ECLI:NL:GHSHE:2021:4415

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
20-002913-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake verboden wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, dat op 6 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1969, was in eerste aanleg veroordeeld voor het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens en munitie, in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 98 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de verklaringen van de verdachte en de bevindingen van de verbalisanten. Het hof oordeelde dat de verdachte op 3 september 2013 in zijn woning in Koningsbosch wapens en munitie had voorhanden, die in een verborgen ruimte onder de vensterbank waren aangetroffen. De verdachte had verklaard dat hij de wapens had geleend ter zelfbescherming, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 98 dagen, met aftrek van voorarrest, en het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002913-19
Uitspraak : 10 december 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 6 september 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-659334-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank ter zake van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 98 dagen met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft voorts het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 september 2013 te Koningsbosch, in de gemeente Echt-Susteren, een of meer wapens van categorie III onder 1, te weten twee vuurwapens en/of een pepperspray-apparaat (allen) in de vorm van een pistool voor zover zij niet vallen onder de categorie II sub 2, 3, of 6 te weten:
- een pistool merk Colt, serie 80 Mark IV, kaliber .45 ACP en/of
- een pistool merk Tokarev, model TT 33 (kaliber 7,62 x 25) en/of
- een pepperspray-apparaat, merk Piexon, model Guardian Angel II en/of
munitie van categorie III, te weten 15 stuks kaliber .45 ACP volmantel patronen en/of 25 stuks kaliber 7,65 mm volmantel patronen, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 september 2013 te Koningsbosch wapens van categorie III onder 1, te weten twee vuurwapens en een pepperspray-apparaat in de vorm van een pistool voor zover zij niet vallen onder de categorie II sub 2, 3, of 6 te weten:
- een pistool merk Colt, serie 80 Mark IV, kaliber .45 ACP en
- een pistool merk Tokarev, model TT 33 (kaliber 7,62 x 25) en
- een pepperspray-apparaat, merk Piexon, model Guardian Angel II en
munitie van categorie III, te weten 15 stuks kaliber .45 ACP volmantel patronen en 25 stuks kaliber 7,65 mm volmantel patronen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 september 2013 (p. 49-50), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
p. 49
Op 3 september 2013 waren wij, verbalisanten, belast met de doorzoeking van een woning gelegen aan de [adres 2] . Tijdens deze doorzoeking was ik, [verbalisant 3] , belast met de doorzoeking van een ruimte. Deze ruimte bevond zich op de eerste verdieping van de woning. Dit betrof de eerste ruimte aan de linkerzijde op de eerste verdieping, gezien vanuit het oogpunt dat je de trap op loopt. Ik zag dat in deze ruimte een 2-persoonsbed stond. In deze ruimte lag verder alleen een blauwe spijkerbroek. Verder stonden of lagen er in deze ruimte geen goederen. Ik zag dat deze ruimte was voorzien van twee ramen met daarvoor een houten vensterbank. Ik heb deze vensterbanken nader bekeken en bemerkte dat de vensterbank bij het eerste raam, die zich ter hoogte van het bed bevond, los lag. Ik heb deze vensterbank vervolgens opgetild en zag in de verborgen ruimte zakjes munitie liggen. Ik zag verder dat er een blauwe handdoek in deze ruimte lag. Nadat ik deze handdoek had opgetild, zag ik dat daar handvuurwapens lagen.
Ik, [verbalisant 2] , heb de verdachte uitgelegd dat hij als verdachte werd aangemerkt ter zake overtreding van de Wet wapens en munitie. Ik, [verbalisant 2] , heb hem daarbij verteld dat hij niet tot antwoorden was verplicht.
Ik, [verbalisant 2] , heb aan de verdachte gevraagd waar hij sliep. Wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , hoorden de verdachte zeggen: ‘Als je de trap op loopt, de eerste kamer links. Op de tweede kamer links slapen mijn ouders. Aan de andere kant zijn geen slaapkamers’.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] .
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2013 (p. 33-34), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
p. 33
Op 3 september 2013 werd binnengetreden in de woning aan de [adres 2] .
Beslag:
In de woning werden op de eerste etage in het eerste vertrek aan de linkerzijde voor in beslagneming vatbare goederen aangetroffen. Dit vertrek betrof de slaapkamer van bewoner [verdachte] . Deze goederen werden aangetroffen in de holle ruimte onder de vensterbank.
