar mijn ouders. [medeverdachte 2] had een pistool vast en liet dat aan mij zien. Ik moest de rest van het geld geven aan [verdachte] .
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2019 (pagina’s 1572-1575), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 1572)
Tijdens het onderzoek bleek dat de verdachten zoals hieronder vermeld in aanmerking komen voor een inbraak gepleegd op 15 januari 2019 tussen 15:00 uur en 16:20 uur op het adres [locatie 1] De verdachten die voor deze inbraak in aanmerking komen zijn:
-
[verdachte], geboren op [geboortedag 1] 1998 te [geboorteplaats 1]
- [medeverdachte 1]
( [medeverdachte 1] ), geboren op [geboortedag 4] 1997 te [geboorteplaats 3] .
(pagina 1573)
De roepnamen van de verdachten zijn met dikgedrukte letters aangegeven. In het proces-verbaal zullen de roepnamen van de verdachten worden gebruikt.
Gezien de verdenkingen jegens [verdachte] en [medeverdachte 1] (…), zijn de historische printgegevens verkregen (…) van de aansluitingen van:
- [telefoonnummer 8] van [verdachte] (periode 3 augustus 2018/2 februari 2019). Uit de contacten en het gebruik van de zendmasten bleek dat deze aansluiting waarschijnlijk in gebruik was voor de aansluiting [telefoonnummer 1] welke getapt is en welke bij [verdachte] in gebruik was. Tevens bleek dat de [telefoonnummer 8] in de periode dat ook de aansluiting [telefoonnummer 1] door [verdachte] gebruikt werd, twee aansluitingen zich kennelijk gezamenlijk verplaatsten.
- [telefoonnummer 9] van [medeverdachte 1] (periode 3 juli 2018/31 januari 2019). Van deze aansluiting zijn ook opgenomen en uitgewerkte gesprekken beschikbaar. Deze aansluiting was op naam gesteld van [medeverdachte 1] en uit de gesprekken blijkt dat deze bij [medeverdachte 1] in gebruik was.

Voor de inbraak

Op de dag van de inbraak, blijkt uit de historische gegevens dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [getuige 3] tegelijk in Nuenen zijn. Nadat ze Nuenen aanstralen, stralen ze alle drie tegelijk een mast aan in Eindhoven. [verdachte] en [getuige 3] blijven daarna een mast in Nuenen aanstralen.

Inbraak in Best

De inbraak in de woning gelegen aan de [locatie 1] is gepleegd op 15 januari 2019 tussen 15:00 uur en 16:20 uur. Uit de historische gegevens blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 1] een mast aanstraalt in Best tussen 14:27 uur en 15:30 uur.

Na de inbraak

Nadat [medeverdachte 1] in Best is geweest straalt zijn telefoon aan in Eindhoven en daarna in Valkenswaard. (…) De telefoon van [verdachte] verplaatst ook naar Valkenswaard en daarna verplaatsen de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 1] naar Nuenen, Lieshout, Beek en Donk. Tot en met 20:12 uur stralen ze samen in Beek en Donk aan en daarna verplaatsen hun telefoons nagenoeg gelijk naar Helmond, Aarle-Rixtel, Nuenen, Helmond, Asten en Venlo.

Contacten en gesprekken

Op 15 januari 2019 om 10:54 belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] en hebben ze een gesprek van 285 seconden. Tussen de periode 11:28 uur en 14:22 uur is er een aantal keren contact tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . Vanaf het moment dat [medeverdachte 1] een mast aanstraalt in Best waar de inbraak heeft plaats gevonden hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] veelvuldig telefonisch contact en worden er ook sms’jes verzonden. De inbraak is gepleegd tussen 15:00 uur en 16:20 uur. [medeverdachte 1] straalt een mast aan in Best in de periode van 14:27 uur tot en met 15:30 uur. Hierdoor kunnen we opmaken dat de inbraak tussen 15:00 uur
(het hof begrijpt: gelet op het in de aangifte genoemde tijdstip van 15:00 uur)en 15:30 uur is gepleegd. Tussen deze tijdstippen hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] veelvuldig contact. Op het moment dat [medeverdachte 1] een mast aanstraalt in Eindhoven en daarna in Valkenswaard heeft hij nog een aantal keren met [verdachte] contact en wanneer ze beiden in Valkenswaard zijn is er na een aantal gesprekken geen telefonisch contact meer en verplaatsen hun telefoons gelijktijdig.
7.
Het proces-verbaal tapgesprekken inbraak Best (pagina’s 1498-1501), voor zover inhoudende:
(pagina 1498)
Aangifte inbraak
Op dinsdag 15 januari 2019 is door aangever [benadeelde 1] aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning gelegen aan de [locatie 1] .

