ECLI:NL:GHSHE:2021:648

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
200.223.176_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onder toezichtstelling van minderjarige in het kader van ouderschapsonderzoek en schottenaanpak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 maart 2021 een tussenuitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008. De zaak betreft een conflict tussen de ouders, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Brabant betrokken zijn. Na eerdere interventies, waaronder een ouderschapsonderzoek en de aanstelling van een bijzondere curator, heeft het hof besloten om als laatste optie een onderzoek door Jeugdbescherming in te stellen naar de mogelijkheden van de schottenaanpak. Beide ouders hebben ingestemd met dit onderzoek, waarbij de bereidheid tot verandering van de ouders een belangrijk aandachtspunt is. Het hof heeft een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige afwisselend bij de vader en de moeder verblijft.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2021 is gesproken over de ondertoezichtstelling van de minderjarige, die door de Raad is aangevraagd. De ouders hebben schriftelijk ingestemd met dit verzoek. Het hof heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld haar mening te geven, en heeft kennisgenomen van verschillende ingediende stukken. Het hof heeft geconcludeerd dat er een ernstige bedreiging is voor de ontwikkeling van de minderjarige, en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de situatie te stabiliseren. De ondertoezichtstelling is voorlopig vastgesteld voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid tot evaluatie en verlenging. Het hof heeft de ouders en de GI de opdracht gegeven om een contract op te stellen voor de uitvoering van de schottenaanpak, en heeft verdere beslissingen aangehouden tot de volgende mondelinge behandeling op 1 juni 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 4 maart 2021
Zaaknummer: 200.223.176/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/010/318316 / FA RK 17-1025
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.A.H. Vullings,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.E. Nonnemaker,
betreffende [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad);
- Jeugdbescherming Brabant (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI)).

17.De beschikking d.d. 9 september 2020

Bij die beschikking heeft het hof een voorlopige omgangsregeling vastgelegd tussen [minderjarige] en de vader,
  • [minderjarige] de ene week op vrijdag na school zal lunchen bij de vader;
  • de andere week verblijft [minderjarige] bij de vader van vrijdag na school tot zaterdagochtend 10:00 uur,
waarbij het eerste lunchcontact zal plaatsvinden op 11 september 2020 en het eerste verblijf van vrijdag na school tot zaterdagochtend 10:00 uur zal plaatsvinden op vrijdag 17 september 2020 en zo voorts;
en heeft het hof iedere verdere beslissing aangehouden tot 26 oktober 2020.

18.De mondelinge behandeling op 26 oktober 2020

Op de mondelinge behandeling op 26 oktober 2020 hebben partijen aangegeven dat zij de schottenaanpak willen gaan doen.
Met partijen is toen besproken dat voor de schottenaanpak een ondertoezichtstelling nodig is.
Partijen hebben het hof toestemming gegeven om over de mogelijkheid van een ondertoezichtstelling ten behoeve van het uitvoeren van de schottenaanpak te communiceren met de raad en de daarvoor aangewezen jeugdbeschermingsinstantie (gecertificeerde instelling, ofwel GI).
Met partijen is een contactregeling afgesproken die in ieder geval zal gelden tot dat er een start kan worden gemaakt met de schottenaanpak. Deze regeling ziet er als volgt uit:
[minderjarige] verblijft iedere vrijdag bij haar vader, de ene week voor de lunch en de andere week van 12:00 uur tot 19:00 uur. In de weken dat zij op vrijdag met vader luncht verblijft [minderjarige] ook op zondag bij vader van 12:00 tot 19:00 uur.

