In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder van drie minderjarigen tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder verzoekt om de verlenging van de uithuisplaatsing van haar kinderen niet langer te laten voortduren dan tot veertien dagen na de datum van uitspraak. De kinderen staan sinds 29 oktober 2019 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en zijn sinds 31 augustus 2020 uit huis geplaatst. De moeder heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij klaar is voor een thuisplaatsing van de kinderen en dat de omgangsmomenten te kort zijn om haar zorgcapaciteiten te demonstreren. De GI daarentegen heeft zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en de situatie thuis, en pleit voor het behoud van de uithuisplaatsing.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2021 zijn de moeder, de GI en een informant gehoord. De moeder heeft aangegeven dat zij haar leven op orde heeft en dat de kinderen graag terug willen naar haar. De GI heeft echter twijfels over de stabiliteit van de thuissituatie en de opvoedvaardigheden van de moeder. Het hof heeft vastgesteld dat er nog onvoldoende duidelijkheid is over de opvoedvaardigheden van de moeder en dat een psychologisch onderzoek noodzakelijk is om de situatie beter in te schatten. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij de uithuisplaatsing van de kinderen wordt voortgezet.
De beslissing van het hof is genomen op 4 maart 2021, waarbij de rechtbank Oost-Brabant in haar eerdere beschikking van 16 oktober 2020 in stand is gehouden. Het hof heeft de zorgen van de GI en de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de situatie van de moeder en de kinderen benadrukt.