ECLI:NL:GHSHE:2021:597

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
200.282.804_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen ouders met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep over een omgangsregeling tussen de ouders van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.L.B. Koelman-Duijf, heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen, waarin een onbegeleide omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] was vastgesteld. De vader, vertegenwoordigd door mr. C.C. Berends, heeft in incidenteel appel verzocht om de moeder te verplichten tot nakoming van de omgangsregeling, met de mogelijkheid van lijfsdwang bij niet-nakoming.

De mondelinge behandeling vond plaats op 1 februari 2021, waarbij zowel de moeder als de vader hun standpunten hebben toegelicht. De raad voor de Kinderbescherming was ook aanwezig en heeft het belang van contact tussen de vader en [minderjarige] benadrukt. Het hof heeft vastgesteld dat er een overeenkomst is bereikt tussen partijen over Skype-contact tussen de vader en [minderjarige], dat om de twee weken zal plaatsvinden. Het hof heeft de werking van de bestreden beschikking geschorst en de zaak aangehouden tot pro forma 1 april 2021, waarbij partijen zijn verzocht om het hof te informeren over de voortgang van de Skype-gesprekken.

De beslissing van het hof is genomen in het belang van [minderjarige], waarbij de zorgen van de moeder over de omgang en de impact op de ontwikkeling van [minderjarige] zijn meegewogen. Het hof heeft de zaak aanhouden om de situatie verder te monitoren en te beoordelen of de omgangsregeling in de toekomst kan worden aangepast.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 februari 2021
Zaaknummer: 200.282.804/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/226274/FA RK 16-3486
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
in deze zaak woonplaats kiezende te [kantoorplaats] op het kantoor van haar advocaat,
verzoekster in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.L.B. Koelman-Duijf,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] (België),
verweerder in principaal appel,
verzoeker in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.C. Berends.
Deze zaak gaat over [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2010.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 5 juni 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 september 2020, heeft de moeder in de hoofdzaak verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en de vader omgang met [minderjarige] te ontzeggen dan wel een omgangsregeling te bepalen die recht doet aan de belangen van [minderjarige] . De moeder heeft voorts bij incidenteel verzoek schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bij voormelde beschikking bepaalde omgang en ter uitvoering daartoe de bepaalde dwangsommen, met veroordeling van de vader in de kosten
van de procedure.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 september 2020, heeft de vader gemotiveerd verweer gevoerd tegen het incidenteel verzoek van de moeder tot schorsing, kosten rechtens.
2.3.
Bij verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingekomen ter griffie op 21 oktober 2020 heeft de vader gemotiveerd verweer gevoerd. Tevens heeft de vader in incidenteel hoger beroep verzocht om de vader te machtigen om de nakoming van de omgangsregeling te bewerkstelligen door telkenmale dat de vrouw niet of niet geheel nakomt op de moeder lijfsdwang te laten toepassen voor de duur van 24 uur per keer.
2.4.
De moeder heeft geen verweerschrift in incidenteel hoger beroep ingediend.
2.5.
Op 5 oktober 2020 heeft de mondelinge behandeling inzake de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring plaatsgevonden. Bij beschikking van 29 oktober 2020 heeft het hof het verzoek tot schorsing afgewezen.
2.6.
De mondelinge behandeling in de hoofdzaak heeft plaatsgevonden op 1 februari 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Koelman-Duijf;
  • de vader, bijgestaan door mr. Berends;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.6.1.
Het hof heeft op verzoek van de [minderjarige] zelf, [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.7.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de moeder d.d. 21 oktober 2020, ingekomen ter griffie op 22 oktober 2020;
  • de brieven van de kind- en jongerenrechtswinkel [plaats] en van [minderjarige] d.d. 20 januari 2021, ingekomen ter griffie op 22 oktober 2021;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 23 januari 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] [minderjarige] geboren. [minderjarige] is, na daartoe verkregen vervangende toestemming, door de vader erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank een onbegeleide omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en [minderjarige] en de moeder veroordeeld tot betaling van een dwangsom indien zij in gebreke blijft haar medewerking te verlenen aan de omgangsregeling, een en ander zoals in die beschikking is weergegeven.
3.3.
Zowel de moeder als de vader kunnen zich (met gedeelten van) deze beslissing niet
verenigen zij zijn hiervan in principaal dan wel incidenteel hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert, kort samengevat het volgende aan.