De navolgende goederen zijn aangetroffen en in beslaggenomen.
p. 34
- een niet doorgeladen vuurwapen Tokarev, kaliber 7.62x25;
- een patroonhouder;
- een niet doorgeladen vuurwapen .45 ACP;
- een patroonhouder;
- 1 plastic zakje munitie kaliber 7.65;
- 1 plastic zakje munitie kaliber .45 ACP;
- een pepperspraypistool.
3.
Het proces-verbaal omschrijving wapens en munitie d.d. 17 september 2013 (p. 67-73), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
p. 68
Op 11 september 2013 werden mij ter beoordeling enkele voorwerpen voorgelegd, welke op 3 september 2013 door medewerkers van de Politie Eenheid Limburg in beslag zijn genomen tijdens een doorzoeking.
1. Juridisch: (Pistool)
Het op 3 september 2013 inbeslaggenomen voorwerp is een pistool van het merk Tokarev, model TT-33, kaliber 7.62 mm x 25mm.
Het voorwerp is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1e van de Wet Wapens en Munitie. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de Wet Wapens en Munitie.
Wapentechnisch:
Het pistool ziet er goed onderhouden uit. Voor zover thans is vast te stellen functioneren alle onderdelen naar behoren. Het betreft een semi-automatisch wapen. Zowel single- als double-action. Bij het wapen werd een houder aangetroffen. Gevuld met 1 patroon.
p. 70
2. Juridisch: (Pistool)
Het op 3 september 2013 inbeslaggenomen voorwerp is een pistool van het merk Colt, Serie 80 Mark IV, kaliber .45 ACP.
Het voorwerp is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1e van de Wet Wapens en Munitie. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de Wet Wapens en Munitie.
Wapentechnisch:
Het pistool ziet er goed onderhouden uit. Voor zover thans is vast te stellen functioneren alle onderdelen naar behoren en er ontbreken geen relevante onderdelen. Het betreft een semiautomatisch wapen. Zowel single- als double-action. Bij het wapen werd een houder aangetroffen.
p. 71
3. Juridisch: (Pepperspray-pistool)
Op 3 september 2013 werd inbeslaggenomen een Pepperspray-apparaat gelijkend op een pistool van het merk Piexon, Model Guardian Angel II. Het voorwerp is geschikt om weerloosmakende of traanverwekkende stoffen door een loop te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit Pepperspray-pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1e van de Wet Wapens en Munitie. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de Wet Wapens en Munitie.
p.72
Wapentechnisch:
Het pistool verkeert uiterlijk in een goede staat van onderhoud. Het betreft een dubbelloops pistool. Het pistool was voorzien van een magazijn met twee ladingen. De werking is double action (na het afschieten van de ene lading wordt automatisch overgeschakeld naar de lading in de andere loop). De ladingen bestaan uit een pyrotechnische aandrijving. Na ontsteking komt de stof oleoresin capsicum vrij hetgeen de weerloosmakende en/of traanverwekkende reactie veroorzaakt. Voor zover thans vast te stellen functioneren alle onderdelen naar behoren en er ontbreken geen relevante onderdelen.
p. 73
Op 3 september 2013 werd inbeslaggenomen een hoeveelheid munitie van de merken MFS, 15 volmantel patronen en S&B, 25 volmantel patronen, respectievelijk met de kalibers .45 ACP en 7,65 mm.
Het betreft munitie als bedoeld in artikel 1 onder 4e van de Wet Wapens en Munitie. Het gaat om munitie die niet valt onder categorie II. Derhalve betreft het munitie in de zin van artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
4.
Het proces-verbaal van inverzekeringstelling d.d. 3 september 2013 (p. 53), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Het klopt dat ik vuurwapens in mijn bezit had. Een vuurwapen had ik uit voorzorg in mijn bezit en het andere is van een kennis waar ik de kamer van heb opgeruimd.
5.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 3 september 2013 (p. 56-57), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
p. 56
Het adres [adres 2] betreft mijn woonadres. Ik woon alleen op dat adres.
p. 57
Het klopt dat ik vuurwapens in huis heb. Deze had ik van een kennis van mij geleend om mij te beschermen. Ik ben pas vrijgekomen uit detentie en ik heb onlangs vernomen dat men met mij wil afrekenen. Ik bedoel daarmee dat men mij wil vermoorden. Een van de wapens heb ik vanuit een huis van een vriend die in Maastricht woont meegebracht. Die vriend zit nu vast in Duitsland en de kamer moest leeggeruimd worden. De eigenaar van de kamer heeft mij gebeld en gezegd dat de kamer leeggeruimd moest worden. Ik heb dat gedaan en daar trof ik tussen de spullen dat vuurwapen aan. Ook trof ik een plastic ding aan waarvan ik u een tekening maak. Verder trof ik een zakje munitie aan.