Onderzoek taplijnen

Binnen onderzoek [onderzoek] zijn diverse taplijnen aangesloten. Uit diverse gesprekken die zijn geregistreerd blijkt dat er over de inbraak wordt gesproken die in Best is gepleegd. Over de volgende taplijn wordt gesproken over de inbraak:
telefoonnummer: [telefoonnummer 1] Tenaamgestelde van dit nummer betreft [verdachte] ) woonachtig op de [adres 1] . Voor dit telefoonnummer is een bevel afgegeven tot opnemen van de telecommunicatie voor de periode van 28 januari 2019 tot en met 10 februari 2019. Het genoemde telefoonnummer is op 1 februari 2019 gewijzigd naar het telefoonnummer: [telefoonnummer 2] . Voor het opnemen van de telecommunicatie van dit nummer is een bevel afgegeven wat later is verlengd tot en met 27 maart 2019.
(pagina 1499)
Sessienummer : 308
Datum/tijdstip : 28-01-2019 / 21:40:30
Gebelde nummer : [telefoonnummer 3]
[verdachte] belt met NNM9820, in eerdere gesprekken wordt hij [naam 5] genoemd. NNM vraagt of [verdachte] het ook gehoord heeft, 16 doezoe cash en 20 doezoe gold. [verdachte] zegt niet 20 doezoe en dat hij niet weet hoe duur die shit is. [naam 5] zegt we hebben 100% gedaan, [betrokkene 2] 20% van het geld en hij wil 50% van het geld en zegt dat hij veel bewijs heeft en veel dingen. [naam 5] heeft het over rollie en een goldie dingen. [verdachte] zegt dat hij een beetje bang aan het worden is. [naam 5] zegt dat [verdachte] moet zorgen dat [medeverdachte 1] safe en rustig blijft dan is [verdachte] ook safe en dat [verdachte] degene is die alles kan bepalen.
Sessienummer : 315
Datum/tijdstip : 28-01-2019/21:56:36
Gebelde nummer : [telefoonnummer 5]
[verdachte] belt met NNM2755. Inmiddels bekend dat dit nummer in gebruik is bij [medeverdachte 1] . [verdachte] zegt dat degene had gebeld van de 20 doezoe (straattaal voor 1000)
(het hof begrijpt met ‘degene’ aangever [benadeelde 1] ).
(…) Dit is gezegd door de vader van dat meisje. Ze spreken af dat ze niet over elkaar praten. [medeverdachte 1] vraagt of [verdachte] die shit nog heeft verkocht. [verdachte] zegt nog niet. Ze hebben het erover dat [medeverdachte 1] is afgeperst en heeft het over 16 kop en 20 doezoe goldies. [medeverdachte 1] vraagt of hij die goldies nog heeft. [verdachte] zegt van wel. [verdachte] zegt (…) dat [medeverdachte 1] zijn nummer en alles moet verwijderen. Ze zeggen dat ze niet veel moeten zeggen omdat hun telefoon misschien wordt getapt. [medeverdachte 1] wil dat [verdachte] die goldies en die shit met hem deelt.
(pagina 1501)
Sessienummer : 5725
Datum/tijdstip : 14-02-2019 /12:40:06
Wordt gebeld door : [telefoonnummer 6]
[verdachte] wordt gebeld door [vriendin verdachte]
(het hof begrijpt: [vriendin verdachte] , toentertijd vriendin van verdachte). [verdachte] vertelt tegen [vriendin verdachte] dat hij gisteren, nee eergisteren, dinsdag in Antwerpen was. Dat hij daar horloge en goud ging verkopen.
Sessienummer : 3914
Datum/tijdstip : 19-02-2019 /15:52:21
Gebelde nummer : [telefoonnummer 6]
[verdachte] belt met [vriendin verdachte] . [verdachte] zegt dat hij 5000 geeft aan haar. Hij zegt dat hij meer dan 30.000 euro heeft.
Sessienummer : 6519
Datum/tijdstip : 21 -02-2019 /12.06.31
Gebelde nummer : [telefoonnummer 6]
[verdachte] belt met [vriendin verdachte] . [verdachte] zegt dat hij morgen [vriendin verdachte] geld gaat geven voor de theorie van haar rijbewijs. [verdachte] zegt dat hij vorige week in Antwerpen was en dat hij daar 10.000 euro had gekregen en in Nederland hadden ze hem maar 5 willen geven.
Sessienummer : 4553
Datum/tijdstip :19-02-2019 / 23:16:14
Gebelde nummer : [telefoonnummer 5]
