Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
- de heer [de pleegvader] ;
- mevrouw [de pleegmoeder] ;
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de voogdij over een minderjarige, geboren in 2006. De gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna: de GI) heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 3 augustus 2020 gedeeltelijk te vernietigen. De rechtbank had de GI ontslagen van de voogdij over de minderjarige en beide pleegouders tot voogden benoemd. De GI stelt dat dit een vergissing was en dat alleen de pleegvader tot voogd benoemd had moeten worden, wat ook de wens is van de minderjarige en de pleegouders.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen verweerschrift is ingekomen en dat de zaak zonder mondelinge behandeling op de stukken is afgedaan. Het hof overweegt dat, volgens artikel 1:322 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek, een voogd zich kan laten ontslaan van zijn bediening als er een bevoegd persoon is die bereid is de voogdij over te nemen. Het hof concludeert dat het in het belang van de minderjarige is dat alleen de pleegvader tot voogd wordt benoemd, en vernietigt de eerdere beschikking voor zover deze de pleegmoeder als voogd benoemde.
De beslissing van het hof is op 4 maart 2021 uitgesproken in het openbaar, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De griffier wordt verzocht om een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, ter attentie van het centraal gezagsregister.