De omgang levert ernstig nadeel op voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [minderjarige] . Tot januari 2020 was er immers alleen nog maar sprake van begeleide omgang. [minderjarige] raakt klem en dat heeft een schadelijke invloed op zijn ontwikkeling. Het gedrag van de vader leidt tot dusdanige spanningen bij de moeder dat [minderjarige] daar de nadelige weerslag van ondervindt. De vader communiceert niet met de moeder en hij diskwalificeert haar als ouder. Door de procedures is [minderjarige] zijn basisveiligheid kwijt, zeker nu de vader de dwangsommen int. Het opleggen en innen van de dwangsommen is onredelijk en onbillijk aangezien de moeder steeds heeft meegewerkt aan de uitvoering van de begeleide omgang. De inning van de dwangsommen moet worden geschorst omwille van de rust voor [minderjarige] .
De vastgestelde omgang kan niet worden uitgevoerd omdat de voorwaarden onuitvoerbaar zijn gebleken. AnaCare wil niet met de moeder verder en Humanitas heeft geen tijd om de omgang te begeleiden. [instantie] kan de vastgestelde wijze van omgang niet bieden. Omdat [instantie] de grens naar België niet oversteekt zou ook voor ieder omgangsmoment een toestemmingsformulier nodig zijn en zou de vader verschillende bescheiden moeten meenemen, nog afgezien van de vraag of de gemeente het gevraagde aantal uren zou willen toekennen. Omdat de moeder niet staat ingeschreven op het adres waar zij woont en vanwege de medische situatie van haar partner en [minderjarige] , heeft de moeder geen contact gehad met de gemeente.
Er is sprake van een gewijzigde situatie en daarmee van nieuwe feiten waardoor de omgang zoals die is bepaald niet uitvoerbaar is. De moeder is gaan samenwonen en haar partner heeft een hartoperatie ondergaan. Verder heeft [minderjarige] opnieuw een onderzoek in het ziekenhuis gehad vanwege zijn nieren. Een raadsonderzoek is wenselijk om vast te stellen hoe de omgang eruit moet zien. Door corona zou ieder omgangsmoment twee weken quarantaine meebrengen.
3.5.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
De vader heeft recht op omgang. Niet de omgang maar de opstelling van de moeder maakt dat [minderjarige] moeite heeft met de situatie. Het is in zijn belang dat de omgang nu van de grond komt, anders is er een grote kans op ouderverstoting. De vader betwist dat de omgang tussen hem en [minderjarige] geen kindniveau-interactie bevat. De raad, AnaCare en de rechtbank hebben geconcludeerd dat onbegeleide omgang mogelijk is. De vader kan [minderjarige] tijdens de omgangsmomenten goed verzorgen en kan hem een veilige omgeving bieden. De moeder kan niet het belang van [minderjarige] voorop stellen en zich over haar eigen wantrouwen heen zetten. Hier belast zij [minderjarige] mee.
De dwangsommen zijn terecht opgelegd. De dwangsommen hebben echter niet geholpen, de moeder weigert nog steeds omgang toe te staan. De vader verzoekt lijfsdwang op te leggen om op die manier de moeder te bewegen tot nakoming van de opgelegde omgangsregeling.
3.6.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het in het belang van [minderjarige] is dat het contact tussen hem en de vader op gang komt. Als het niet lukt, zou de raad een beschermingsonderzoek in overweging geven.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is het hof het volgende gebleken. De moeder woont met [minderjarige] , haar nieuwe partner en diens zoon in het westen van het land, in [plaats] . Er is nog altijd geen contact tussen de vader en [minderjarige] .
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen het volgende overeengekomen.
[minderjarige] en de vader hebben contact met elkaar via een skypeverbinding om de twee weken op zondag om 18.30 uur te beginnen op zondag 7 februari 2021.
De vader initieert het skypegesprek.
Het emailadres van [minderjarige] is [e-mailadres] . Mocht de skypeverbinding niet van de grond komen dan kan [minderjarige] de vader bellen op [telefoonnummer] .
Het gesprek zal ongeveer 10 á 15 minuten duren, tenzij zowel [minderjarige] als de vader het gesprek langer willen laten duren.
Bij het gesprek is, buiten de vader en [minderjarige] , niemand anders aanwezig (ook geen halfbroertjes en/of partners).
De vader en [minderjarige] zullen vanaf maart bekijken of ze de skypegesprekken één keer per week op zondag zullen houden of het bij één keer per twee weken laten.
3.7.2.
Het hof zal de zaak aanhouden tot pro forma 1 april 2021. De advocaten van partijen zullen het hof voor die datum informeren over de wijze waarop de Skype gesprekken tussen de vader en [minderjarige] verlopen. Het hof zal de werking van de bestreden beschikking tot die datum ambtshalve schorsen.

4.De beslissing

Het hof:
schorst met ingang van 1 februari 2021 de werking van de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 5 juni 2020;
stelt vast dat partijen zijn overeengekomen dat [minderjarige] en de vader via Skype contact hebben onder de voorwaarden zoals beschreven onder rechtsoverweging 3.7.1.;
houdt de behandeling van de zaak aan tot 1 april 2021 pro forma, met verzoek aan de advocaten van partijen het hof tijdig voor de pro forma datum te informeren over de wijze waarop de Skypegesprekken tussen de vader en [minderjarige] verlopen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, E.L. Schaafsma-Beversluis en E.P. de Beij en is door mr. E.A.M. Scheij uitgesproken op 25 februari 2021 in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.