19.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

19.1.
Op 4 februari 2021 heeft de raad schriftelijk een verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van 12 maanden ingediend. Aanleiding voor het indienen van dit verzoek is gelegen in het feit dat op de mondelinge behandeling bij het hof op 26 oktober 2020 is gesproken over de inzet van de schottenaanpak en de daarvoor noodzakelijke ondertoezichtstelling. De raad heeft alvorens het verzoek in te dienen contact gehad met de ouders, die beiden hebben aangegeven in te stemmen met het verzoek.
19.2.
Beide ouders hebben vervolgens schriftelijk aan het hof bericht in te stemmen met het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] .
19.3.
Jeugdbescherming Brabant, locatie [locatie] , de beoogde GI, heeft het hof bij brief van 8 februari 2021 verzocht om alsnog een mondelinge behandeling te houden om vast te stellen of er commitment en veranderingsbereidheid is aan de zijde van de ouders en om de benodigde afspraken voor het opstellen van het contract te maken.
19.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 maart 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Vullings;
-de vader, bijgestaan door mr. Nonnemaker;
-De GI, vertegenwoordigt door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
-mr. drs. I Sandig, in haar hoedanigheid van bijzondere curator.
De raad heeft het hof laten weten niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen.
19.5.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.
Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling in aanwezigheid van de bijzondere curator en buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
19.6.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 2 februari 2021, ingekomen op 4 februari 2021;
- de brief van De GI van 8 februari 2021, ingekomen op 8 februari 2021;
- het journaal bericht met bijlage van de zijde van de man van 8 februari 2021, ingekomen op 8 februari 2021;
- het journaalbericht met bijlage van de zijde van de vrouw van 8 februari 2021, ingekomen op 8 februari 2021;
- de brief van de raad van 12 februari 2021, ingekomen op 15 februari 2021;
- het journaalbericht met bijlagen van de zijde van de man van 17 februari 2021, ingekomen op 18 februari 2021;
- het formulier kindgesprek van [minderjarige] , ingekomen p 18 februari 2021;
- het journaalbericht van de zijde van de vrouw van 26 februari 2021, ingekomen op 26 februari 2021.

20.De verdere beoordeling

20.1.
Op 4 februari 2021 heeft de raad een verzoek ingediend bij het hof tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] van gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant, locatie [locatie] , voor een periode van 12 maanden, ten behoeve van het inzetten van de schottenaanpak.
De ouders hebben beiden schriftelijk aan het hof bericht in te stemmen met het verzoek tot ondertoezichtstelling.
20.2.
De mondelinge behandeling op 2 maart 2021 is belegd om te onderzoeken of er voldoende draagvlak aanwezig is bij alle betrokkenen en of er aan de zijde van de ouders ook voldoende veranderingsbereidheid aanwezig is voor het uitspreken van een ondertoezichtstelling ten behoeve van het uitvoeren van de schottenaanpak en om, indien mogelijk, hierover al afspraken te maken.
20.3.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2021 is met alle betrokkenen tot de volgende afspraken gekomen:
Het hof spreekt een ondertoezichtstelling uit, voorlopig voor de duur van drie maanden, onder aanhouding van alle overige verzoeken tot de volgende mondelinge behandeling die gepland wordt op 1 juni 2021;
Gedurende deze eerste drie maanden gaat De GI op zoek naar de passende zorgaanbieders die zullen worden ingezet indien de schottenovereenkomst daadwerkelijk ten uitvoer zaal worden gelegd. De keuze van de zorgaanbieders is geheel een uitsluitend ter bepaling aan De GI;
Tijdens deze eerste drie maanden zal het contract worden opgesteld dat gedurende de schottenaanpak zal gelden tussen de ouders en De GI.
De GI zal zicht ontwikkelen op de situatie van [minderjarige] bij de moeder en de situatie van [minderjarige] bij de vader en op de mogelijkheden en onmogelijkheden om die situaties waar nodig te verbeteren. De GI zal daarbij ook de vraag betrekken of op korte of langere termijn overnachten van [minderjarige] bij de vader tot de mogelijkheden behoort. Voor vader is hierbij het uitgangspunt dat er uiteindelijk herstel komt van de contactregeling zoals die door de rechtbank in de bestreden beschikking is vastgelegd. De moeder refereert zich hier aan de mogelijkheden van [minderjarige] en de vader.
4. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof op 1 juni 2021 zal, indien de ouders en De GI hebben besloten tot (verdere) tenuitvoerlegging van de schottenaanpak, het hof vaststellen of het contract schottenaanpak reeds is ondertekend, dan wel zal het contract ter mondelinge behandeling ondertekend worden, waarna het hof het resterende verzoek ter zake de termijn van de ondertoezichtstelling zal toewijzen. Bij de tenuitvoerlegging van de schottenovereenkomst zal het hof de ouders en De GI de mogelijkheid bieden van een verdere tussentijdse evaluatie bij het hof na het verstrijken van een periode van zes maanden ondertoezichtstelling.
5. Als gedurende de eerste termijn van drie maanden van de ondertoezichtstelling duidelijk wordt dat het niet tot een schottenaanpak zal komen of indien de schottenaanpak niet tot resultaat leidt, laat het hof het aan De GI ter beoordeling over of zij het hof zal adviseren over het ouderschap.
20.4.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
20.5.
Het hof overweegt dat de raad met instemming van de ouders heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen.
20.6.
Het hof overweegt dat de ouders na de echtscheiding zo zeer met elkaar in een strijd verwikkeld zijn geraakt en gebleven dat een continuering van deze situatie een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] meebrengt. Van die ernstige ontwikkelingsbedreiging is het hof ook gebleken uit hetgeen de bijzondere curator eerder heeft gerapporteerd en ter mondelinge behandeling heeft medegedeeld, alsmede uit het gesprek met [minderjarige] . De ondertoezichtstelling dient ertoe om door middel van een rustperiode een situatie te creëren waarin de moeder en de vader een weg weten te vinden om onder begeleiding van de gezinsvoogden tot een ouderschap te komen waarin ouderlijke verantwoordelijkheden worden gedeeld op een wijze welke rust voor [minderjarige] brengt en waarbij [minderjarige] optimaal kan profiteren van een te vestigen samenwerking van de vader en de moeder.
Tijdens de rustperiode verlopen de contacten tussen de moeder en de vader uitsluitend via de gezinsvoogden. De GI is bevoegd om de ouders vanuit de eigen visie van de GI bij elkaar te roepen indien de GI dat noodzakelijk acht. De GI is verder bevoegd te bepalen welke hulpverlening nodig is voor de ouders en [minderjarige] .
20.7.
Naar het oordeel van het hof is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 BW. Het hof acht een ondertoezichtstelling van [minderjarige] noodzakelijk, voorlopig voor de duur van drie maanden om de ontwikkelingsbedreiging af te wenden, waarna op de mondelinge behandeling op 1 juni 2021 zal worden bezien of een verlenging van de ondertoezichtstelling aan de orde is.
20.8.
Het hof zal gelet op het voorgaande [minderjarige] met ingang van 8 maart 2021 onder toezicht stellen van de GI voor een periode van drie maanden.
20.9.
Het hof wenst nog het navolgende op te merken, met het oog op het interactie onderzoek dat de GI voornemens is gedurende de eerste periode van de ondertoezichtstelling in te stellen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2021 is het hof, niet voor de eerste keer, opgevallen hoe heftig de vader kan reageren op zaken die in zijn ogen niet goed verlopen Deze heftigheid valt af te leiden uit de wijze waarop hij zich uit: zonder nog regie van de voorzitter te accepteren brandt hij los en laat hij zich ook nauwelijks begrenzen. De vader is daarin eenzijdig doordat hij de verantwoordelijkheid voor hetgeen gaande is/geweest is buiten zichzelf legt: uitsluitend de ander, in dit geval (de voorzitter van) het hof maakt fouten. Het hof heeft zich na afloop van de mondelinge behandeling afgevraagd of de vader deze houding ook wel eens toont in de richting van [minderjarige] . Het hof verwijst naar het ouderschapsonderzoek, pagina 20, de beschrijving van het verloop van het gezamenlijk spelletje Ganzenbord, ouders en [minderjarige] , 15 november 2018:

