In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor twee mishandelingen, waarbij de politierechter een gevangenisstraf van 60 dagen had opgelegd, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd om het vonnis te bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor beide mishandelingen, en in het geval van een bewezenverklaring, een strafmaatverweer gevoerd. Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet bewezen kan worden dat hij op 8 januari 2017 [benadeelde 1] heeft mishandeld, en heeft hem in dat opzicht vrijgesproken. Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte op 1 november 2016 in Kerkrade [benadeelde 2] heeft mishandeld. Het hof heeft de straf gematigd tot 60 dagen gevangenisstraf, waarvan 43 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een lagere straf.