[verdachte] belt uit met het nummer waar [medeverdachte 1]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 1] )gebruik van maakt. [verdachte] vraagt of ze nog matties zijn. [medeverdachte 1] zegt van niet omdat [verdachte] hem nog wat moet geven. [verdachte] zegt dat hij het nog goed maakt met hem. [verdachte] zegt dat hij hem volgende week 5 donnies kan geven en dat hij volgende week alles heeft. [verdachte] zegt dat hij zijn bek dicht moet houden.
8.
Het achter voornoemd proces-verbaal gevoegd overzicht tapgesprekken m.b.t. label(s), onderzoek [onderzoek] , Label: Dossiervorming: Inbraak Best 15-1-2019, Tapgesprekken en overige stukken aangaande woninginbraak (pagina’s 1504-1505),voor zover inhoudende:
(pagina 1504)
Beller : [telefoonnummer 7]
Naam : [verdachte]
Tnv : [verdachte] , [adres 1]
Datum : 28-01-2019 21:02:08
Sessienummer :172
Gebelde : 31687209820
Naam : NNM [naam 5]
Herkomst tap : 31648206664
Tnv : [verdachte] , [adres 1]
Locatie beller : [ locatie beller] 204-16-1504-21013 51.510619 5.651069
H: NNM [verdachte]
A: NNM [naam 5]
H: Wat moet ik doen broer? Moet ik tegen die [medeverdachte 1] zeggen, “bek houden”. Of wat?
A: Onverstaanbaar... Hij heeft veel geld bij (…). Ik wil niet dat je voor mij in de problemen komt. Onverstaanbaar.... [verdachte] heeft die sleutel gegeven, dit dat.
H: Ja man. Alleen [medeverdachte 1] gaat praten he, alleen [medeverdachte 1] gaat praten.
(pagina 1505)
[verdachte] vraagt wat hij moet doen, wat hij moet zeggen? Of hij tegen [medeverdachte 1]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 1] )moet zeggen: “bek houden”. [naam 5] zegt dat [verdachte] niet door hem in de problemen komt. Dat er een sleutel gegeven werd. Ze denken dat alleen [medeverdachte 1] gaat praten.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 maart 2019 (pagina’s 1533-1534), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(pagina 1533)
Op 20 maart 2019 heb ik een onderzoek ingesteld naar de verkoop van goed door verdachte [verdachte] .
Op donderdag 14 februari 2019, omstreeks 12:40 uur, werd het mobiele nummer + [telefoonnummer 2] , in gebruik bij en op naam van [verdachte] gebeld door mobiel telefoonnummer + [telefoonnummer 6] , in gebruik bij [vriendin verdachte]
(het hof begrijpt: de toenmalige vriendin van verdachte).
Genoemd gesprek betreft sessienummer 5725 op taplijn + [telefoonnummer 2] .
[vriendin verdachte] zegt : Helemaal Antwerpen zeker”
[verdachte] zegt : Ik was gisteren, nee eergisteren, dinsdag was ik in Antwerpen. Ja, klopt.
[vriendin verdachte] zegt : Oké, is goed.
[verdachte] zegt : Ik ging die dinges verkopen allemaal, die horloge, die goud, alles.
Op 19 maart 2019 werd [verdachte] aangehouden ter zake de feiten waar hij van verdacht werd. Hij werd aangehouden in de woning, gelegen aan de [adres 1] . In genoemde woning vond een doorzoeking plaats. In zijn slaapkamer werd een visitekaartje aangetroffen van [bedrijf] , [adres 2] . Bij genoemde juwelier kan men oud goud inleveren.
Naar aanleiding van bovenstaande heb ik een onderzoek ingesteld naar de locaties waar genoemde mobiele telefoonaansluiting, in gebruik bij [verdachte] , aanstraalde op dinsdag 12 februari 2019.
Ik zag dat genoemde mobiele telefoonaansluiting op dinsdag 12 februari 2019 aanstraalde op:
- 13:20:59 uur, op de A67 nabij de Belgische grens.
(pagina 1534)
Betrokkene: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1998 te [geboorteplaats 1] ).
10.
Het proces-verbaal van bevindingen pinbetalingen op 6 februari 2019 in Antwerpen d.d. 15 mei 2019 (pagina 1539), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op maandag 8 april 2019 werden middels een pv aanvraag vordering verstrekking historische financiële gegevens bij de Rabobank de financiële gegevens opgevraagd van [verdachte] , [adres 1] , geboren op [geboortedag 1] 1998.
Op 13 mei 2019 werden door de Rabobank de bankgegevens verstrekt van twee bankrekeningen op naam van [verdachte] , [adres 1] , geboren op [geboortedag 1] 1998, te weten: [bankrekening 1] en [bankrekening 2] .

