In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 14 oktober 2020 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1983, die werd geconfronteerd met een aantal strafbare feiten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf.
Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van €800,00 en 16 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor een periode van 9 maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. De bijkomende straf van ontzegging zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tijd dat het rijbewijs van de verdachte eerder is ingevorderd, zal in mindering worden gebracht op de duur van de bijkomende straf. Ook is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, met een geldboete van €100,00 en €50,00 in termijnen. Het openbaar ministerie is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een andere straf. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep voor het overige bevestigd, met aanvulling en verbetering van gronden. Deze uitspraak is mondeling gedaan door mr. C.P.J. Scheele op de openbare terechtzitting.