ECLI:NL:GHSHE:2021:503

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
200.246.505_01 en 200.247.229_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in hoger beroep inzake huwelijkse voorwaarden en maatschap

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, betreft het een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, dat op 11 juli 2018 is gewezen. De zaak draait om de afwikkeling van een maatschap in het kader van huwelijkse voorwaarden. De appellant en geïntimeerde zijn betrokken bij een geschil over de wijze waarop de afwikkeling van de maatschap dient plaats te vinden, waarbij de appellant stelt dat de huwelijkse voorwaarden bepalend zijn en dat de benodigde eindbalans al is opgemaakt. De geïntimeerde daarentegen betoogt dat het vermogen van de maatschap niet alleen door de inbreng bij het sluiten van de overeenkomst is gevormd, maar ook door de verwerving van activa in de loop der jaren. Het hof heeft in een tussenarrest van 21 juli 2020 enkele beslissingen genomen en een deskundigenbericht aangekondigd. In het arrest van 23 februari 2021 heeft het hof bepaald dat er een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden naar de in de zaak geformuleerde vragen, waarbij de deskundige moet vaststellen wat iedere vennoot in de maatschap gerechtigd is en wat deze aan de maatschap verschuldigd is. Het hof heeft de deskundige benoemd en de kosten van het onderzoek begroot op € 22.100,00, die door beide partijen gelijkelijk moeten worden gedragen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenrapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team handelsrecht
zaaknummer 200.246.505/01 (“zaak 505”)
arrest van 23 februari 2021
in de zaak van
[appellant (zaak 505) geintimeerde (zaak 229)],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. T.J. Kreeftenberg te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde (zaak 505) appelante (zaak 229)],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.J.M.G. van Gerwen te ’s-Hertogenbosch,
en
in de zaak van
zaaknummer 200.247.229/01 (“zaak 229”)
[geïntimeerde (zaak 505) appelante (zaak 229)],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. M.J.M.G. van Gerwen te ’s-Hertogenbosch,
tegen
[appellant (zaak 505) geintimeerde (zaak 229)],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. T.J. Kreeftenberg te Eindhoven.
Het hof wijst arrest in de hoger beroepen van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaak-/rolnummer C/03/224900 / HA ZA 16-496 gewezen vonnis van 11 juli 2018 tussen [appellant (zaak 505) geintimeerde (zaak 229)] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie, en [geïntimeerde (zaak 505) appelante (zaak 229)] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie, in vervolg op het tussenarrest van 21 juli 2020.

8.Het nadere verloop van de procedure

Het nadere verloop van de procedure in beide zaken blijkt uit:
- de akte van [appellant (zaak 505) geintimeerde (zaak 229)] ;
- de akte van [geïntimeerde (zaak 505) appelante (zaak 229)] .
Het hof heeft daarna in beide zaken een datum voor arrest bepaald.

