18.09uur
NN-man: … Eindhoven ... langs mij komen …Ik heb gekeken op ... normaal Omroep Brabant en dat soort dingen weet je niet ...
[betrokkene] : ... aanhouding ... ik denk dat ik wel ongeveer weet waar die gepakt is …
NN-man: Ja, maar … telefoon kreeg …
[betrokkene] : Die heeft die 44 ook … gehad.
NN-man: … politie, bij Utrecht, controle van de wouten, …
(Vervolg GSM-verkeer d.d. 20 november 2010, p.57)
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] (spraaklijn in gebruik bij [medebetrokkene 3] ) blijkt dat er met dat telefoonnummer op 20 november 2010 te 19:33:32 uur een SMS-bericht werd verzonden. De telefoon van [medebetrokkene 3] maakte op dat moment gebruik van de GSM-mast gelegen aan de Rijksweg ter hoogte van Geffen.
Gelet op het vorenstaande in onderlinge samenhang bezien acht het hof het niet aannemelijk geworden dat medebetrokkene [medebetrokkene 3] de verkochte levering niet heeft betaald. Daarbij wijst het hof op het gebruik van het woord “pap” en “papier” waarmee de partijen op de betaling van de drugstransacties doelen door middel van geldbiljetten. Daarbij blijkt genoegzaam uit voornoemde bewijsmiddelen dat op 20 november 2010 deze “pap” en “biljetten” voor de drugstransactie van 18 november 2010 persoonlijk door [medebetrokkene 3] zullen worden afgegeven.
Met de rechtbank, en de advocaat-generaal, acht het hof het derhalve voldoende aannemelijk geworden dat de tweede levering gedateerd van 18 november 2010, betreffende een tweede hoeveelheid van 44 kilogram, aan [medebetrokkene 3] , op 20 november is betaald. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging en zal ook deze drugstransactie in de berekening meenemen.
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat betrokkene is vrijgesproken voor de drugstransacties van; 26 augustus 2010 betreffende 1 kilogram amfetamine aan [persoon 4] en de drugstransactie van 19 november 2010 betreffende de verkoop van 5 kilogram amfetamine aan [persoon 5] .
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, oordeelt het hof dat, nu betrokkene is vrijgesproken van de verkoop van de tenlastegelegde drugstransactie op 19 november 2010 - betreffende 5 kilo amfetamine aan [persoon 5] - evenals van de drugstransactie op 26 augustus 2010 - betreffende 1 kilo aan [persoon 4] – de opbrengsten van deze drugstransacties niet als voordeel uit de bewezenverklaarde feiten op basis van artikel 36e, tweede lid, kunnen worden meegenomen.
Daarbij stelt het hof vast dat, ondanks deze expliciete vrijspraak ten aanzien van de betrokkenheid van de betrokkene bij deze drugstransacties, het thans mogelijk kan zijn om de ontneming van dit voordeel te baseren op de veroordeling van betrokkene wegens zijn deelname aan de criminele organisatie. Het hof heeft evenwel onvoldoende aanwijzingen in het dossier aangetroffen die erop zouden kunnen wijzen dat betrokkene ook feitelijk in het voordeel ten aanzien van deze drugstransacties heeft meegedeeld.
Ten aanzien van de overige bewezenverklaarde drugstransacties heeft de verdediging geen verweer gevoerd. Het hof acht voor die transacties voldoende bewijsmiddelen in het dossier aanwezig waaruit voldoende aanwijzingen zijn gebleken dat de betrokkene voordeel uit die bewezenverklaarde drugstransacties heeft behaald.
Samenvattend stelt het hof derhalve vast dat betrokkene voordeel heeft behaald, op basis van artikel 36e, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, uit de bewezenverklaarde verkoop van
147 kilogramamfetamine.
De te hanteren winstmarge
Verkoopprijs:
De verkoopprijs is gebaseerd op de verklaringen van de in het dossier opgenomen afnemers, en is vastgesteld op € 850,00 per kilogram. Ten aanzien van de verkoopprijs is er geen verweer gevoerd.
