ECLI:NL:GHSHE:2021:4429

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
200.288.293_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens beledigende taal en gebrek aan gronden

Op 14 januari 2021 hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend in verschillende bestuursrechtelijke zaken. De wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek geen gronden bevatte zoals bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar uitsluitend beledigingen. De gemachtigde van de verzoekers is bij herhaling door rechtbanken geweigerd vanwege zijn grove en beledigende taalgebruik. Dit hof heeft eerder soortgelijke uitspraken gedaan en heeft de weigering van de gemachtigde door de rechtbank Gelderland in stand gelaten. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het ingediende stuk wederom beledigende passages bevatte en dat er geen legitieme gronden voor wraking aanwezig waren. Daarom is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard en is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van de gemachtigde niet in behandeling zal worden genomen. De hoofdzaken zullen worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 14 januari 2021.

Uitspraak

beslissing

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer
registratienummer wraking: 200.288.293/01
datum beslissing: 14 januari 2021
beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken,
inzake het verzoek tot wraking als bedoeld in artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 14 januari 2021
in de zaken van
[BV 1] BV
te [vestigingsplaats]
zaaksnummer [zaaknummer 1] ,
[BV 2] BV
te [vestigingsplaats]
zaaksnummers [zaaknummer 2] en [zaaknummer 3]
[BV 3] BV
te [vestigingsplaats]
zaaksnummer [zaaknummer 4]
[BV 4] BV
te [vestigingsplaats]
zaaksnummer [zaaknummer 5]
[BV 5] BV
te [vestigingsplaats]
zaaksnummer [zaaknummer 6]
[verzoeker 1]
wonend te [woonplaats]
zaaksnummer [zaaknummer 7]
[verzoeker 2] , h.o.d.n. [naam]
te [woonplaats]
zaaksnummer [zaaknummer 8] tot en met [zaaknummer 9]
hierna samen te noemen: verzoekers,
gemachtigde in alle zaken: A.F.M.J. Verhoeven,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst
hierna: de Inspecteur

1.Het procesverloop

Verzoekers hebben op 14 januari 2021 een wrakingsverzoek ingediend in de hierboven genoemde zaken.

2.De beoordeling van de ontvankelijkheid

2.1.
De wrakingskamer stelt voorop dat het hem ambtshalve bekend is dat de gemachtigde bij herhaling door rechtelijke instanties geweigerd is op te treden vanwege – kort gezegd – zijn grove, beledigende taalgebruik. Ook dit hof heeft zulks bij herhaling moeten doen, zie onder meer de uitspraken ECLI:GHSHE:2020:1648, ECLI:GHSHE:2020:1113; ECLI:GHSHE:2020:829.
Op 6 november 2020 heeft de HR de weigering als gemachtigde door de rechtbank Gelderland wegens “(…) zijn beledigende en respectloze taalgebruik” op voet van artikel 8:25 lid 1 Awb in stand gelaten, zie ECLI:NL:HR:2020:1730 met een uitvoerige conclusie van AG Wattel. Zie ook zijn conclusie van 28 februari 2020, ECLI:NL:PHR:184 met andere voorbeelden.
2.2.
Het stuk dat thans als wrakingsverzoek is ingediend bevat wederom passages als hiervoor bedoeld, immers “Gladpootjes en Klein Tank (zijn) vieze onderkruipsels” en “Vooral Gladpootjes gedraagt zich als een gekende crimineel, mogelijk onderhoud hij banden met ‘de onderwereld’ of met de heffende en wetgevende autoriteit, een onderzoek door een absoluut onafhankelijke Organisatie zou moeten volgen!!! Terstond en tot die tijd moet Gladpootjes c.s. geweigerd worden elke mogelijke gerechtelijke beslissing te nemen, de viezigheid druipt er aan alle kanten vanaf bij die man, idem voor Klein Tank.”
Ten slotte meent de gemachtigde over genoemde raadsheren te moeten opmerken dat “(…) dat gespuis er blijkens de gegeven rechtspraak (…) een professie van (heeft) gemaakt burgers op ‘professionele wijze’ te ontdoen van alle door de justitiabelen aan het Unierecht ontleende (mensen)rechten” en “Dit spul moet verbannen worden uit de nationale rechtspraak (…).”
3. Buiten genoemde beledigingen heeft de wrakingskamer in het wrakingsverzoek geen gronden als bedoeld in de wet, artikel 8:15 Awb, aangetroffen. Voor zover het als wrakingsverzoek ingediende stuk dus als een wrakingsverzoek als bedoeld in de wet aangemerkt zou moeten worden, is het ook inzoverre niet-ontvankelijk. Er is dus ook geen aanleiding het verzoek van gemachtigde gehoord te worden alvorens de wrakingskamer uitspraak doet, te honoreren.
4. De wrakingskamer maakt gebruik van de in artikel 8:18, lid 4, van de Awb opgenomen
mogelijkheid om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van (de gemachtigde van)
verzoekers niet in behandeling genomen zal worden. Voor een wrakingsverzoek dat geen gronden bevat en kennelijk slechts dient om beledigingen aan het adres van de raadsheren naar voren te brengen geldt dat oneigenlijk gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid tot wraking. Behandeling van een volgend wrakingsverzoek zou daarom tot een ongerechtvaardigd oponthoud van de bodemzaken leiden.

3.De beslissing

Het hof (de wrakingskamer):
- verklaart het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van (de gemachtigde van) verzoekers niet
in behandeling wordt genomen;
- bepaalt dat de hoofdzaken worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden
ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
- beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers, de
Inspecteur, alsmede aan de raadsheren T.A. Gladpootjes, L.B.M. Klein Tank en M.H.P. Groenland.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W. van Rijkom, A.M. Smit en R.R.M. de Moor in tegenwoordigheid van mr. M.A.H. Fransen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2021.