ECLI:NL:GHSHE:2021:603
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Raadkamerbeschikking in hoger beroep tegen beslissing rechter-commissaris tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechter-commissaris om 3 dagen vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen, omdat hij een eerder opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel zou hebben overtreden. Deze maatregel hield in dat de veroordeelde geen contact mocht opnemen met de aangeefster, die eerder slachtoffer was van belaging door de veroordeelde. De verdediging voerde aan dat de rechter-commissaris niet tot tenuitvoerlegging had mogen overgaan, omdat de vordering tot het verkrijgen van bewijs op basis van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering onrechtmatig was. Het Openbaar Ministerie stelde daarentegen dat het beroep verworpen diende te worden.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de rechter-commissaris voldoende aanwijzingen had om te oordelen dat de veroordeelde de vrijheidsbeperkende maatregel had overtreden. De vordering tot het uitleveren van historische telefoongegevens, die leidde tot de conclusie dat de veroordeelde contact had gezocht met de aangeefster, werd als rechtmatig beschouwd. Het hof oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter-commissaris abusievelijk melding maakte van een gedragsbeïnvloedende maatregel in plaats van een vrijheidsbeperkende maatregel, niet van invloed was op de rechtmatigheid van de beslissing.
Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep afgewezen en de beslissing van de rechter-commissaris bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van vrijheidsbeperkende maatregelen en de mogelijkheden voor het Openbaar Ministerie om bewijs te vergaren in het kader van opsporingsonderzoeken.