Het hof
steltop basis van het dossier de verkoopprijs
vast op € 850,00 per verkochte kilogram amfetamine.
Inkoopprijs:
De verdediging heeft zich in hoger beroep wederom op het standpunt gesteld dat de behaalde winst per kilogram verkochte amfetamine op € 150,00 dient te worden gesteld. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat het hof dient uit te gaan van een gemiddelde inkoopprijs van € 700,00 per kilo nu de amfetamine zelf werd opgeklopt uit amfetamineolie, deze amfetamineolie per liter € 1.400 kostte, en daarmee 2 liter aan amfetamine kon worden gemaakt.
Het hof oordeelt als volgt.
Uit het dossier volgt dat de inkoopprijs onder meer gebaseerd wordt op een OVC gesprek gedateerd van 20 oktober 2010, om 20:10, waarin zowel betrokkene [betrokkene] als [medebetrokkene 1] spreken over 400 (liter) olie die op dat moment zou worden gemaakt, en een betaling van 70 ruggen die zij morgen zouden moeten doen. Derhalve lijkt het dat er een bedrag van (€ 70.000 / 400 liter =) € 175,00 per liter voor die olie dient te worden betaald.
Daarnaast is uit informatie van het Expertisecentrum synthetische drugs en precursoren van de Dienst Nationale Recherche van het Korps Landelijke Politiediensten, het vermoeden ontstaan dat de ingekochte amfetamineolie is geproduceerd op basis van sassafrasolie of safrol, een olie die vele malen goedkoper is dan de olie geproduceerd met BMK (benzylmethylketon). Uit de sassafrasolie of safrol kan ook MDMA worden gesynthetiseerd, welke MDMA de basis kan vormen voor amfetamine. De prijs van de sassafrasolie of safrol bedroeg tussen de € 120,00 en € 175,00 per liter.
De rechtbank is niet uitgegaan van voormelde inkoopprijs, maar is uitgegaan van de verklaring van de getuige [getuige] die in eerste aanleg op 5 december 2014 is gehoord door de rechter-commissaris, en welke getuige stelt dat de prijs van BMK in die periode ongeveer € 200,00 tot € 350,00 per liter betrof. Met inachtneming van deze aankoopprijzen is de rechtbank uitgegaan van een gemiddelde aankoopprijs van € 300,00 per liter aangekochte BMK. Getuige [getuige] heeft tevens verklaard dat uit 400 liter BMK, 600 kilogram amfetamine(pasta) kan worden geproduceerd. Met die informatie is de rechtbank uitgegaan van een kostprijs van (400 (liter) x € 300,00 : 600 (kilogram) = )
€ 200,00 per kilo. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat dient uit te worden gegaan van een inkoopprijs van € 700,00 per kilo, hetgeen is gebaseerd op de stelling dat 1 liter amfetamineolie € 1.400,00 heeft gekost en daaruit 2 kilogram amfetamine kon worden gehaald, ongeloofwaardig geacht en het volstrekt onaannemelijk geacht dat er maar een beperkte winstmarge zou zijn behaald van € 150,00 per verkochte kilogram amfetamine.
In hoger beroep heeft de medebetrokkene [medebetrokkene 1] , bij de raadsheer-commissaris d.d. 30 september 2020 wederom verklaard dat de winstmarge die hij en de mede-betrokkenen hebben behaald met de verkochte amfetamine, enkel € 150,00 per kilogram bedroeg. Tevens heeft de verdediging in appel de verweren herhaald die ook in eerste aanleg waren gevoerd.
Gelet op de beperkte aanwijzingen uit het dossier ten aanzien van de door betrokkenen betaalde inkoopprijs, is het hof onvoldoende gebleken dat bij de berekening van de winstmarge een inkoopprijs kan worden vastgesteld van € 175,00 voor een liter sassafrasolie of safrol, dan wel een inkoopprijs van € 300,00 per liter BMK, omgerekend leidend tot een kostprijs van € 200,00 per kilo amfetaminepasta. Het hof acht ieder van deze inkoopprijzen/kostprijzen onvoldoende uit het dossier aannemelijk geworden. Daarbij acht het hof het van belang dat de betrokkenen zich op het standpunt hebben gesteld dat er bij de handel in amfetamine geen sprake was van productie, maar enkel van het opkloppen van amfetamineolie en het direct doorverkopen van de daaruit verkregen amfetamine(pasta). Het hof heeft al met al onvoldoende reden om de rechtbank te volgen in haar overweging dat het volstrekt onaannemelijk is dat de betrokkenen enkel een winstmarge van € 150,00 per kilo genereerden.