In de tweede ronde doet de vader gezellig mee. [minderjarige] komt los. Ze gaat op de stoel zitten die tussen de vader en de moeder in staat. Als [minderjarige] tussen het voorlaatste spelletje en het laatste spelletje nog een vraag aan haar vader stelt, houdt de vader een betoog. Hij wijst [minderjarige] op de consequenties van haar handelen (geen omgang met de vader) en wijst haar op haar verantwoordelijkheid. Op het moment dat onderzoeker 1 vraagt of hij de afspraken die hij samen met de moeder daarover wil maken, wil doorschuiven naar de bijeenkomst die een week daarna is gepland, is de vader niet van plan te stoppen met zijn betoog. [minderjarige] kruipt op dat moment weer op schoot bij haar moeder, met haar beer in haar arm. Er ontstaat een erg gespannen situatie. De afgesproken tijd was om. De vader neemt afscheid en [minderjarige] blijft huilend achter. Zij is boos op haar vader en deelt die boosheid verontwaardigd met haar moeder.”
Waar de vader meent dat er in deze zaak sprake is van ouderverstoting, wijst het hof er op dat er ook sprake kan zijn van dynamiekfactoren tussen de vader en [minderjarige] , die wellicht aandacht behoeven.
20.10.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

21.De beslissing

Het hof:
stelt [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , onder toezicht van de GI met ingang van 8 maart 2021 tot 8 juni 2021;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
roept partijen en overige belanghebbenden op voor de mondelinge behandeling op 1 juni 2021 te 10:00 uur, die gehouden zal worden in een der zalen van het Paleis van Justitie te ’s-Hertogenbosch, gelegen aan de Leeghwaterlaan 8;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, H. van Winkel, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, en is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2021 door mr. E.M.C. Dumoulin in tegenwoordigheid van de griffier.