9.De nadere beoordeling

9.1.
Het hof heeft bij het genoemde tussenarrest enkele beslissingen genomen en een deskundigenbericht aangekondigd.
9.2.
Het hof herhaalt de kern van het geschil in beide zaken:
- volgens de man: dat de huwelijkse voorwaarden bepalend zijn voor de wijze waarop de afwikkeling van de maatschap dient plaats te vinden, dat de voor die afwikkeling benodigde eindbalans (2011) al is opgemaakt en dat de vennootschappelijke en (bij de afwikkeling buiten beschouwing te laten) buitenvennootschappelijke activa duidelijk zijn benoemd in de jaarstukken, waardoor de afwikkeling eenvoudig is;
- volgens de vrouw: dat het vermogen van de maatschap niet alleen door de inbreng ten tijde van het sluiten van de maatschapsovereenkomst is gevormd, maar vooral ook door de verwerving van activa in de loop van de jaren, en dat de man, naar de bedoeling van partijen, de economische eigendom van zijn activa heeft ingebracht (zodat de waardestijging daarvan bij de verdeling meetelt), en niet uitsluitend het genot en gebruik van die activa (waardoor de waardestijging niet meetelt).
9.3.
Het hof heeft de context van het deskundigenbericht en de voorgenomen vragen als volgt omschreven (6.20-6.21):
“Het voorgaande (6.18 hiervoor) betekent dat de eindbalans nog moet worden opgemaakt. Partijen moeten het bepaalde in art. 11 lid 2 van de maatschapsovereenkomst nog uitvoeren. Daarbij moet rekening worden gehouden met de bepaling over de waardering bij een bedrijfsvoortzetting, zoals in dit geval door de man. In verband daarmee dient ook de waarde van de buitenvennootschappelijke activa te worden vastgesteld.
Het hof zal voor dit alles een deskundige benoemen. De vrouw verzoekt naar het oordeel van het hof terecht dat een bedrijfseconomisch juiste eindbalans per 7 oktober 2011 wordt opgemaakt. Het gaat immers om de afwikkeling van de maatschap en partijen zijn het eens over de peildatum 7 oktober 2011.
Het hof gaat vooralsnog uit van één deskundige, die accountant is, werkzaam in de agrarische praktijk. Het hof is voornemens het voorschot voor de kosten van de deskundige voorshands ten laste van beide partijen te brengen, ieder voor de helft. Het gaat immers om de afwikkeling van de maatschap.”
“Het hof is voornemens de volgende vragen aan de deskundige voor te leggen:
1. Wilt u in het licht van art. 11 lid 2 van de maatschapsovereenkomst:(a) “ter vaststelling van waartoe iedere vennoot in de maatschap gerechtigd is of wat deze aan de maatschap verschuldigd is, een afzonderlijke balans” opmaken per 7 oktober 2011?(b) in die balans “de aktiva der maatschap” opnemen tegen een door u gemotiveerd vast te stellen bedrijfseconomische waarde per 7 oktober 2011?
(c) “de waarde van zowel de vennootschappelijke als de buitenvennootschappelijke activa op gelijke wijze” vaststellen, gezien de voortzetting van de onderneming door de man, met dien verstande dat bij de waardevaststelling uitgegaan wordt van de mogelijkheid voor de voortzettende vennoot tot een rendabele exploitatie van het landbouwbedrijf?
2. Heeft u andere opmerkingen die relevant zijn voor de zaak?
Het hof betrekt de buitenvennootschappelijke activa bij de beoordeling en de vragen aan de deskundige, reeds omdat dat met zoveel woorden staat in de maatschapsovereenkomst (artikel 7 lid 2).”
9.4.
Partijen hebben in hun laatste aktes opgemerkt dat zij kunnen instemmen met één deskundige, die accountant is en ervaring heeft in de agrarische sector, en dat zij niet tot overeenstemming zijn gekomen over de persoon van de deskundige. Het hof zal bij deze stand van zaken één deskundige benoemen, de na te melden persoon, van Scheers Groep Adviseurs en Accountants te Roermond. Aan dit kantoor zijn accountants en andere adviseurs verbonden, die ervaring hebben in de agrarische sector. De deskundige kan waar nodig intern of extern andere experts inschakelen.
9.5.
Partijen hebben in hun laatste aktes het volgende voorgebracht met betrekking tot de aan de deskundige voor te leggen vragen.
9.6.
[appellant (zaak 505) geintimeerde (zaak 229)] heeft in zijn laatste akte zijn – in het tussenarrest verworpen – standpunt herhaald dat de boeken (jaarrekening 2011) leidend moeten zijn en verder het volgende opgemerkt:
“In de omschrijving van vraag 1 c zit een tegenstrijdigheid. De (bedrijfseconomische) waarden van de aktiva en passiva kunnen niet “op gelijke wijze” worden vastgesteld, (..) uitgegaan van mogelijkheid van de voortzettende vennoot tot een rendabele exploitatie van het landbouwbedrijf.” De waarde bij voortzetting is een integrale eigenschap van het gehele bedrijf en kan niet berekend worden als een optelsom van waardes van de onderdelen. Bovendien komt in de maatschapsovereenkomst het begrip bedrijfseconomische waarde niet voor.
De man stelt voor deze vraag anders te formuleren en aan te scherpen en de volgende vraag aan de deskundige te stellen:
Wilt u in het licht van artikel 11 lid 2 van de maatschapsovereenkomst (en gelet op de verklaring van [naam] , de opsteller van de overeenkomst (…) de exploitatiewaarde van totale de onderneming bij voortzetting daarvan door de man, die leidt tot een rendabele exploitatie van de onderneming vaststellen op 7 oktober 2011, inclusief de gebruik en genot ingebrachte buitenvennootschappelijke activa (onroerende zaken en productierechten) vaststellen?
Met de vaststelling van de exploitatiewaarde van het totale landbouwbedrijf staat echter nog niet vast wat de man aan de vrouw of omgekeerd dient uit te keren in verband met de voortzetting van het bedrijf. De wijze van berekening van dit bedrag staat opgenomen in artikel 13 van de maatschapsovereenkomst. Dit artikel bepaalt dat de voortzettende vennoot aan de andere vennoot dient uit te keren: haar kapitaal vermeerderd met haar aandeel in de meerwaarde of minderwaarde overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 8, 11 en 12. Verder van belang is dat de man geen buitenvennootschappelijke activa van de vrouw heeft overgenomen (…). Om die reden dient aan de deskundige voorts de volgende vraag te worden gesteld:
d Kunt u de aanspraak van de vrouw berekenen gelet op het bepaalde in artikel 13 van de
maatschapsovereenkomst?”
9.7.
[geïntimeerde (zaak 505) appelante (zaak 229)] heeft in haar laatste akte het volgende opgemerkt:
“Ter aanvulling op vraag 1(b):
Wilt u bij de op deze balans op te nemen “aktiva der maatschap” uitgaan van alle activa die ten
behoeve van de onderneming van partijen zijn ingezet, ongeacht de wijze waarop partijen de
inbreng van deze activa kwalificeren.
Ter aanvulling op vraag 1(c):
Wilt u de criteria inzichtelijk maken die in de praktijk ten grondslag worden gelegd aan het
bepalen van de waarde van het bedrijf van de maatschap uitgaande van een rendabele
exploitatie van het landbouwbedrijf.
Wilt u na ontvangst van de door partijen ingediende (financiële) stukken aangeven of er stukken
ontbreken en zo ja, welke stukken u nog wenst te ontvangen.
Acht u het in dit stadium nodig dat een winst- en verliesrekening aan de hand van de kasstromen
binnen het bedrijf wordt opgemaakt? Zo ja, welke stukken heeft u in dat geval nodig.”
9.8.
Het hof zal wat betreft de aan de deskundige voor te leggen vragen bij deze stand van zaken als volgt te werk gaan:
- de na te melden vragen worden voorgelegd aan de deskundige;
- het hof gelast een comparitie vóór deskundigenonderzoek;
- de agenda voor deze comparitie is: overleg met de deskundige over het onderzoek (werkwijze, planning, in het bijzonder omdat het gaat om een periode in het verleden) en eventuele nuanceringen en preciseringen in de vraagstelling in het licht van het overleg en de input van partijen.
9.9.
Het hof gaat in dit stadium voorbij aan de opmerkingen van [appellant (zaak 505) geintimeerde (zaak 229)] in zijn laatste akte. Het gaat bij de aan de deskundige voor te leggen vragen om de uitvoering van artikel 11 lid 2 van de maatschapsovereenkomst. Het hof neemt daarom in de formulering van de vragen de bewoordingen van artikel 11 lid 2 over. Het hof hanteert de term “bedrijfseconomische waarde” als objectivering in de plaats van het door de maatschapsovereenkomst voorgeschreven overleg tussen partijen, dat in dit geval ontbreekt. Het hof zal tijdens competitie overleg voeren met de deskundige over de werkwijze en het vervolg. Na (deze fase van) het onderzoek kan nog toepassing worden gegeven aan artikel 13 van de maatschapsovereenkomst. Het hof betrekt die kwestie echter in dit stadium nog niet bij het onderzoek door de deskundige.
