ECLI:NL:GHSHE:2021:641

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
200.284.679_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van procedure en proceskostenveroordeling in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, hebben appellanten, vertegenwoordigd door mr. D.B. Dubach, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg. Het hoger beroep is ingeleid op 7 oktober 2020, waarbij appellanten [geïntimeerde] hebben opgeroepen om te verschijnen. Tijdens de procedure heeft het hof besloten tot een mondelinge behandeling, maar appellanten hebben op 1 december 2020 een verzoek tot intrekking van de zaak ingediend. Geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. J. Engels, heeft ingestemd met de intrekking en verzocht om veroordeling van appellanten in de proceskosten.

Het hof heeft vervolgens de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellanten geen grieven meer tegen het bestreden vonnis wensten op te werpen, wat leidde tot de conclusie dat zij niet-ontvankelijk moesten worden verklaard in het hoger beroep. Geïntimeerde heeft kosten gemaakt in de procedure, waaronder griffierechten en kosten voor rechtsbijstand, en heeft een vergoeding van in totaal € 669,65 verzocht. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding was om af te wijken van de gebruikelijke proceskostenvergoeding en heeft de kosten vastgesteld op € 332,00 aan griffierecht en € 393,50 aan salaris advocaat.

De uitspraak van het hof op 2 maart 2021 verklaart appellanten niet-ontvankelijk in het hoger beroep en veroordeelt hen in de kosten van het hoger beroep, zoals in het dictum is vermeld. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.284.679/01
arrest van 2 maart 2021
in de zaak van

1.[appellant 1] ,

2.
[appellant 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellanten] ,
advocaat: mr. D.B. Dubach te 's-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J. Engels te Venlo,
op het bij exploot van dagvaarding van 7 oktober 2020 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 8 juli 2020, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellanten] als gedaagden en [geïntimeerde] als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8446266 / CV EXPL 20-1578)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
[appellanten] heeft bij voormeld exploot [geïntimeerde] opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 27 oktober 2020, waarbij in een nog in te dienen memorie van grieven nadere gronden zullen worden aangevoerd ter onderbouwing van de eis en conclusie zoals in de appeldagvaarding vermeld. Op die rol heeft zich namens [geïntimeerde] een procesvertegenwoordiger gesteld.
2.2.
Het hof heeft aanleiding gezien in deze zaak een mondelinge behandeling na aanbrengen te gelasten. Het hof heeft de zaak daarom ambtshalve verwezen naar de rol van 24 november 2020 voor akte uitlaten partijen omtrent een mondelinge behandeling na aanbrengen. Deze rolhandelingen zijn vervolgens aangehouden tot de rol van 1 december 2020. Op die rol heeft [appellanten] in een H4-formulier een verzoek gedaan tot intrekking van de zaak voor de eerstdienende dag. [geïntimeerde] heeft op die rol een akte uitlaten mondelinge behandeling na aanbrengen genomen.
2.3.
Vervolgens is de zaak op de rol van 15 december 2020 voor beraad royement geïntimeerde ( [geïntimeerde] ) gezet. Op die rol heeft [geïntimeerde] een akte uitlaten intrekken zaak voor eerstdienende dag genomen. Daarin stelt [geïntimeerde] dat zij zich kan verenigen met de verzochte intrekking en heeft zij het hof verzocht [appellanten] te veroordelen in de kosten van de procedure. [geïntimeerde] wijst daartoe naar het door haar voldane griffierecht van € 332,00 en de eigen bijdrage ten behoeve van de gefinancierde rechtsbijstand van € 148,00. Bovendien zijn volgens [geïntimeerde] proceshandelingen verricht die een vergoeding van de proceskosten insluiten onder verwijzing naar de akte uitlaten mondelinge behandeling na aanbrengen. [geïntimeerde] stelt dat dit een akte ter rolle met bijzondere inhoud betreft. Daarom moet volgens haar een half punt aan liquidatietarief worden toegekend. [geïntimeerde] verzoekt een vergoeding van in totaal
€ 669,65.
2.4.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
[appellanten] heeft aangegeven de zaak in te willen trekken. [geïntimeerde] heeft met doorhaling van de procedure ingestemd. [geïntimeerde] heeft daarbij het hof verzocht om [appellanten] in de kosten van de procedure te veroordelen (zie 2.3).
3.2.
Het hof begrijpt uit de mededeling van [appellanten] dat zij geen grieven tegen het bestreden vonnis meer wenst op te werpen. Dat betekent dat [appellanten] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep.
3.3.
Het hof ziet in wat [geïntimeerde] heeft aangevoerd over de proceskosten geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke proceskostenvergoeding en verwijst naar artikel 7 sub c van het Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven. Het hof beschouwt de akte uitlaten mondelinge behandeling na aanbrengen niet als een akte met een bijzondere inhoud.
Het hof zal daarom zoals te doen gebruikelijk overeenkomstig het Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven het salaris van de advocaat vaststellen. Het hof zal appellanten dan ook veroordelen in de proceskosten zoals in het dictum is vermeld.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in hoger beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak begroot op € 332,00 aan griffierecht en op € 393,50 (½ punt liquidatietarief I) aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, M.G.W.M. Stienissen en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 maart 2021.
griffier rolraadsheer