Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de beëindiging van het gezamenlijk gezag over twee minderjarigen, geboren in 2008 en 2011, na de beëindiging van de relatie tussen de ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Limburg van 22 januari 2020, waarin werd bepaald dat de vader voortaan alleen het gezag over de kinderen zou uitoefenen. De moeder voerde aan dat er geen sprake was van een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en dat de communicatie tussen hen verbeterd kon worden. De vader daarentegen stelde dat de situatie van de kinderen bij de moeder onhoudbaar was en dat de wijziging van het gezag noodzakelijk was voor de rust en stabiliteit van de kinderen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2021 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad adviseerde om de beslissing van de rechtbank in stand te laten, omdat het eenhoofdig gezag meer rust voor de kinderen zou bieden. Het hof overwoog dat de ouders er niet in geslaagd waren om de kinderen buiten hun onderlinge strijd te houden, wat leidde tot (loyaliteits)problemen voor de kinderen. Het hof concludeerde dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk was dat het gezag alleen aan de vader toekwam. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.