GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-001765-19
Uitspraak : 17 februari 2021
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 28 mei 2019 in de strafzaak met parketnummer 03-721161-18 tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorte-eiland] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum in het jaar] 1973,
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Limburg-Zuid –
gevangenis ‘De Geerhorst’ te Sittard.
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van de onder feit 1 primair tenlastegelegde moord. De rechtbank heeft het onder feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
- ‘doodslag’ (feit 1 subsidiair),
- ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III’ (feit 2),
- ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 3) en
- ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 4),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis beperkt hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij appelakte van 5 juni 2019 is het namens de verdachte ingestelde hoger beroep uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Voor de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten 2, 3 en 4 – welke feiten aldus niet aan het oordeel van het hof zijn onderworpen – zal het hof, ingevolge het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, hierna een straf bepalen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van de onder feit 1 primair tenlastegelegde moord, de onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde doodslag bewezen zal verklaren en de verdachte, die in de visie van het Openbaar Ministerie als volledig toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is gevorderd dat het hof de straf voor de, niet aan zijn oordeel onderworpen, door de rechtbank bewezenverklaarde feiten zal bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Voorts heeft hij een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat is bepleit om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot hooguit 7 tot 8 jaren. Met betrekking tot de door het hof afzonderlijk te bepalen straf voor de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten 2, 3 en 4 heeft de verdediging het hof verzocht om tot een aanzienlijk lagere strafoplegging te komen dan de in dit verband door de advocaat-generaal geformuleerde eis.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het bestreden vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen.
Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
1.
hij, verdachte, op of omstreeks 2 augustus 2018 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen (een) kogel(s) in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te schieten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, verdachte, op of omstreeks 2 augustus 2018 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen (een) kogel(s) in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te schieten;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, verdachte, op of omstreeks 2 augustus 2018 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door met een vuurwapen (een) kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] te schieten, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
uiterst subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, verdachte, op of omstreeks 2 augustus 2018 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door met een vuurwapen (een) kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] te schieten, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van feit 1 primair
Het hof is met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat geen bewezenverklaring kan volgen van de onder feit 1 primair tenlastegelegde moord op het slachtoffer [slachtoffer] , zodat het hof de verdachte daarvan zal vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 augustus 2018 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen een kogel in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te schieten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, districtsrecherche Parkstad Limburg, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, proces-verbaalnummer LB2R018089-56, in het onderzoek ‘Swansea’, gesloten d.d. 3 december 2018, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-1306.