Zonder nadere bewijsmiddelen omtrent de gestelde inkoopprijs dient het hof, gelet op het reparatoire karakter van de voordeelsontneming, in de berekening zoveel mogelijk uit te gaan van het geschatte daadwerkelijk behaalde voordeel van betrokkenen. Het hof gaat zodoende uit van de verklaringen van de betrokkenen, en gaat daarom uit van de inkoop van 1 liter amfetamineolie voor € 1.400,00, waaruit 2 kilogram amfetamine kan worden gemaakt.
Het hof
steltop basis van die verklaringen de
inkoopprijs vast op (€ 1.400,00 / 2 (kilogram) =) € 700,00per verkochte kilogram amfetamine.
Samenvattend zal het hof, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, in zijn berekening uitgaan van een te
hanteren winstmarge van (€ 850,00 – € 700,00 =) € 150,00per verkochte kilogram amfetamine, hetgeen leidt tot de volgende berekening als totaal wederrechtelijk verkregen voordeel uit de bewezenverklaarde feiten:
Totaal voordeel uit de bewezenverklaarde feiten:
147 kilogram x € 150,00 € 22.050,00
Voordeel uit soortgelijke feiten
Vacuümzakken en gastrobakken
In hoger beroep heeft de advocaat-generaal de eerder in eerste aanleg opgevoerde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van vacuümzakken en gastrobakken niet gehandhaafd en ook de verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat deze berekening niet aan de orde is.
Nu beide berekeningswijzen in hoger beroep door het Openbaar Ministerie zijn losgelaten, dit met instemming van de verdediging is gebeurd en ook het hof geen aanleiding ziet om deze berekeningen te volgen, zal het hof deze buiten beschouwing laten.
De verdediging heeft zich, net als bij de behandeling in eerste aanleg, op het standpunt gesteld dat het onvoldoende aannemelijk is geworden dat de handel in verdovende middelen over een langere periode heeft plaatsgevonden dan bewezenverklaard. Daartoe is onder meer aangevoerd dat het eerste concrete feit pas van 29 januari 2010 dateert. Verder is gesteld dat betrokkenen elkaar inderdaad langer kenden, maar dat niet in die gehele periode sprake is geweest van amfetaminehandel. Ten slotte is in dit verband aangevoerd dat, wanneer er in afgeluisterde tapgesprekken er wordt gesproken over handel waarvan al jaren sprake is, het hier niet gaat om concrete aanwijzingen dat buiten/vóór de bewezen verklaarde periode daadwerkelijk sprake is geweest van opbrengst gevende amfetaminehandel of dat binnen die periode andere amfetaminetransacties hebben plaatsgevonden dan die in de strafzaak bewezen zijn verklaard.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende aanwijzingen bestaan om de beginperiode van de handel in soortgelijke feiten op 1 januari 2008 te stellen.
Het hof overweegt als volgt.
De rechtbank heeft op basis van het dossier geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat het voordeel dat de criminele organisaties [betrokkenen] wederrechtelijk heeft verkregen, beperkt is gebleven tot het voordeel behaald uit de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft het evenmin aannemelijk geacht dat niet ook andere feiten ertoe hebben geleid dat de betrokkenen wederrechtelijk voordeel hebben verkregen.
Hiertoe zijn berekeningen. Zo hebben volgens de rechtbank in de periode september 2010 tot en met november 2010 5 transacties plaatsgevonden met ene [persoon 5] , waarbij in totaal 28 kilo’s amfetamine zijn verkocht. Daarnaast blijkt volgens de rechtbank dat er in december 2010 is gehandeld met ene [persoon 7] , en is gebleken van handel met [persoon 6] in de periode van november 2009 tot februari 2010 van in totaal 9 kilogram. Ten slotte zijn er volgens de rechtbank aanwijzingen in het dossier dat in december 2009 gehandeld werd met [persoon 8] en [persoon 9] .
