ECLI:NL:GHSHE:2021:552

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
200.287.090_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van de biologische vader inzake de adoptie van de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 februari 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de biologische vader van een minderjarige. De biologische vader had in hoger beroep verzocht om de vernietiging van een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de adoptie van de minderjarige door de stiefvader was uitgesproken. De biologische vader had zijn beroepschrift te laat ingediend, namelijk op 11 december 2020, terwijl de termijn voor het indienen van het beroep op 10 december 2020 om 23.59 uur was geëindigd. Het hof heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep strikt moet worden gehandhaafd en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. De biologische vader had aangevoerd dat zijn advocaat zich had vergist over de termijn, maar het hof oordeelde dat dit niet voldoende was om de niet-ontvankelijkheid te rechtvaardigen. De moeder en de stiefvader hebben zich verzet tegen de ontvankelijkheid van de biologische vader, waarbij zij benadrukten dat de bestreden beschikking al was geëffectueerd en dat het gezin behoefte had aan duidelijkheid. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de biologische vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek in hoger beroep, waarmee de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg in stand blijft.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 februari 2021
Zaaknummer: 200.287.090/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/271246/ FA RK 19-4201
in de zaak in hoger beroep van:
[de biologische vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de biologische vader,
advocaat: mr. S.P.J. Oudenhoven te Roermond,
tegen
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
en
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verweerders in hoger beroep
,
advocaat: mr. P.J.W.M. Theunissen te Roermond.
Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 10 september 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 december 2020, heeft de biologische vader verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende alsnog:
Primair:
  • het verzoek tot adoptie van [minderjarige] af te wijzen;
  • te bepalen dat het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] alsnog wordt afgewezen;
  • te bepalen dat een contact en/of omgangsregeling tussen [minderjarige] en de biologische vader (gefaseerd en/of op termijn) van start gaat, al dan niet onder begeleiding en rekening houdend met de belangen van [minderjarige] en al dan niet onder oplegging van een (vervolg)traject (afzonderlijk of samen te volgen) welke passend is bij de situatie;
  • een bijzondere curator te benoemen voor [minderjarige] .
Subsidiair: alvorens op de primaire verzoeken te beslissen, een bijzondere curator voor [minderjarige] te benoemen dan wel de raad te verzoeken zich uit te laten over de vraag of met adoptie, geslachtsnaamwijziging en enkel vierjaarlijks correspondentiecontact de belangen van [minderjarige] daadwerkelijk worden gediend.
Zowel primair als subsidiair: een beslissing c.q. maatregel te treffen die het hof juist acht.
2.2.
Het hof heeft (nog) geen verweertermijn gegeven.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 januari 2021. Bij die gelegenheid is uitsluitend de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde geweest en zijn gehoord:
- de biologische vader, bijgestaan door mr. Oudenhove;
-de moeder en de stiefvader, bijgestaan door mr. Theunissen.

