In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van haar twee minderjarige kinderen zijn verlengd. De kinderen, geboren in 2017 en 2019, staan sinds oktober 2019 onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking te vernietigen, omdat zij van mening is dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de machtiging uithuisplaatsing. De GI heeft in haar verweerschrift gesteld dat de moeder niet in staat is om de zorg voor de kinderen op zich te nemen en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft.
Tijdens de mondelinge behandeling is de moeder bijgestaan door haar advocaat, mr. P.J.A. van de Laar. De GI heeft vertegenwoordigers gestuurd om de zaak te bepleiten. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere stukken, waaronder de beschikking van de rechtbank en evaluaties van de GI. De moeder heeft aangegeven dat zij zich heeft open gesteld voor hulpverlening en dat zij stappen onderneemt om haar situatie te verbeteren, maar de GI en het hof zijn van mening dat zij nog niet voldoende vooruitgang heeft geboekt.
Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing gerechtvaardigd is, omdat de moeder nog niet in staat is om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De bestreden beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en het verzoek van de moeder om de GI te veroordelen in de proceskosten is afgewezen.