Wat is er met het andere wapen?
Dat betreft een .45 pistool. Deze heb ik weer van iemand anders geleend om mijzelf te beschermen.
6.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 4 september 2013 (p. 59-60), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
p. 59
Gisteren (
het hof begrijpt: 3 september 2013) heb ik alles verklaard. Ik heb dat wapen, een .45, ongeveer 5 à 6 weken geleden van een vriend, waarvan ik de naam niet wil zeggen, geleend uit zelfbescherming. Ik was bang, ik had vernomen dat men mij wilde omleggen. Ook het verhaal dat ik gisteren heb verteld dat ik een huis van een vriend moest leeghalen en daar een wapen vond. Ik heb dat wapen ook bij mij in de woning gelegd. Ik heb het wapen de .45 in mijn slaapkamer in een verborgen ruimte onder de vensterbank neergelegd.
p. 60
Dat andere wapen dat ik van mijn vriend uit zijn woning had meegenomen, had ik daar (
het hof begrijpt: in een verborgen ruimte onder de vensterbank) ook neergelegd. Verder heb ik daar (
het hof begrijpt: in een verborgen ruimte onder de vensterbank) nog munitie liggen.
7.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 5 september 2013 (p. 61-65), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
p. 62
V: Heb je nog een voorwaardelijke straf open staan?
A: Ik ben destijds veroordeeld voor 14 jaar en 9 maanden gevangenisstraf. Ik ben veroordeeld samen met mijn schoonbroer, [medeverdachte] . [medeverdachte] is momenteel ook uit detentie en is ernstig mishandeld geworden. Dit was een represaille vanuit de slachtoffers. Ik heb gehoord dat ze mij ook willen aanpakken. Ik ben nu doodsbang dat mij dat ook gaat gebeuren. Derhalve heb ik mij voorzien van een vuurwapen.
V: Wat voor een vuurwapen heb je aangeschaft?
A: Dit was een pistool. Ik weet dat er .45 op stond.
V: Hoeveel patroonhouders en patronen zaten daarbij?
A: Er zat 1 patroonhouder bij en een zakje met patronen.
V: Hoe ben je aan dit vuurwapen gekomen?
A: Via een kennis van mij. Ik heb het geleend.
V: In welke toestand heb je het vuurwapen weggelegd.
A: Ik weet zeker dat die niet was doorgeladen.
V: Heb je het zakje met .45 patronen wel eens geopend?
A: Ja, ik heb het zakje wel eens geopend en de patronen bekeken.
V: Je hebt verklaard dat je het andere vuurwapen hebt gevonden in een woning in Maastricht van een vriend die in Duitsland vast zit.
A: Ja, dat klopt en van wie dat wapen is wil ik niet zeggen.
V: Wat is dit voor vuurwapen?
A: Dit is een pistool.
p. 62/63
V: Hoeveel patroonhouders zaten bij dit wapen?
A: 1 patroonhouder. Die zat al in het wapen.
p. 63
V: Hoeveel patronen zaten bij dit wapen?
A: Ik geloof 1 patroon. Ook dit wapen was niet doorgeladen. Ik heb daar ook nog een zakje patronen bij gevonden. Ik heb deze patronen bekeken maar zag dat deze kleiner waren dan de patroon die in het wapen zit.
V: Hoelang heb je dit wapen nu in je bezit?
A: Dit is ongeveer 2 à 3 weken.
V: Wanneer heb je dat andere pistool (
het hof begrijpt: pistool met kaliber .45) geleend?
A: Dat is 5 à 6 weken geleden.
V: We hebben in jouw woning ook nog een ander wapen (
het hof begrijpt: een pepperspray-apparaat) aangetroffen. Weet je wat dat is?
A: Nee, ik heb die ook in Maastricht gevonden.
V: Waar had je al deze wapens verstopt?
A: Ik had die verstopt onder de vensterbank in een verborgen ruimte.
V: Op welke kamer was dit?
A: Dit was op mijn slaapkamer. Dit betreft de eerste kamer aan de linkerzijde.
V: Waarom lagen die wapens aldaar?
A: Ik wilde dat niemand de wapens zag liggen bij mij.
V: Alle genoemde wapens en munitie zijn in Nederland verboden voorhanden te hebben.
