ECLI:NL:GHSHE:2021:643

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
200.247.988_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar arbeidsongeschiktheid na ongeval

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de naamloze vennootschap Vivium N.V. Het hoger beroep is ingeleid na een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 1 november 2017. De appellant, vertegenwoordigd door mr. F.J. van Benthem, heeft een zaak aangespannen met betrekking tot de gevolgen van een ongeval dat plaatsvond op 19 mei 2012. De rechtbank had eerder een neuroloog benoemd als deskundige, maar het hof heeft besloten om opnieuw een neuroloog te benoemen, omdat het rapport van de eerdere deskundige niet zonder meer kon worden gevolgd. De partijen waren het niet eens over de persoon van de deskundige en de vragen die aan deze deskundige gesteld moesten worden. Het hof heeft daarom een nieuwe deskundige benoemd, Dr. E.M.H. van den Doel, en heeft een aantal specifieke vragen geformuleerd die deze deskundige moet beantwoorden. Het hof heeft ook bepaald dat de appellant het voorschot voor de deskundige moet betalen en dat verdere beslissingen in de zaak worden aangehouden totdat het deskundigenrapport is ontvangen. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van de appellant en vervolgens aan de zijde van Vivium. Het arrest is uitgesproken op 2 maart 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.247.988/01
arrest van 2 maart 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] , appellant, verder: [appellant] ,
advocaat: mr. F.J. van Benthem te Etten-Leur,
tegen
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht Vivium N.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] (België),geïntimeerde, verder: Vivium,,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 24 januari 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 1 november 2017, door de rechtbank Oost-Brabant. zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, voor zover gewezen tussen [appellant] als eiser en Vivium als gedaagde.

1.De voortzetting van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 20 juli 2020.
1.2
Ter voldoening aan dit arrest hebben beide partijen een akte genomen, [appellant] onder overlegging van de producties 30 tot en met 32, Vivium onder overlegging van productie 7.
1.3
Daarna hebben partijen de stukken weer overgelegd voor het wijzen van arrest.

2.De nadere beoordeling van het hoger beroep

2.1
De inhoud van het voormelde tussenarrest geldt als hier herhaald en ingelast.
2.2
Partijen zijn het niet eens geworden over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en ook niet over de aan deze(n) te stellen vragen.
2.3
Nu de rechtbank een neuroloog tot deskundige heeft benoemd en het hof diens rapport niet zonder meer kan volgen, is er reden opnieuw een neuroloog tot deskundige te benoemen. Deze kan zo nodig een orthopeed raadplegen.
2.4
Aangezien partijen geen gezamenlijk voorstel voor de persoon van de deskundige hebben gedaan, zullen niet de door partijen voorgestelde of eerder in deze zaak betrokken deskundigen worden benoemd, maar zal de in de beslissing vermelde persoon als deskundige worden benoemd.
2.5
Het hof is het met partijen eens dat aan de deskundige de gebruikelijke IWMD-vragenlijst kan worden voorgelegd. Vraag 2.b. van voormelde standaardlijst zal door het hof worden aangevuld met de vraag in hoeverre bij [appellant] sprake is van een arbeidsongeschiktheid die in medisch opzicht redelijkerwijs is gerelateerd aan het ongeval op 19 mei 2012, met inachtneming van het feit dat [appellant] op die datum al voor 45/55% arbeidsongeschikt was verklaard wegens hernia nekklachten.
2.6
Het voorschot voor de deskundige dient door [appellant] als eiser te worden voldaan.
2.7
Iedere verdere beslissing zal in afwachting van het deskundigenrapport en de memories van partijen na deskundigenbericht worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
3.1
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de hierna vermelde vragen:
1. De situatie met ongeval
Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Medisch onderzoek
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnose
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Medische eindsituatie
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
2. De situatie zonder ongeval.
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien? Met name: in hoeverre is bij [appellant] sprake is van een arbeidsongeschiktheid die in medisch opzicht redelijkerwijs is gerelateerd aan het ongeval op 19 mei 2012, met inachtneming van het feit dat [appellant] op die datum al voor 45/55% arbeidsongeschikt was verklaard wegens hernia nekklachten.
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet-ongevalsgerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
3. Overig
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak
3.2
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vraag/vragen:
Dr. E.M.H. van den Doel, verbonden aan Van den Doel neurologische expertise, [adres] , [postcode] , [vestigingsplaats] , [telefoonnummer] , [e-mailadres]
3.3
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
3.4
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
3.5
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van het concept-rapport– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het rapport tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
3.6
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
3.7
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed rapport, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het rapport aan de advocaten van partijen toe te zenden;
3.8
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijke, ondertekende rapport ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
3.9
bepaalt dat de deskundige in zijn rapport aangeeft welke medische gegevens hij heeft ontvangen, waaronder ook die welke hij weliswaar heeft ontvangen maar niet aan zijn deskundig oordeel ten grondslag heeft gelegd;
3.1
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 3.025,00 inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
3.11
bepaalt dat partij [appellant] laatstgenoemd bedrag zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
3.12
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
3.13
benoemt mr. O.G.H. Milar tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
3.14
verwijst de zaak naar de
rol van 6 juli 2021(
vier maanden na datum arrest) in afwachting van het deskundigenrapport;
3.15
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenrapport naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [appellant] en vervolgens aan de zijde van Vivium;
3.16
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, E.J. van Sandick en A. van Zanten-Baris, en uitgesproken op 2 maart 2021.
Griffier Rolraadsheer