Het hof stelt vast dat op basis van vorenstaande delictsdossiers kan worden gesteld dat er buiten de bewezenverklaarde transacties tevens met andere personen drugstransacties hebben plaatsgevonden. Het hof heeft echter onvoldoende concrete aanwijzingen gevonden om in verband met extrapolatie buiten de bewezenverklaarde periode berekeningen van wederrechtelijk verkregen voordeel te kunnen maken die de werkelijkheid redelijk betrouwbaar benaderen, uitgaande van een geleidelijke opbouw van (opbrengsten uit) de handel in amfetamine vanaf 1 januari 2008 tot 1 januari 2011. Weliswaar kenden de betrokkenen elkaar al langer en zijn er aanwijzingen dat zij samen al vanaf 1 januari 2008 verscheidene drugstransacties hebben verricht, het hof acht de omvang van de handel getalsmatig onvoldoende bepaalbaar om op basis van bedoelde aanwijzingen het buiten de bewezenverklaarde periode wederrechtelijk verkregen voordeel voldoende nauwkeurig te kunnen schatten. Daarbij kan het hof allerminst uitsluiten dat bij die schatting voordeel is begrepen dat reeds is ontnomen in verband met de bewezenverklaarde transacties en de hierna te melden transacties.
Soortgelijke feiten op basis van de delictsdossiers
Het voorgaande laat onverlet dat er wel voldoende aanwijzingen aan het dossier zijn te ontlenen dat de volgende transacties hebben plaatsgevonden. Het hof acht aannemelijk dat de betrokkenen, deel uitmakend van de criminele organisatie [betrokkenen] , uit die drugstransacties voordeel uit soortgelijke feiten hebben behaald:
27 sept 2010 5 kilogram (map 17, pagina 37 e.v.)
29 sept 2010 7 kilogram (map 17, pagina 48 e.v.)
12 nov 2010 8 kilogram (map 17, pagina 70 e.v.)
Totaal 20 kilogram
Het hof zal de beoogde transactie op 3 oktober 2010 à 3 kilogram niet in de berekening betrekken, nu enkel een poging tot levering op 23 oktober 2010 heeft plaatsgevonden.
Daarnaast zal het hof de levering van 5 kilogram op 19 november 2010 niet meenemen nu betrokkene, zoals eerder vastgesteld, ten aanzien van deze verkoop/levering is vrijgesproken.
Ook voor deze drugstransacties van in totaal 20 kilogram, zal het hof een winstmarge, zoals eerder vastgesteld, hanteren van € 150,00.
In totaal stelt het hof vast dat er in het dossier voldoende aanwijzingen bestaan dat er op basis van soortgelijke feiten uit de drugshandel met [persoon 5] voor (€ 150,00 x 20 (kilogram) =) € 3.000,- aan voordeel is behaald.
Handel met [persoon 6]
Ten aanzien van de transacties met [persoon 6]in de periode van november 2009 tot februari 2010 acht het hof de volgende drugstransacties voldoende aannemelijk geworden:
11 nov 2009 1 kilogram (map 19, p. 4)
28 nov 2009 1 kilogram (map 19, p. 9)
5 dec 2009 2 kilogram (map 19, p. 9)
10 dec 2009 1 kilogram (map 19, p. 13)
29 dec 2009 2 kilogram (map 19, p. 22)
20 jan 2010 2 kilogram (map 19, p.33)
Totaal 9 kilogram
Ook ten aanzien van deze drugstransacties van in totaal 9 kilogram zal het hof, als eerder overwogen, een winstmarge hanteren van € 150,00.
In totaal stelt het hof vast dat er in het dossier voldoende aanwijzingen bestaan dat er op basis van soortgelijke feiten, te weten uit aan [persoon 6] verkochte drugs, door de betrokkene voordeel is behaald, te weten een bedrag van ( € 150,00 x 9 (kilogram) =) € 1.350,- .