‘Op woensdag 29 juni 2016, hebben wij verbalisanten, op verzoek van de Fiod te [plaats 1] een controle ingesteld in een pand gelegen op de [adres] , te [postcode] [woonplaats] . De bewoner van dit pand werd verdacht van overtreding van artikel 5 juncto 97 Wet op de ac[c]ijns. De opdracht die wij, verbalisanten, gekregen hadden was om de eigenaar van het pand, [belanghebbende] , een verhoor af te nemen en eventueel goederen in beslag te nemen die vatbaar waren voor inbeslagname. Omstreeks 09.45 uur waren wij, verbalisanten, op de locatie [adres] te [woonplaats] aanwezig. Het betrof hier een woonhuis. Nadat ik, verbalisant [verbalisant 3] , aangebeld had, liep er een man via de poort naar ons toe en verteld hij dat hij [belanghebbende] heette. Nadat wij, verbalisanten, ons bekend hadden gemaakt als Douane heb ik, verbalisant [verbalisant 3] , [belanghebbende] medegedeeld dat hij verdacht werd van het voorhanden hebben van illegale sigaretten. Hierna vroeg ik, verbalisant [verbalisant 3] , dat wij in zijn huis wilden rondkijken of er sigaretten lagen en of hij hiervoor toestemming wilde geven. [belanghebbende] zei dat hij dit geen enkel bezwaar vond en vroeg ons binnen te komen. Voordat wij, verbalisanten, wilden gaan rondkijken vertelde [belanghebbende] dat hij drie dozen sigaretten in de garage had liggen. Vervolgens zijn wij, verbalisanten, op de bovenverdieping van de woning gaan rondkijken. Hier werden door ons geen sigaretten aangetroffen. Ook in de andere kamers op de begane grond werden door ons geen sigaretten aangetroffen. Aangekomen in de garage, wees [belanghebbende] ons de plek aan in de garage waar drie dozen stonden met sigaretten. Deze dozen stonden, bij binnenkomst in de garage, direct links in de hoek van de garage. De garage was bereikbaar via de tuin van de woning. Op grond van artikel 5 lid 1 letter b van de wet op de accijns is het verboden om sigaretten en rooktabak boven de vrijgestelde hoeveelheid voorhanden te hebben welke niet in de Nederlandse accijnsheffing betrokken zijn.
Hierna hebben wij, verbalisanten, [belanghebbende] een bekeuring aangezegd wegens vermoedelijke overtreding van artikel 5 strafbaar gesteld bij artikel 97 van de Wet op de accijns. Ter plaatse hebben wij de [belanghebbende] , zijnde de eigenaar van sigaretten, verhoord. Na beëindiging van het verhoor, op woensdag 29 juni 2016 omstreeks 10.15 uur, hebben wij, verbalisanten, de sigaretten geïnventariseerd en geteld. Wij, hebben de aangetroffen sigaretten in beslag genomen. [belanghebbende] deed vrijwillig afstand van de sigaretten middels ondertekening van een afstandsverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen. Van de inbeslagname hebben wij [belanghebbende] een bewijs van ontvangst overhandigd.
De controle werd op woensdag 26 juni 2016, omstreeks 11.15 beëindigd. De inbeslaggenomen sigaretten zijn overgedragen aan de Fiod te [plaats 1] .’.