3.De beoordeling

3.1.
De biologische vader en de moeder hebben tot 2014 een affectieve relatie met elkaar gehad.
In die relatie is [minderjarige] geboren. De biologische vader heeft [minderjarige] erkend. [minderjarige] droeg vanaf zijn geboorte de achternaam “ [achternaam van de biologische vader] ”. De moeder is met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] belast.
De moeder en de stiefvader hebben sinds 2014 een relatie en zijn op 15 september 2017 met elkaar gehuwd.
3.2.
In deze procedure hebben de moeder en de stiefvader verzocht de adoptie uit te spreken van [minderjarige] met bepaling dat zijn wettige ouders zullen zijn de moeder en de stiefvader alsmede te bepalen dat de geslachtsnaam van [minderjarige] “ [achternaam van de stiefvader] ” zal luiden.
3.3.
Bij beschikking van 5 februari 2020 heeft de rechtbank de raad verzocht onderzoek te doen en rapport en advies uit te brengen omtrent de in die beschikking opgesomde vragen.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
  • de adoptie van [minderjarige] door de stiefvader uitgesproken en bepaald dat de geslachtsnaam van [minderjarige] zal zijn [achternaam van de stiefvader] , zodat hij voortaal zal heten: [minderjarige] ;
  • bepaald dat tussen [minderjarige] en de biologische vader schriftelijk contact mogelijk is, waarbij de biologische vader [minderjarige] vier keer per jaar (met de verjaardag van [minderjarige] , met Kerstmis, rond Carnaval en voor de zomervakantie) een kaartje/bericht stuurt, waarbij de moeder een afweging maakt of dit kaartje gelet op de belasting voor [minderjarige] al met hem gedeeld kan worden, maar de kaartjes in ieder geval bewaard worden;
  • de beslissing ten aanzien van het contact uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
  • het meer of anders verzochte afgewezen.
3.5.
De biologische vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Ontvankelijkheid
3.6.
Ingevolge artikel 806 lid 1 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan hoger beroep worden ingesteld door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
3.7.
De biologische vader is in deze zaak belanghebbende. Aan hem is op grond van artikel 805 Rv een afschrift van de beschikking verzonden. De bestreden beschikking dateert van 10 september 2020. De termijn voor het aanwenden van het rechtsmiddel in deze zaak is derhalve aangevangen op 11 september 2020 en is geëindigd op 10 december 2020 om 23.59 uur.
3.8.
Het beroepschrift van de biologische vader is door de griffie van het hof ontvangen op 11 december 2020 om 21.47 uur, dus ná het verstrijken van de beroepstermijn.
3.9.
Nu het beroepschrift van de biologische vader buiten de wettelijke termijn is ingediend en de appeltermijn van openbare orde is, dient het hof ambtshalve te toetsen of het beroep van de vader ontvankelijk is.
3.10.
Door en namens de biologische vader is – kort samengevat – aangevoerd dat zijn advocaat zich heeft vergist; ten tijde van het indienen van het beroepschrift was zij in de veronderstelling dat 11 december 2020 de laatste dag van de beroepstermijn was. De gevolgen van het eindigen van deze procedure in een niet-ontvankelijkverklaring zijn voor de vader groot. Daarom verzoekt de biologische vader het hof om hem ondanks de termijnoverschrijding ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep.
3.11.
Door en namens de moeder en de stiefvader is – kort samengevat – het standpunt ingenomen dat de biologische vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek in hoger beroep. Het beroepschrift is een dag te laat ingediend. Het was voor de moeder, de stiefvader en [minderjarige] al een grote teleurstelling toen bleek dat de biologische vader toch een beroepschrift had ingediend. De rechtbank had al een verklaring van non-appel afgegeven en van de gemeente hadden zij het bericht gekregen dat voor [minderjarige] een nieuw identiteitsbewijs diende te worden aangevraagd, tot vreugde van [minderjarige] . De bestreden beschikking is geëffectueerd. Als het beroepschrift van de biologische vader nu alsnog in behandeling zou worden genomen, zou dit wederom een grote teleurstelling voor hem zijn. Het gezin heeft behoefte aan duidelijkheid.
3.12.
De raad heeft zich ter zitting niet uitgelaten over de ontvankelijkheid van de biologische vader in zijn verzoek in hoger beroep.
3.13.
Het hof is van oordeel dat de biologische vader niet-ontvankelijk is in het hoger beroep.
Het hof stelt voorop dat in het belang van een goede rechtspleging duidelijkheid moet bestaan over het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt en dat rechtsmiddeltermijnen strikt moeten worden gehandhaafd.
Dat het beroepschrift buiten de wettelijke beroepstermijn is ingekomen ter griffie van het hof, is niet betwist. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ook overigens is het hof niet of onvoldoende van bijzondere omstandigheden gebleken die maken dat sprake is van een situatie waarin een uitzondering gerechtvaardigd is.
Het hof concludeert dat de biologische vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek in hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de biologische vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep van de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 10 september 2020.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, J.F.A.M. Graafland- Verhaegen en E.M.C. Dumoulin en is op 25 februari 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.