9.10.
Het hof gaat in dit stadium voorbij aan de opmerkingen van [geïntimeerde (zaak 505) appelante (zaak 229)] in haar laatste akte. Het hof wenst met de deskundige overleg te voeren over de term “aktiva der maatschap”: het gaat hierbij om de betekenis van deze term in artikel 11 lid 2 van de maatschapsovereenkomst (tussenarrest, 6.2 onder d). Het hof wijst er verder op dat de deskundige een gemotiveerd oordeel zal geven aan de hand van alle relevante en vereiste stukken en waar nodig inlichtingen en documentatie zal opvragen bij partijen. Wat betreft de kasstromen verwijst het hof naar overweging 6.22 in het tussenarrest: een onderzoek naar deze kwestie is in dit stadium niet nodig.
9.11.
Het hof legt de volgende vragen voor aan de deskundige:
1. Wilt u in het licht van art. 11 lid 2 van de maatschapsovereenkomst:
(a) “ter vaststelling van waartoe iedere vennoot in de maatschap gerechtigd is of wat deze aan de maatschap verschuldigd is, een afzonderlijke balans” opmaken per 7 oktober 2011?
(b) in die balans “de aktiva der maatschap” opnemen tegen een door u gemotiveerd vast te stellen bedrijfseconomische waarde per 7 oktober 2011?
( c) “de waarde van zowel de vennootschappelijke als de buitenvennootschappelijke activa op gelijke wijze” vaststellen, gezien de voortzetting van de onderneming door de man, met dien verstande dat bij de waardevaststelling uitgegaan wordt van de mogelijkheid voor de voortzettende vennoot tot een rendabele exploitatie van het landbouwbedrijf?
2. Heeft u andere opmerkingen die relevant zijn voor de zaak?
9.12.
Het hof begroot het voorschot na overleg met de deskundige op € 22.100,00 en brengt de helft ten laste van iedere partij, zoals overwogen in het tussenarrest. In het voorschot heeft het hof na correspondentie met de deskundige een bedrag van € 10.000,00 opgenomen voor mogelijke inzet van interne of externe experts, naast de deskundige, indien de deskundige de inzet van interne of externe experts nodig acht. Aan de deskundige wordt verzocht het hof tijdig te berichten indien het voorschot naar verwachting niet toereikend zal zijn.
9.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

10.De uitspraak

Het hof:
10.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 9.11 van dit arrest geformuleerde vragen;
10.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
Mr. H.M.J. Frencken MPF
Scheers Groep Adviseurs en Accountants
Postbus 259
6040 AG Roermond
0475 310887;
10.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
10.4.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van het concept-rapport– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het rapport tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed rapport, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het rapport aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijke, ondertekende rapport ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
10.5.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige en het hof begrote bedrag van in totaal € 22.100,00 inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat ieder van partijen de helft van genoemd voorschot van € 22.100,00, derhalve € 11.050,00, zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
10.6.
benoemt mr. Frakes tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenrapport naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [appellant (zaak 505) geintimeerde (zaak 229)] ;
10.7.
bepaalt dat partijen vergezeld van hun advocaten, zullen verschijnen voor mr. Frakes, die daartoe zitting zal houden op een door deze te bepalen datum, met de hiervoor onder 9.8 vermelde doeleinden;
verwijst de zaak naar de rol van 9 maart 2021 voor opgave verhinderdata (van de advocaten en de deskundige) voor de planning van de comparitie;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van de zitting zal vaststellen;
10.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, W.J.J. Beurskens en L.S. Frakes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 februari 2021.
griffier rolraadsheer