ECLI:NL:GHSHE:2021:462

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
20-000608-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake gewapende overval op supermarkt

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de verdachte is veroordeeld voor een gewapende overval op een Aldi-supermarkt. De overval vond plaats op 27 december 2018, waarbij de verdachte en een mededader de medewerkers van de supermarkt onder bedreiging van vuurwapens hebben gedwongen om geld af te geven. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep tegen de strafoplegging. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de bewijsvoering en de verklaringen van getuigen en slachtoffers in overweging heeft genomen. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de verdachte betrokken was bij de overval, onder andere door DNA-sporen die op een aangetroffen nylonkous zijn gevonden. De verdachte ontkende betrokkenheid en stelde dat zijn DNA op de kous was gekomen door andere omstandigheden, maar het hof achtte deze verklaring niet aannemelijk. Het hof heeft de straf vergeleken met andere soortgelijke zaken en heeft geconcludeerd dat de opgelegde straf door de rechtbank niet in verhouding stond tot de ernst van het delict. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf verhoogd naar zes jaren, met aftrek van voorarrest, en heeft het vonnis van de rechtbank in zoverre vernietigd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000608-20
Uitspraak : 11 februari 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats s’-Hertogenbosch, van 25 februari 2020 in de strafzaak met parketnummer
01-229602-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
thans verblijvende in Huis van Bewaring Roermond te Roermond.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de strafoplegging en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.
Door de verdediging is bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met verbetering en aanvulling van de gronden waarop dit berust, zulks met uitzondering van de opgelegde straf. Voorts zal het hof de toepasselijke wetsartikelen aanvullen.
Bewijsvoering
Het hof kan zich vinden in de selectie en waardering van de bewijsmiddelen opgenomen in het vonnis van de rechtbank, welke door het hof worden overgenomen en als hier herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd met als aanvulling daarop de handgeschreven getuigenverklaring van [getuige 1] in de bijlage na pagina 70 van het politiedossier waarin hij verklaart: “Ongeveer 1 meter naast de kistjes zag ik een zwarte bivak liggen.”
De overwegingen van de rechtbank omtrent het bewijs behoeven echter verbetering. Derhalve zal het hof de hiernavolgende bewijsoverweging in de plaats stellen van de ‘overwegingen van de rechtbank’ op pagina 6 en 7 van het vonnis.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat kort na de overval op de Aldi aan de [adres 1] op 27 december 2018 omstreeks 19:45 uur, door getuige [getuige 1] , omstreeks 20:00 uur, het geluid van vallende muntstukken werd gehoord vanuit zijn woning aan de [adres 2] . Hij keek uit zijn slaapkamerraam dat zicht heeft op de [adres 2] en zag toen twee mannen wegrennen in de richting van de Tongelresestraat vanaf de plaats waar de goederen (waaronder de muntstukken) op straat waren gevallen. De mannen waren in het donker gekleed en droegen beiden gewatteerde jassen. Hij hoorde dat de twee mannen praatten in een buitenlandse taal die leek op een Arabische taal. De afstand tussen de Aldi en de woning van getuige [getuige 1] bedraagt blijkens Google Maps 500 à 550 meter en kan in 7 minuten lopend worden afgelegd. Getuige [getuige 1] is na het horen van het geluid naar buiten gelopen en trof op het trottoir verschillende biljetten en muntstukken aan. Hij zag dat er twee grijze geldkistjes naast het geld lagen en daarnaast lag een zwarte bivakmuts op de grond.
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen omstreeks 20.15 uur ter plaatse op de [adres 1] net voorbij de kruising met de Tongelresestraat waar de zilver/grijskleurige geldcassettes (het hof begrijpt: de geldkistjes) op de grond lagen met daarvoor wat briefgeld en kleingeld en een zwarte bivakmuts. De bivakmuts lag op ongeveer 1 meter afstand naast de geldkistjes. Na onderzoek bleek het echter niet om een bivakmuts te gaan, maar om het voetgedeelte van een zwarte nylonkous.