A: Ja, dat wist ik. Ik erken ook dat ik me daar schuldig aan heb gemaakt.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Immers, de verdachte heeft een alternatief scenario naar voren gebracht dat niet als hoogst onwaarschijnlijk en/of volstrekt onaannemelijk terzijde geschoven kan worden en dat niet wordt uitgesloten door de bewijsmiddelen in het dossier. De verdachte heeft immers zijn verklaring dat de wapens en de munitie van hem waren ingetrokken. Destijds waren de ouders van de verdachte bij hem op vakantie en logeerden in de woning te Koningsbosch. Het is zijn vader geweest die de wapens en de munitie heeft aangeschaft.
De verdachte heeft wel de tas met daarin de wapens en de munitie voorafgaand aan de tenlastegelegde datum gezien. Hij heeft toen tegen zijn vader gezegd dat hij die voorwerpen weg moest doen. Nadien heeft de vader van de verdachte tegen de verdachte gezegd dat hij de wapens en de munitie had weggedaan. Verdachtes vader had echter zonder medeweten van de verdachte de wapens en de munitie in de woning verstopt. De verdachte wist niet beter dan dat zijn vader de wapens en de munitie uit de woning had verwijderd. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de verdachte op 3 september 2013 wetenschap en beschikkingsmacht had over de wapens en de munitie. De verdachte heeft dit verhaal pas kunnen vertellen nadat zijn ouders weer vertrokken waren naar Turkije. Hij wilde zijn vader niet belasten.
Voorts heeft de verdediging naar voren gebracht dat niet gesproken kan worden van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. De vader en de moeder van de verdachte zijn in het kader van een rechtshulpverzoek aan Turkije door een Turkse rechter buiten aanwezigheid van het openbaar ministerie en de verdediging in Turkije gehoord. Een later verzoek van de rechter-commissaris om de getuigen opnieuw te horen is door de Turkse autoriteiten afgewezen in verband met de gezondheidstoestand van de getuigen.
De vader en de moeder van de verdachte waren echter bereid om in Nederland nogmaals een verklaring af te leggen, doch het openbaar ministerie heeft destijds kenbaar gemaakt dat de vader van de verdachte dan in Nederland als verdachte zou worden aangehouden. Het openbaar ministerie heeft hierdoor de waarheidsvinding gehinderd door geen vrijgeleide te bieden. Een en ander zou gecompenseerd kunnen worden door dit te betrekken in de weging van de mate van overtuiging dan wel twijfel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Doorzoeking op 3 september 2013
Op 3 september 2013 heeft in de woning van de verdachte, gelegen aan de [adres 2] , een doorzoeking plaatsgehad. Op de eerste verdieping in de eerste ruimte aan de linkerzijde zijn wapens en munitie aangetroffen. Het gaat om een pistool (merk Colt kaliber .45 ACP), een pistool (merk Tokarev kaliber 7,62 x 25mm), een pepperspray-apparaat (merk Piexon), 15 volmantel patronen (kaliber .45 ACP) en 25 volmantel patronen (kaliber 7,65 mm). De munitie zat in twee aparte plastic zakjes. Ook zijn er twee patroonhouders aangetroffen. De wapens en de munitie zijn aangetroffen in voornoemde ruimte, in een verborgen ruimte onder de vensterbank. Ten tijde van de doorzoeking op 3 september 2013 heeft de verdachte verklaard dat hij op de eerste verdieping, in de eerste kamer aan de linkerzijde sliep en dat zijn ouders op de tweede kamer links sliepen.
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] hebben gerelateerd dat zij op 3 september 2013 in voornoemde woning op de eerste verdieping de tweede ruimte aan de linkerzijde – gezien vanuit het oogpunt dat men de trap op loopt – hebben doorzocht. [verbalisant 6] en [verbalisant 7] zagen dat in die ruimte twee eenpersoonsbedden tegen elkaar stonden. Op de grond lagen twee reiskoffers. [verbalisant 6] heeft één van de koffers geopend en zag dat daarin schoeisel voor een vrouwelijk persoon lag. [2]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft gerelateerd dat hij vanaf het moment van binnentreden in de betreffende woning – tot het moment dat de verdachte in de woonkamer werd afgezonderd van zijn ouders – voortdurend met de verdachte en diens ouders in de keuken heeft gezeten. Voorts heeft verbalisant [verbalisant 8] – evenals verbalisant [verbalisant 2] – gerelateerd dat in hun bijzijn tussen de verdachte en diens ouders geen gesprekken werden gevoerd. [3]
Verklaringen van de verdachte
Op 3 september 2013 heeft de verdachte in het kader van de inverzekeringstelling verklaard dat het klopt dat hij wapens in zijn bezit had.
