ECLI:NL:GHSHE:2021:539

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
20-003482-15 OWV
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in mega ontnemingszaak Begonia met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 12 november 2015 een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 485.983,- en een betalingsverplichting van € 480.983,- opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de terechtzittingen in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis vroeg, en de argumenten van de verdediging, die pleitte voor afwijzing van de vordering.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdediging stelde dat de betrokkene geen voordeel had genoten uit de criminele organisatie, terwijl de advocaat-generaal dit standpunt als onaannemelijk bestempelde, verwijzend naar eerdere bewezenverklaringen in de onderliggende strafzaak. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene daadwerkelijk voordeel had genoten uit de drugshandel en wees de vordering af.

De beslissing van het hof was gebaseerd op verklaringen van medebetrokkenen en het gebrek aan concrete aanwijzingen in het dossier. Het hof concludeerde dat de vordering tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel niet kon worden toegewezen. Het arrest werd uitgesproken op 25 februari 2021 door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. P.T. Gründemann als voorzitter.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003482-15 OWV
Uitspraak : 25 februari 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 12 november 2015 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 01-889089-09 OWV tegen:

[betrokkene]

.
Hoger beroep
De rechtbank heeft het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op
€ 485.983,- en aan betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor een bedrag van
€ 480.983,-.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de vordering afwijst.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Beoordeling van de ontnemingsvordering
De verdediging heeft zich in hoger beroep wederom op het standpunt gesteld dat betrokkene geen voordeel heeft genoten uit de criminele organisatie, en dat derhalve de vordering dient te worden afgewezen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het standpunt van de verdediging volstrekt onaannemelijk is geworden, gelet op de onherroepelijke bewezenverklaring in de onderliggende strafzaak en de aan de bewezenverklaring ten grondslag liggende bewijsmiddelen. De advocaat-generaal heeft in het bijzonder gewezen op:
  • Het sms bericht van 12 september 2010 waarbij [medebetrokkene 1] aan [medebetrokkene 2] stuurt: “
  • Het gesprek van 7 december 2010 tussen [medebetrokkene 1] en [betrokkene] , waarbij een aanhouding van [medebetrokkene 2] en [medebetrokkene 1] aan de orde komt voor het driemaal over een doorgetrokken streep rijden. Hij krijgt allermaal boetes thuis. [medebetrokkene 2] -die op dat moment bij [medebetrokkene 1] is- lacht en zegt dat de boetes door drieën moeten worden gedeeld. [medebetrokkene 1] herhaalt dit vervolgens aan [betrokkene] . [betrokkene] zegt dat het beter door vieren kan worden gedeeld.
  • Het gegeven dat betrokkene is veroordeeld voor het witwassen van geld door het aanschaffen van een zestal auto’s.
  • Het gegeven dat er in de woning van betrokkene € 75.000,- is aangetroffen op een geheime plaats.
  • De gegevens van de belastingdienst waaruit blijkt dat [betrokkene] in 2008 € 10.581,00 inkomsten uit een uitkering heeft ontvangen, en het in 2009 om een bedrag van € 14.353,00 gaat.
Het hof oordeelt als volgt.
Allereerst stelt het hof vast dat ten aanzien van de betrokkene [betrokkene] in onderliggende onherroepelijke strafzaak, in het arrest van het gerechtshof Den Bosch d.d. 20 juni 2013 met parketnummer 20-002146-12 is opgemerkt dat de betrokkenheid van deze betrokkene in de criminele organisatie vooral afgeleid kan worden uit de omstandigheid dat zijn woning diende als ontmoetingspunt voor de levering van de drugs en de betaling daarvan. Daarnaast zou hij een substantiële financiële betrokkenheid in de illegale handel hebben gehad, hetgeen ook zou blijken uit het feit dat in zijn woning op een geheime plaats een bedrag van bijna € 75.000,- werd aangetroffen. Betrokkene zou derhalve al geruime tijd deel uitmaken van de criminele organisatie.
Voor de beoordeling of betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel uit bedoelde criminele organisatie heeft gehad, acht het hof van belang dat in hoger beroep de medebetrokkenen [medebetrokkene 1] en [medebetrokkene 2] wederom hebben verklaard dat zij hun opbrengsten uit de drugshandel niet met [betrokkene] hebben gedeeld. Daarbij is hun expliciet de vraag voorgelegd of zij daarmee beseffen dat hun verklaringen bij een toerekening van het behaalde voordeel aan de criminele organisatie, tot gevolg hebben dat bij een toerekening aan bedoelde criminele organisatie van de uit de drugshandel behaalde opbrengsten, die dan worden toegerekend aan twee personen in plaats van aan drie personen. Hierop hebben zij verklaard dat ze zich ervan bewust zijn dat hun verklaringen voor hen betekenen dat bij ieder van hen mogelijk een hoger bedrag van wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden ontnomen.
Onder meer op basis van die verklaringen, alsook gezien het feit dat er onvoldoende concrete aanwijzingen in het dossier te vinden zijn van de daadwerkelijke toerekening van de opbrengst uit de criminele organisatie aan betrokkene, acht het hof het onvoldoende aannemelijk geworden dat betrokkene uit de onderhavige drugshandel wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Het hof zal derhalve de vordering afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Wijst afde vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Aldus gewezen door:
mr. P.T. Gründemann, voorzitter,
mr. B. Stapert en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,
en op 25 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.A.M. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.