De slachtoffers van de overval, te weten aangever [aangever 1] en aangeefster [aangever 2] , medewerkers van de Aldi , hebben beiden aangegeven dat zij door twee mannen zijn overvallen die donkere kleding droegen en een gewatteerde jas. Aangever [aangever 1] heeft op 27 december 2018 verklaard dat dader 1 gezichtsbedekking droeg met iets zwarts maar hij kon wel zijn kin zien. Aangeefster [aangever 2] heeft verklaard dat de voorste jongen een zwarte sjaal met dunne verticale strepen droeg en de achterste jongen droeg een zwarte sjaal of masker. Beide overvallers droegen volgens aangeefster [aangever 2] donkere, zwarte kleding en zij hadden beiden een capuchon op.
De beschrijving die aangevers [aangever 1] en [aangever 2] van de overvallers hebben gegeven komt overeen met de beschrijving die de getuige [getuige 1] van de wegvluchtende mannen heeft gegeven. Uit het voorgaande leidt het hof verder af dat de aangetroffen zwarte nylonkous kan passen in de beschrijving van de gezichtsbedekking die de overvallers volgens de aangevers droegen. Daarbij overweegt het hof dat de aangevers gelet op de extreme stresssituatie waarin zij verkeerden de gezichtsbedekking mogelijk niet geheel nauwkeurig hebben kunnen waarnemen. Aan de verklaring van aangever [aangever 1] in zijn tweede verhoor op 1 februari 2019, inhoudende dat beide overvallers een soort bivakmuts droegen van een soort schapenwol, niet zijnde een heel dikke stof, gaat het hof voorbij nu deze verklaring ruim een maand na de overval is afgelegd, terwijl hij in zijn eerste verklaring afgelegd direct na de overval alleen van één dader de gezichtsbedekking noemt en dan van een bivakmuts met een stof als door hem op 1 februari 2019 genoemd geen gewag maakt.
De aangetroffen geldkistjes komen qua kleur en vorm overeen met de bij de Aldi weggenomen geldkistjes. Waar zij voorts op korte afstand van de Aldi zijn aangetroffen kort na de overval, gaat het hof er van uit dat het hier de bij de Aldi weggenomen geldkistjes betreft. Verder gaat het hof er op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van uit dat de mannen die getuige [getuige 1] korte tijd na de overval in de buurt heeft zien wegvluchten de overvallers van de Aldi zijn geweest en dat de in de directe nabijheid van de bij de overval weggenomen geldkistjes aangetroffen nylonkous de gezichtsbedekking van een van de overvallers is geweest en daarmee een daderspoor is.
Het feit dat de nylonkous volgens de verbalisanten reeds (enigszins) was bevuild en aldus volgens de raadsman langer op de grond moet hebben gelegen, maakt naar het oordeel van het hof niet dat deze nylonkous niet als daderspoor kan worden aangemerkt, omdat de overval in de winter heeft plaatsgevonden en er dus meer vuil zoals bladeren op straat zal hebben gelegen, terwijl bovendien niet vaststaat dat de door de overvallers gedragen gezichtsbedekking geheel schoon was tijdens het dragen bij de overval.
De nylonkous is nader onderzocht met behulp van een vergelijkend DNA-onderzoek. Bij dat
onderzoek is vastgesteld dat zich DNA-sporen van verdachte aan de binnenzijde van die nylonkous bevonden, waarbij is vastgesteld dat de matchkans van in elk geval drie van deze DNA-profielen kleiner dan één op één miljard is.
Verdachte ontkent dat hij een van de overvallers is geweest en heeft omstandigheden naar voren gebracht die volgens hem zouden kunnen verklaren dat zijn DNA op/in een nylonkous is aangetroffen. Zo heeft hij wel eens een nylonkous als kussenhoes gebruikt op een logeeradres en heeft hij met Halloween wel eens een pantykous gebruikt als elastiek om aan zijn masker te bevestigen. Verificatie van deze omstandigheden blijkt echter onmogelijk te zijn. Verdachte heeft in eerste aanleg verklaard dat hij niet meer weet waar en wanneer hij de nylonkous op genoemde manieren heeft gebruikt en wie dat zou kunnen bevestigen. In hoger beroep weet verdachte zich echter wel te herinneren dat het Halloweenfeest op 31 oktober 2018 in [bedrijf] heeft plaatsgevonden.