Betalingen Antwerpen

Uit de door de Rabobank verstrekte gegevens van bankrekening [bankrekening 1] bleken er twee betalingen op 6 februari 2019 bij MPA Grote Markt 1 Antwerpen België te 14.26 uur en 15.21 uur ten bedrage van respectievelijk € 1,00 en € 1,10.
Volgens Google betreft MPA Antwerpen: Mobiliteit en Parkeren Antwerpen.
Onder de Grote Markt in Antwerpen ligt parkeergarage: Parking Grote Markt.
11.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 16 februari 2021, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik in Antwerpen ben geweest. Ik ben denk ik twee keer in Antwerpen geweest.
12.
Het proces-verbaal van bevindingen telefoon [verdachte] d.d. 10 mei 2019 (pagina’s 1564-1566), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
(pagina 1564)
Op 20 maart 2019 werd verdachte [verdachte] aangehouden inzake een woninginbraak in Best (…). Tevens werd een zoeking gedaan op zijn woonadres [adres 1] . [verdachte] woonde nog thuis bij zijn ouders. Tijdens de zoeking werd onder andere een telefoon inbeslaggenomen.
De inhoud van de telefoon, in gebruik bij [verdachte] , werd veiliggesteld en door ons bekeken. Uit de gegevens bleek dat de telefoon in gebruik was bij verdachte. Verder vielen ons de volgende zaken op:

Sleutel bijmaken

Bij de inbraak op 15 januari 2019 in de woning [locatie 1] werd volgens verdachte [medeverdachte 1] gebruik gemaakt van een valse sleutel die eerder door verdachte [verdachte] gekopieerd zou zijn. Bij de inbraak werden geld en sieraden weggenomen, waaronder een horloge. Op de telefoon van [verdachte] werden de volgende zaken gevonden:
- Op 5 januari 2019 werd een sms ontvangen waarin stond: Welkom in Duitsland;
- Een foto van de route vanaf de locatie van de telefoon naar de plaats Embsen in Duitsland;
- Een foto van een zoekslag in Google Maps naar Schlüssel kopiëren Lunenburg waarbij twee sleutelmakers werden getoond: Mister Minit en Lüneburger Schloss & Schlüsseldienst;
- Het adres in Google Maps van Lüneburger Schloss & Schlüsseldienst;
- Het adres in Google Maps van Mister Minit in Lüneburg;
- Een foto van een kenteken, [kenteken] . De tenaamgestelde van dit kenteken is [benadeelde 1] , bewoner van [locatie 1] ;
(pagina 1565)
- Een foto met daarop een hand welke veel geld vast houdt (buit was onder andere 15.000 Euro cash geld);
- Tevens staat er een filmpje op de GSM waarop een man te zien is die door AF Florax, medewerkster S&l Oost-Brabant herkend is als [medeverdachte 1] van 13-07-1997 ook veel geld in zijn hand heeft en dit trots laat zien.
(pagina 1566)
Verkoop goud in België
Uit de telefoongegevens van [verdachte] bleek dat er locatiegegevens in zijn telefoon werden opgeslagen. Uit de locatiegegevens bleek dat zijn telefoon op 12 februari 2019 om 13.23.41 uur de coördinaten 51.216751,4.418674 opgeslagen heeft en om 14.34.15 uur de coördinaten 51.216173,4.421000.
Alle locaties waren gesitueerd in het gebied in Antwerpen waar de meeste juweliers gelegen zijn (Diamantwijk).
13.
Het proces-verbaal van bevindingen telefoon [medeverdachte 1] d.d. 4 juli 2019 (pagina’s 2596-2602), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
(pagina 2596)
Op 20 maart 2019 werd in dit onderzoek [medeverdachte 1] als verdachte aangehouden. De telefoon in gebruik bij [medeverdachte 1] werd inbeslaggenomen en (…) uitgelezen. Ik heb de inhoud van deze telefoon bekeken. Hierbij vielen mij de volgende zaken op:
(pagina 2597)
15 januari 2019
Via WhatsApp stuurt [medeverdachte 1] om 16:48 uur onderstaande foto naar [naam 1]
(het hof neemt waar: een donkergetinte hand met daarin een groot pakket bankbiljetten. Het bovenste bankbiljet betreft een bankbiljet van 50 euro). Een minuut erna (16:49 uur) stuurde hij het bericht ‘grote klapper geslagen’.
Op 15 januari 2019 werd een woninginbraak gepleegd op het adres [locatie 1] . Hierbij werden voornamelijk gouden sieraden meegenomen en een grote hoeveelheid geld. [medeverdachte 1] verklaarde dat hij het geld en de sieraden had weggenomen, nadat hij met een valse sleutel was binnengekomen. Deze sleutel zou door [verdachte] aan hem gegeven zijn.
(pagina 2598)
16 januari 2019
[medeverdachte 1] verklaarde ook dat zijn deel van het geld werd afgepakt door [medeverdachte 2] , [verdachte] en [naam 5] . In het WhatsApp-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [naam 1] appte [medeverdachte 1] op 16 januari 2019 dat hij de dag ervoor bestolen was van zijn geld
(het hof begrijpt: het weggenomen geld bij de woninginbraak op het adres [locatie 1] ). Daarnaast appte hij dat [verdachte] heeft gezegd dat ze deze week niet zouden gaan verkopen.

