6.1De vaststelling van de feiten in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Voor zover in dit hoger beroep van belang gaat het in deze zaak om het volgende:
[geïntimeerde] huurt sinds 15 november 2014 van (de rechtsvoorganger van) [appellant] een kamer in het pand aan de [adres] te [plaats] met het recht op (mede)gebruik van de gezamenlijke ruimtes in het pand waaronder de keuken, de badkamer en het toilet.
Tijdens verblijf van [geïntimeerde] in het buitenland is [appellant] eind september 2017 begonnen met bouwkundige werkzaamheden in het pand waaronder het slopen van de keuken en de badkamer. Na zijn terugkeer heeft [geïntimeerde] [appellant] eind 2017 gesommeerd diverse herstelwerkzaamheden te verrichten. [appellant] heeft daar geen gehoor aan gegeven.
[geïntimeerde] heeft vervolgens een kort geding tegen [appellant] aanhangig gemaakt. Bij vonnis van 19 februari 2018 is [appellant] onder meer veroordeeld een aanvang te nemen met volledig herstel van de keuken en badkamer in het pand aan de [adres] te [plaats] op zodanige wijze dat die ruimten binnen vier weken na betekening van voormeld vonnis gereed zouden zijn voor ingebruikname daarvan, één en ander op straffe van dwangsommen met een maximum van € 5.000,=. Dit vonnis is op 27 februari 2018 aan [appellant] betekend.
Bij exploot van 7 mei 2018 is op verzoek van [geïntimeerde] aan [appellant] aangezegd dat [geïntimeerde] heeft geconstateerd dat [appellant] niet, althans niet volledig, heeft voldaan aan de opgelegde veroordeling uit het vonnis van 19 februari 2018 en aanspraak maakt op verbeurde dwangsommen ad € 5.000,=.
[geïntimeerde] heeft vervolgens opnieuw een kort geding tegen [appellant] aanhangig gemaakt. Bij vonnis van 8 mei 2018 is [appellant] op straffe van dwangsommen met een maximum van € 25.000,= veroordeeld om bepaalde herstelwerkzaamheden te verrichten in de keuken, de badkamer en het toilet, bestaande uit het vastzetten van alle stopcontacten en het zorgvuldig wegwerken van alle elektrische snoeren, (loze) leidingen, buizen, stangen en een pijp in die ruimtes. Dit vonnis is kort daarop aan [appellant] betekend.
Tegen deze twee kortgedingvonnissen is geen hoger beroep ingesteld; de vonnissen zijn in kracht van gewijsde gegaan.
[geïntimeerde] heeft tegen [appellant] executiemaatregelen genomen ter incasso van volgens hem door [appellant] ingevolge beide vonnissen verbeurde dwangsommen.
De procedure in eerste aanleg