Hoe een door verdachte gebruikte nylonkous vanaf bijvoorbeeld een logeeradres of [bedrijf] op de dag van de overval op de Aldi terecht is gekomen buiten op een stoep dichtbij de Aldi bij twee zojuist gestolen geldkistjes, is ook voor verdachte een raadsel. Hij kan niet aangeven wat er met de nylonkous is gebeurd nadat hij deze met Halloween of als kussenhoes zou hebben gebruikt. Onduidelijk is of hij de nylonkous vervolgens heeft meegenomen of dat hij deze bij een vriend heeft laten liggen. Ook wil verdachte niet verklaren in welk huis hij zou hebben geslapen toen hij de pantykous als kussenhoes zou hebben gebruikt. Verdachte kan zich verder niet herinneren welke personen op het Halloweenfeest in [bedrijf] aanwezig zijn geweest die zijn verhaal zouden kunnen bevestigen. Gelet op al deze omstandigheden acht het hof het door verdachte gesuggereerde scenario, dat de aangetroffen pantykous de kous is die hij als kussenhoes en/of tijdens het Halloweenfeest in oktober 2018 heeft gedragen, niet aannemelijk geworden.
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij op het moment van de overval in [bedrijf] was. Dit café is in de directe omgeving van de overvallen Aldi gevestigd. De verdediging beroept zich in dit verband voornamelijk op de verklaringen die de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben afgelegd. Het hof stelt vast dat de verklaringen die deze getuigen hebben afgelegd onderlinge tegenstrijdigheden bevatten, onder meer over het tijdstip waarop verdachte in [bedrijf] zou zijn geweest. [getuige 3] heeft verklaard tussen half zeven en half acht te zijn vertrokken, dat wil zeggen vóórdat de overval plaatsvond, terwijl hij ook verklaart samen met verdachte naar de helikopter te hebben gekeken die na de overval is overgevlogen en waarvan hij ook niet meer kan aangeven rond welke tijd dat is geweest, behoudens “dat was in de middag”. De verklaringen van deze getuigen sluiten bovendien niet uit dat verdachte op het moment dat de overval op de Aldi plaatsvond, niet in het café aanwezig was. Gelet hierop verwerpt het hof het verweer dat verdachte – gezien zijn alibi – niet de overvaller kan zijn geweest.
Het hof acht gelet op al het vorenstaande het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Op de door de verdediging gevoerde verweren ten aanzien van de vluchtroute, de foto’s waaruit blijkt dat verdachte in het bezit is geweest van een dubbelloops vuurwapen en de omstandigheid dat een op verdachte lijkende persoon enkele weken na de overval heeft geprobeerd muntgeld te wisselen, zal het hof evenals de rechtbank niet ingaan omdat zij die feiten en omstandigheden niet als bewijsmiddelen heeft gebruikt.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een supermarkt, waarbij twee medewerksters door middel van het tonen van wapens op zeer ernstige wijze zijn bedreigd en nadat zij onder bedreiging het geld hebben moeten afstaan zijn opgesloten in het toilet. Dit is voor de slachtoffers een heftige en traumatische ervaring geweest, waarvan de gevolgen mogelijk nog lang zullen doorklinken. Kennelijk hebben verdachte en zijn mededader hun ogen voor dergelijke gevolgen gesloten en zich louter laten leiden door hun eigen financieel gewin, waarmee zij bovendien blijk hebben gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van de betreffende supermarkt. Feiten als de onderhavige schokken de rechtsorde en versterken gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met de persoon van de verdachte. Blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 november 2020 is verdachte reeds meermalen onherroepelijk veroordeeld in verband met vermogensdelicten.
Voorts houdt het hof in strafverzwarende zin rekening met het feit dat de overval in vereniging, onder bedreiging van vuurwapens, is gepleegd en het feit dat verdachte en zijn mededader de slachtoffers na afloop hebben opgesloten in het toilet.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en de justitiële documentatie van verdachte, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest met zich brengt. In de straf die door de rechtbank is opgelegd komt, gezien de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden, de ernst van het feit onvoldoende tot uitdrukking.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof vult de door de rechtbank aangehaalde wetsartikelen aan met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. E.A.A.M. Pfeil, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 11 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E.A.A.M. Pfeil is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.