19.januari 2019

Enkele dagen later vroeg [naam 1] aan [medeverdachte 1] of zij het goud al verkocht hebben.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort gezegd – primair aangevoerd dat er niet is voldaan aan het bewijsminimum, nu het bewijs enkel bestaat uit hetgeen de medeverdachte in eerste aanleg [medeverdachte 1] heeft verklaard te weten dat de verdachte samen met hem de inbraak in de woning aan de [locatie 1] heeft gepleegd. Er dient behoedzaam omgegaan te worden met de verklaring van [medeverdachte 1] , nu deze een reden heeft om de verdachte te belasten, de verdachte zou een relatie met diens zus gehad hebben. De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende steunbewijs voorhanden is waaruit de betrokkenheid van de verdachte blijkt bij het onder 3 ten laste gelegde feit.
Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat er geen sprake is van medeplegen, omdat een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander ontbreekt. Het ‘weglokken’, regelen van een sleutel en het verkopen van de buit levert volgens de verdediging hooguit medeplichtigheid op, maar dat is niet tenlastegelegd, waardoor er vrijspraak dient te volgen.
Het hof overweegt als volgt.
Aangever [benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning gelegen aan de [locatie 1] . Aangever verklaart dat hij op 15 januari 2019 omstreeks 16.20 uur thuiskwam, dat hij merkte dat de voordeur niet openging en zag dat de poort – die normaal gesproken is afgesloten – open stond. Ook zag aangever dat de achterdeur open stond. Zijn dochter, [dochter benadeelde 1] , heeft verklaard dat zij de woning rond 15.00 uur heeft verlaten, nadat zij daarvoor meermalen door de verdachte was gebeld, die haar vroeg naar buiten te komen, om iets leuks te gaan doen. Zij is vervolgens ook ‘op pad gegaan’, heeft de trein gekomen, maar aangekomen op “Strijp S”, waar zij onder meer de verdachte zou ontmoeten was de verdachte daar niet.
Door medeverdachte [medeverdachte 1] is op 28 maart 2019 en op 2 april 2019 een verklaring afgelegd, omtrent zijn eigen betrokkenheid bij het onder feit 3 tenlastegelegde alsmede omtrent de betrokkenheid van de verdachte daarbij.
Hij heeft, kort gezegd, verklaard dat de verdachte het meisje van die woning heeft gebeld
(het hof begrijpt: [dochter benadeelde 1] )en haar heeft gevraagd of ze naar Eindhoven kwam. Verdachte had de sleutel van de woning van het meisje al, die had hij eerder gekopieerd. [medeverdachte 1] is naar die woning in Best gegaan, hij had samen met verdachte de woning van te voren een keer geobserveerd. Hij heeft veel sieraden meegenomen, goud, en ook geld, briefjes van 50, 200 en 500. Toen ze het geld gingen verdelen wist hij dat het ongeveer 15.000 euro was. [medeverdachte 1] had het geld meegenomen naar het huis van zijn ouders in Beek en Donk en hij moest de rest van het geld afgeven aan verdachte.
De eerste vraag die het hof dient te beantwoorden is of de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] betrouwbaar is en zo ja, of er voldoende steunbewijs is voor zijn belastende verklaring. Het hof beantwoordt beide vragen bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd, waarin hij ook zichzelf heeft belast. Het hof heeft geen reden om aan deze verklaring van [medeverdachte 1] te twijfelen. Voorts bevindt zich voldoende steunbewijs in het dossier die zowel de verklaring van [medeverdachte 1] als ook de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde bevestigen.
Het hof stelt vast dat er op 15 januari 2019 in een zeer kort tijdsbestek, van nog geen anderhalf uur, meerdere goederen en een geldbedrag zijn gestolen uit de woning gelegen aan de [locatie 1] zonder dat er braaksporen zijn aangetroffen.
Uit het onderzoek naar de telefoon van de verdachte blijkt dat er op 5 januari 2019 een sms is ontvangen, waarin stond ‘Welkom in Duitsland’, alsmede een foto van de route vanaf de locatie van de telefoon naar de plaats Embsen in Duitsland. Voorts is op deze telefoon onder meer een foto aangetroffen van een zoekslag in Google Maps naar ‘Schlüssel kopiëren Lunenburg’ waarbij twee sleutelmakers werden getoond: ‘Mister Minit’ en ‘Lüneburger Schloss & Schlüsseldienst’. In een tapgesprek op 28 januari 2019, tussen de verdachte en [naam 5] , waarin onder meer is gezegd dat [medeverdachte 1]
(het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] )zijn bek moeten houden en dat ze denken dat alleen [medeverdachte 1] gaat praten is gezegd dat er een sleutel werd gegeven.
