Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [appellant] en [appellante] , bijgestaan door mr. Biesheuvel;
- mevrouw [medewerker bewindvoerder] , namens [bewindvoerder] .
- de brief van de bewindvoerder d.d. 7 mei 2020;
- nadere stukken uit het procesdossier van de eerste aanleg, bestaande uit: de beschikking van de rechtbank Breda van 14 november 2012, de twee beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 maart 2016 en de aantekeningen van de griffier van de rechtbank van de mondelinge behandeling op 20 december 2019, alle ingekomen ter griffie van het hof op 14 januari 2021;
- de ter mondelinge behandeling in hoger beroep door de bewindvoerder overgelegde stukken, bestaande uit: een overzicht bankposten inzake de betalingen van het UWV aan [appellant] , een betaalspecificatie van het UWV d.d. 6 januari 2021 en een overzicht bankposten inzake de salarisbetalingen aan [appellant]
3.De beoordeling
derhalve uiterlijk 25 maart 2021,een plan van aanpak inclusief een bijbehorend tijdspad op te stellen en aan [appellant] en [appellante] uit te reiken. Het plan van aanpak moet vervolgens op korte termijn door de bewindvoerder met [appellant] en [appellante] worden besproken. De bewindvoerder dient [appellant] en [appellante] stap voor stap te begeleiden in het traject naar zelfredzaamheid. Het hof gaat ervan uit dat [appellant] en [appellante] zich – ondanks hun slechte verstandhouding met de bewindvoerder – aan dit plan van aanpak zullen conformeren en dat zij hun medewerking aan de uitvoering hiervan zullen verlenen. Verder verwacht het hof zowel van de bewindvoerder als van [appellant] en [appellante] dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om het “zelfredzaam-heidstraject” te laten slagen.
vóór 1 oktober 2021een schriftelijk (met stukken onderbouwd) verslag aan het hof te overleggen omtrent het verloop van het “zelfredzaamheidstraject” van [appellant] en [appellante] en de recente ontwikkelingen in het bewind sinds de mondelinge behandeling in hoger beroep. Na binnenkomst van het verslag van de bewindvoerder zal het hof een afschrift van dat verslag toezenden aan de (advocaat van) [appellant] en [appellante] en hen in de gelegenheid te stellen om
binnen twee wekenschriftelijk daarop te reageren. Zo nodig bepaalt het hof, alvorens een eindbeschikking te geven, een tweede mondelinge behandeling.
tot 1 oktober 2021 pro forma,teneinde het verloop van het “zelfredzaamheidstraject” van [appellant] en [appellante] af te wachten.
4.De beslissing
uiterlijk 25 maart 2021een plan van aanpak op te stellen, uit te reiken aan [appellant] en [appellante] en met hen te bespreken, conform het hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.8.5. is overwogen;
tot PRO FORMA 1 oktober 2021.