ECLI:NL:GHSHE:2021:52

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
200.273.902_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijf en zorgregeling voor minderjarige na overeenstemming tussen ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, hebben partijen, de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige], voorafgaand aan de mondelinge behandeling in hoger beroep overeenstemming bereikt over het hoofdverblijf van de minderjarige en de overige voor haar van belang zijnde regelingen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Houtman, had in hoger beroep verzocht om het hoofdverblijf van de minderjarige bij hem te bepalen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Striekwold, verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

De zaak betreft de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015. De vader heeft de minderjarige erkend en partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. In eerdere beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant zijn voorlopige zorgregelingen vastgesteld, waarbij de minderjarige voorlopig aan de moeder was toevertrouwd. Het hof heeft kennisgenomen van de eerdere beschikkingen en de inhoud van de ingediende stukken.

Uiteindelijk heeft het hof, gelet op de overeenstemming tussen partijen, de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vader zal zijn. Tevens is er een regeling vastgesteld voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders. De beschikking is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2021 door de rechters C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en H.J.M. van Arkel-van Gasselt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 14 januari 2021
Zaaknummer: 200.273.902/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/323028 / FA RK 17-3386
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Houtman,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Striekwold.
Deze zaak gaat over [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
- Stichting Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te [vestigingsplaats] en tevens kantoorhoudende te [kantoorplaats] , de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 november 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 februari 2020, heeft de vader verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
  • primair:het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen alsnog terstond toe te wijzen;
  • subsidiair:te bepalen dat een (nieuw) onderzoek door de raad wordt gelast, om het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen daarna alsnog toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 14 april 2020, heeft de moeder verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep althans zijn hoger beroep af te wijzen, de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de vader in de kosten van deze procedure.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de processen-verbaal van de mondelinge behandelingen in eerste aanleg op 6 juni 2018, 24 april 2019 en 24 september 2019;
  • het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 10 februari 2020;
  • de brief van de raad d.d. 19 februari 2020;
  • aanvullende stukken van het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 26 februari 2020;
  • de brief van de raad d.d. 22 oktober 2020;
  • het V8-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van de vader op 1 december 2020;
  • het V6-formulier met bijlage ingediend door de advocaat van de moeder op 3 december 2020;
  • het V8-formulier ingediend door de advocaat van de vader op 10 december 2020
2.4.
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [minderjarige] , op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [minderjarige] erkend.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
Bij beschikking van 5 september 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant [minderjarige] voorlopig toevertrouwd aan de moeder en heeft de voorzieningenrechter een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij de vader voorlopig gerechtigd is tot contact met [minderjarige] :
  • gedurende een weekeinde per veertien dagen van vrijdag 15.00 uur tot zondag 18:00 uur;
  • gedurende het andere weekeinde een belmoment op zaterdagochtend om 9:00 uur;
  • gedurende iedere dinsdag van 9:00 uur tot 18:00 uur,
waarbij de vader [minderjarige] bij de moeder ophaalt en de moeder [minderjarige] bij de vader ophaalt.
3.3.
Bij beschikking van 4 juli 2018 heeft de rechtbank Oost-Brabant:
  • de zaak aangehouden in afwachting van interdisciplinair overleg;
  • de advocaten van partijen verzocht de rechtbank te berichten over de stand van zaken, de standpunten van partijen en de wijze waarop de procedure dient te worden voortgezet;
  • bepaald dat de door de voorzieningenrechter vastgestelde voorlopige zorgregeling in de beschikking van 5 september 2017 vooralsnog gehandhaafd blijft.
3.4.
Bij beschikking van 15 mei 2019 heeft de rechtbank Oost-Brabant:
  • een voorlopige zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] alsmede een voorlopige regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen vastgesteld, zoals in die beschikking is weergegeven;
  • de definitieve beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf en de zorgregeling aangehouden;
  • de advocaten van partijen en de GI verzocht om de rechtbank uiterlijk 17 september 2019 te informeren over de actuele stand van zaken en een standpunt in te nemen ten aanzien van de verzoeken die nog voorliggen.
3.5.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank:
  • het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen afgewezen;
  • een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige] vastgesteld
  • een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige] vastgesteld