Voorts blijkt dat er op 15 januari 2019 diverse malen contact is geweest tussen [medeverdachte 1] en de verdachte. Tussen 11.28 uur en 14.22 uur is er een aantal keren contact geweest tussen hen. Vanaf 14.27 uur straalt de telefoon van [medeverdachte 1] een mast aan in Best waar de inbraak heeft plaatsgevonden en hebben [medeverdachte 1] en de verdachte veelvuldig contact met elkaar. De telefoon van [medeverdachte 1] straalt een mast aan in Best tot en met 15.30 uur. Het hof stelt vast dat de periode tussen 14.27 uur en 15.30 uur, waarin de telefoon van [medeverdachte 1] een mast aanstraalt in Best, exact de periode betreft waarin de insluiping in de woning, met gebruikmaking van een valse sleutel is gepleegd en dat de verdachte en [medeverdachte 1] dus ten tijde van het plegen daarvan contact met elkaar hebben gehad. Na het plegen van het feit zijn zij voorts blijkens de printgegevens van hun beider telefoonnummers in elkaars nabijheid geweest. Ook dit sluit aan bij de belastende verklaring van [medeverdachte 1] .
Verder blijkt uit meerdere verklaringen in het dossier dat de verdachte kort voor het plegen van het feit telefonisch contact heeft gehad met de dochter des huizes en haar heeft bewogen om naar Eindhoven te komen.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat de verdachte zowel op 6 als op 12 februari 2019 in Antwerpen is geweest om, kort gezegd, goud te verkopen.
Verwerping alternatieve verklaringen van de verdachte:
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zijn telefoon wel eens heeft uitgeleend aan andere personen en dat een van deze personen de hiervoor genoemde zoekslag in Google Maps zou hebben verricht.
Het hof acht deze verklaring niet aannemelijk. Het is gebleven bij een enkele stelling van de verdachte, hij heeft deze verklaring niet nader onderbouwd en geconcretiseerd. Het hof gaat dan ook voorbij aan die verklaring en gaat ervan uit dat het de verdachte is geweest die in Duitsland is geweest en ook de zoekslagen op zijn telefoon heeft verricht.
Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ontkend dat hij op 15 januari 2019 heeft gebeld met [dochter benadeelde 1] en tegen haar heeft gezegd ‘dat ze de woning uit moest’. Deze ontkennende verklaring vindt naar het oordeel van het hof zijn weerlegging in meerdere verklaringen.
Ten aanzien van zijn twee bezoeken aan Antwerpen heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij naar Antwerpen is gegaan omdat hij voor zijn vriendin [vriendin verdachte] een sieraad wilde kopen. Hij heeft daar echter niets gekocht.
Deze verklaring acht het hof niet aannemelijk. Niet valt in te zien waarom de verdachte tot tweemaal toe een grote afstand afgelegd zou hebben, naar Antwerpen, om een sieraad voor zijn vriendin te kopen. Naar het oordeel van het hof, in combinatie ook met tapgesprekken, is de verdachte naar Antwerpen gegaan teneinde sieraden en goud, buitgemaakt bij het bewezenverklaarde feit, te verkopen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte voorts verklaard dat niet hij, maar een zekere ‘ [naam 1] ’ de inbraak zou hebben gepleegd met [medeverdachte 1] .
Het hof stelt vast dat de verdachte hierover pas voor het eerst heeft verklaard ter terechtzitting in hoger beroep. Voorts heeft de verdachte geen nadere gegevens van ‘ [naam 1] ’ kunnen noemen behoudens de voornaam en het gegeven dat hij in Helmond zou wonen. Voor deze verklaring van de verdachte bevindt zich geen steun in het dossier en deze verklaring wordt voorts weerlegd door de bewijsmiddelen. Het hof gaat dan ook aan deze verklaring voorbij.
Tussenconclusie hof:
Het hof acht op grond van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de inbraak in de woning aan de [locatie 1] . De vraag waar het hof zich voor ziet gesteld is hoe die betrokkenheid van verdachte juridisch is te kwalificeren, levert het medeplegen op of medeplichtigheid.
Het hof stelt daartoe het volgende voorop:
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af:
- de verdachte heeft voorafgaand aan de inbraak de woning gelegen aan de [locatie 1] samen met de medeverdachte geobserveerd;
- de verdachte heeft de (huis)sleutel van deze woning gekopieerd/gereproduceerd;
- de verdachte heeft op 15 januari 2019 [dochter benadeelde 1] uit de woning gelokt;
- de verdachte heeft ten tijde van het plegen van het feit telefonisch contact gehad met de medeverdachte;
- de verdachte heeft volwaardig meegedeeld in de buit, heeft de buit onder zich gehad en heeft (een deel van) de buit vervolgens verkocht.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat, ondanks dat de verdachte de inbraak niet feitelijk heeft uitgevoerd, sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander gericht op het voltooien van de inbraak. De materiële en intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit is daarbij, gelet op de rol die de verdachte heeft gehad in de voorbereiding van het delict en in de afhandeling van het delict en het belang daarvan, van voldoende gewicht geweest. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Eindconclusie hof:
Het hof acht bewezen, gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal uit de woning gelegen aan de [locatie 1] , waarbij de verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal uit een woning, waarbij gebruik is gemaakt van een valse sleutel. Er zijn verschillende goederen weggenomen, waaronder een groot geldbedrag en een bruidsschat van onvervangbare waarde zoals blijkt uit het schadeonderbouwingsformulier.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de (emotionele) waarde van de gestolen goederen en de daarmee samenhangende maatschappelijke schade die door diefstallen als de onderhavige wordt veroorzaakt;
  • de geraffineerde wijze waarop verdachte tezamen met zijn mededader te werk is gegaan bij het wegnemen van goederen uit de woning;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich kennelijk slechts heeft laten leiden door eigen financieel gewin en zich niet heeft bekommerd om voornoemde schade.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 19 november 2020, waaruit blijkt dat hij ten tijde van het bewezenverklaarde feit niet eerder was veroordeeld ter zake een vermogensdelict en de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf tevens acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Hierin wordt voor een inbraak in een woning voor een first offender een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden in beginsel als passend beschouwd. Als strafvermeerderende factoren houden het hof rekening met de omvang van de schade, het samenwerkingsverband en de geraffineerde werkwijze.
Alles afwegende kan naar het oordeel van het hof gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, zijnde een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg ter zake het tenlastegelegde onder feit 3 een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 14.050,00 bestaande uit € 13.750,00 aan materiële schade en € 300,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 13.750,00 aan materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij is in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] gedeeltelijk zal toewijzen tot een bedrag ter hoogte van € 13.750,00 met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag ter hoogte van € 13.750,00 aan materiële schade gevorderd bestaande uit weggenomen contant geld dat niet is vergoed door de verzekering. Het hof wijst deze vordering toe.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2019, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade van € 300,00 bestaat – gelet op het schadeonderbouwingsformulier dat als bijlage 1 is aangehecht aan het Verzoek tot Schadevergoeding – voornamelijk uit gevoelens van onveiligheid die de benadeelde partij aan de inbraak heeft overgehouden.
Het hof stelt voorop dat artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek een limitatieve opsomming geeft van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten in geval van:
a. oogmerk om zodanige schade toe te brengen, bijvoorbeeld indien de verdachte iemand heeft gedood met het oogmerk aan de benadeelde partij immateriële schade toe te brengen;
b. aantasting in de persoon: 1) door het oplopen van lichamelijk letsel, 2) door schade in zijn eer of goede naam of 3) op andere wijze;
c. bepaalde gevallen van aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
Het hof is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] valt onder één van de hiervoor genoemde categorieën. Het hof zal om die reden de benadeelde partij ter zake de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat nader onderzoek naar de immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in dat deel van de vordering niet worden ontvangen en kan dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 13.750,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg ter zake het tenlastegelegde handelen onder feit 6 een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.250,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.250,00 aan materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [benadeelde 2] in de vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 4 en 7 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 3 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 13.750,00 (dertienduizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 3 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 13.750,00 (dertienduizend zevenhonderdvijftig euro)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 103 (honderddrie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 15 januari 2019.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. J.J.M. Gielen-Winkster en mr. W.T.H. Peute, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen, griffier,
en op 2 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W.T.H. Peute is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.