Het hof onderschrijft de conclusies van de deskundigen.
De inhoud van het deskundigenonderzoek brengt naar het oordeel van het hof met zich mee dat een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder op dit moment niet aan de orde kan zijn.
Uit het rapport blijkt dat er zowel over de moeder als over [minderjarige] zodanige zorgen bestaan dat terugplaatsing nu niet aan de orde is. Het zal volgens het rapport een moeizaam en langdurig traject zijn om toe te werken naar een thuisplaatsing van [minderjarige] , waarbij de onderzoekers aangeven hierover somber te zijn gestemd gezien de turbulentie van het leven van de moeder gedurende de jaren dat de moeder twee kinderen heeft gekregen en de huidige situatie.
Als gevolg van de uithuisplaatsing, die blijkens het rapport door de moeder niet wordt geaccepteerd, is er bij [minderjarige] sprake van een loyaliteitsconflict. Dit brengt [minderjarige] in verwarring en zorgt voor een conflict in het willen/mogen/durven wonen bij de pleegouders.
De deskundigen hebben verder geconstateerd dat de ontwikkeling van [minderjarige] onder druk staat. [minderjarige] laat een verontrustend beeld zien in zowel sociaal, emotioneel en relationeel opzicht. De oorzaak hiervan is gelegen in een instabiel erg onveilig opvoedklimaat waarmee zij in het verleden te maken heeft gehad. Dit heeft ertoe geleid dat [minderjarige] een onveilige gedesorganiseerde gehechtheid laat zien. In het gedrag van [minderjarige] is verder gezien dat er sprake is van parentificatie. Voorts is gebleken dat [minderjarige] niet zelfstandig in staat is om haar emoties en spanningen te reguleren.
[minderjarige] heeft behoefte aan een opvoeder, die in staat is om met voornoemde problematiek om te gaan. Goed genoeg ouderschap is voor [minderjarige] niet voldoende.
Er zijn zorgen of de moeder dit aan [minderjarige] kan bieden. Als gevolg van een belaste jeugd en een adoptieverleden, heeft de moeder zelf ook te kampen met problematiek, waaronder hechtingsproblematiek. Verder komt uit het rapport naar voren dat er bij de moeder sprake is van emotionele instabiliteit, impulsiviteit, achterdocht, een instabiel gevoel van eigenwaarde en een povere identiteitsontwikkeling. De moeder heeft zich herhaaldelijk aangemeld bij Emergis, maar behandelingen zijn niet van de grond gekomen. De moeder externaliseert haar problemen, heeft zwartwit visies en ze kan niet goed reflecteren op haar eigen gedrag. De moeder is geneigd een sociaal wenselijk beeld te presenteren waarbij zij wil laten zien dat ze een goede moeder is. Er wordt niet uitgesloten dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, maar dit kon niet worden onderzocht. Uit het rapport is gebleken dat de moeder beperkt onderzoekbaar is geweest. Zo kon bijvoorbeeld onvoldoende worden onderzocht in hoeverre de zorgen over vermeende alcoholproblematiek bij de moeder terecht zijn, aangezien de moeder niet heeft toegestaan dat de deskundige met referenten van de moeder heeft kunnen spreken. Hierdoor blijven een aantal zaken onduidelijk.
In de contacten tussen [minderjarige] en de moeder, die op zichzelf goed zijn en waarvan [minderjarige] ook geniet, wordt verder gezien dat fysiek contact zowel door de moeder als door [minderjarige] wordt vermeden. Daarnaast heeft de moeder er moeite mee om voldoende sensitief te reageren en om [minderjarige] de nodige begrenzing en structuur aan te bieden.
Weliswaar stelt de moeder terecht dat er uit het onderzoek ook positieve zaken naar voren komen, maar gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn de zorgen over [minderjarige] nog onverminderd aanwezig en kan dit niet tot een ander oordeel ten aanzien van de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing leiden.