  • de vakanties en feestdagen verdeeld overeenkomstig de tussen partijen bij de mediator op 16 januari 2019 gemaakte afspraken en bepaald dat de aangehechte en door de griffier gewaarmerkte afspraken deel uitmaken van de beschikking.
3.6.
De vader kan zich met de bestreden beschikking – voor wat betreft de beslissing omtrent het hoofdverblijf – niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
Uit voornoemd V8-formulier van 1 december 2020 en de daarbij gevoegde overeenkomst zorg- en opvoedingstaken, welke door partijen is ondertekend op 20 november 2020 respectievelijk 27 november 2020 en voornoemd V6-formulier van 3 december 2020, blijkt dat partijen alsnog overeenstemming hebben bereikt over het hoofdverblijf van [minderjarige] en de overige voor [minderjarige] van belang zijnde regelingen.
3.8.
In de brief bij voornoemd V8-formulier van 1 december 2020 verzoekt de vader om zijn primaire beroep gegrond te verklaren en het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen.
De vader verzoekt daarbij verder – en voor zover nodig kan het beroepschrift van de vader als zodanig gewijzigd/aangevuld worden beschouwd – de gemaakte afspraken zoals weergegeven in de door partijen ondertekende overeenkomst aan de door het hof af te geven beschikking te hechten en daarvan deel uit te laten maken.
3.9.
Bij voornoemd V6-formulier van 3 december 2020 verzoekt de moeder om de door partijen ondertekende overeenkomst zorg- en opvoedingstaken aan de door het hof af te geven beschikking te hechten zodat deze deel uitmaakt van de beschikking.
3.10.
In de bestreden beschikking is enkel over het hoofdverblijf en de zorg- en opvoedingstaken beslist. Mitsdien zal het hof het gewijzigde verzoek in hoger beroep aldus begrijpen dat wordt verzocht hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader te bepalen en de tussen partijen in de overeenkomst gemaakte afspraken met betrekking tot de zorg- en contactregeling als bedoeld in de artikelen 3.1 tot en met 3.5 van die overeenkomst, vast te stellen. Het hof zal, gelet op de overeenstemming hierover tussen partijen, de bestreden beschikking vernietigen en aldus bepalen. Voor zover er in de overeenkomst andere afspraken tussen partijen zijn gemaakt binden die partijen wel, maar zullen die, gelet op de omvang van het hoger beroep niet in het dictum worden opgenomen.
3.11.
De advocaat van de moeder verzoekt verder om ook de bijlage bij voornoemd V6-formulier van 3 december 2020 in de door het hof af te geven beschikking op te nemen dan wel evenals de door partijen ondertekende overeenkomst zorg- en opvoedingstaken aan de beschikking te hechten.
Genoemde bijlage betreft een brief van de moeder van 30 november 2020 waarin zij uitlegt wat haar beweegredenen zijn geweest om in het belang van [minderjarige] in te stemmen met het hoofdverblijf bij de vader..
3.12.
Bij V8-formulier van 10 december 2020 heeft de man uitdrukkelijk bezwaar gemaakt tegen het aanhechten van voormelde brief van 30 november 2020 of opname daarvan in de beschikking, nu de man de inhoud daarvan uitdrukkelijk betwist.
3.13.
Het hof zal volstaan met het aanhechten van de overeenkomst zorg- en opvoedingstaken aan deze beschikking.
3.14.
Nu uit het voorgaande is gebleken dat partijen overeenstemming hebben bereikt en ook voor het overige niet is gebleken van beletselen om het verzoek van de vader toe te wijzen, zal het hof beslissen op de hierna aangegeven wijze.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 november 2019;
en opnieuw rechtdoende:
bepaalt het hoofdverblijf van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , bij de vader;
stelt een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast tussen de moeder en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , waarbij zij gerechtigd zijn tot contact met elkaar gedurende:
  • om de week een weekend, te weten van donderdagmiddag uit school tot zondag om 16.00 uur, zolang ze in groep 2 zit. Zodra haar onderwijs ook op vrijdag zal plaatsvinden zal [minderjarige] om de week een weekend bij de moeder zijn van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur. De moeder zal [minderjarige] uit school halen en haar op zondag terugbrengen bij de vader. Indien een feest/studiedag aansluitend is aan een dag dat [minderjarige] bij haar moeder is, heeft [minderjarige] langer contact. Dan zal [minderjarige] op de maandag om 16.00 uur door de moeder bij de vader worden teruggebracht;
  • de vakanties- en feestdagen worden – voor zoveel mogelijk de zomervakantie jaarlijks omgewisseld verdeeld zoals in de aan deze beschikking gehechte bijlage 1 en 2 behorende bij de overeenkomst, vermeld. Dit zodat [minderjarige] afwisselend bij beide ouders verblijft gedurende de vakanties en/of feestdagen. Wanneer [minderjarige] met de moeder op vakanties gaat, staat de moeder in voor de kosten. Wanneer [minderjarige] met de vader op vakantie gaat, staat de vader in voor de kosten;
  • de verjaardag van [minderjarige] wordt bij de vader en de moeder thuis gevierd in de weekenden dat [minderjarige] bij de vader of de moeder thuis is. Op [minderjarige] haar verjaardag kan de ouder bij wie [minderjarige] op dat moment niet is [minderjarige] via videobellen feliciteren;
  • de verjaardagen van beide ouders, partners van de ouders, broers, zussen en grootouders zullen zoveel mogelijk gevierd worden in het weekend dat [minderjarige] bij de desbetreffende ouder is. Het staat vrij om de andere ouder te vragen of ze bij een andere verjaardag van een belangrijk persoon voor [minderjarige] aanwezig kan zijn als ze niet bij die ouder is.
bepaalt dat de moeder [minderjarige] van en naar school haalt en brengt [minderjarige] op de dagen dat zij bij de moeder verblijft. In de vakantieweken haalt de moeder [minderjarige] op bij de vader en de vader haalt [minderjarige] weer op bij de moeder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en H.J.M. van Arkel-van Gasselt en is op 14 januari 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.