De verdachte heeft tijdens zijn eerste verhoor – op 3 september 2013 – bij de politie ook verklaard dat hij vuurwapens in zijn huis had, dat hij een wapen – het .45 pistool – van een kennis had geleend teneinde zich te beschermen en dat het andere wapen afkomstig was van het leegruimen van een kamer van vriend die in Maastricht woonde.
Op 4 september 2013 heeft de verdachte tegenover de politie zijn eerder afgelegde verklaringen herhaald en bevestigd. Het .45 wapen heeft de verdachte ongeveer 5 à 6 weken geleden ter zelfbescherming van een vriend gekregen. De verdachte heeft verklaard dat hij dit wapen in zijn slaapkamer in een verborgen ruimte onder de vensterbank heeft neergelegd. Het andere wapen en de munitie heeft de verdachte ook in de ruimte onder de vensterbank gelegd.
De verdachte heeft bij de politie op 5 september 2013 verklaard dat er 1 patroonhouder en een zakje patronen bij het door hem geleende pistool met daarop .45 zat. De verdachte wist zeker dat dit wapen niet was doorgeladen. Over het andere wapen heeft de verdachte verklaard dat het een pistool betrof en dat hij dat wapen – zoals hij eerder had verklaard – in een woning van een vriend in Maastricht heeft aangetroffen. Bij dit wapen zat 1 patroonhouder. Gevuld met 1 patroon. Dit wapen was evenmin doorgeladen. De verdachte had dit wapen ongeveer 2 à 3 weken in zijn bezit. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij alle wapens had verstopt in zijn slaapkamer, onder de vensterbank in een verborgen ruimte.
Op 6 september 2013 heeft de verdachte – blijkens het proces-verbaal van verhoor van verdachte toetsing rechtmatigheid van de inverzekeringstelling en de vordering tot inbewaringstelling – ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij de wapens heeft ter zelfbescherming.
Blijkens het proces-verbaal van het onderzoek der raadkamer van 19 september 2013 – verband houdende met de vordering tot gevangenhouding – heeft de verdachte bekend dat hij een vuurwapen in huis heeft gehaald.
Op 24 oktober 2013 heeft de verdachte – ten overstaan van het hof tijdens het hoger beroep tegen het bevel gevangenhouding – verklaard dat hij de wapens van een vriend heeft geleend, omdat hij vreesde voor zijn eigen veiligheid. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij dom is geweest om de wapens in huis te halen.
Op 15 november 2013 – tijdens een zitting bij de rechtbank Oost-Brabant betreffende de vordering tot achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte in het kader van diens eerdere veroordeling – heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij de verklaring die hij eerder heeft afgelegd intrekt. Op voornoemde terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat de aangetroffen wapens niet van hem zijn en dat zijn vader buiten zijn medeweten om de wapens heeft aangeschaft. Een kennis van verdachtes vader had de wapens gebracht. Op het moment dat de verdachte de wapens zag, heeft hij tegen zijn vader gezegd dat hij de wapens terug moest brengen. De verdachte wist niet waar de wapens waren verstopt. Zijn moeder wist wel dat de wapens in de vensterbank lagen. Met het afleggen van zijn eerdere verklaring(en) wilde de verdachte voorkomen dat zijn ouders zouden worden opgepakt.
Ter terechtzitting in eerste aanleg van 10 december 2013 heeft de verdachte verklaard dat hij na zijn aanhouding op 3 september 2013 een valse verklaring heeft afgelegd, omdat hij zijn vader wilde beschermen. De verdachte heeft bij die gelegenheid verklaard dat een kennis uit België de wapens aan zijn vader heeft geleverd. Hij wil de naam van die kennis niet noemen. De verdachte heeft tegen zijn vader gezegd dat hij de wapens en de munitie uit huis moest halen. Toen de verdachte na het werk thuiskwam, heeft zijn vader tegen hem gezegd dat hij de wapens had weggedaan. Ten aanzien van de doorzoeking op 3 september 2013 heeft de verdachte verklaard dat hij die ochtend met zijn ouders aan het ontbijt zat. Op dat moment zei de vader van de verdachte tegen hem dat hij de wapens toch niet had weggedaan. Hierop heeft de verdachte gevraagd waar de wapens waren. Zijn vader vertelde dat de wapens in de slaapkamer onder de vensterbank lagen.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 23 augustus 2019 – in de kern – de hierboven weergegeven verklaringen van 15 november 2013 en 10 december 2013 herhaald en bevestigd. Anders dan op 10 december 2013 heeft de verdachte verklaard dat de wapens afkomstig waren van de broer van zijn vader. Verdachtes oom woonde in België en is drie jaar geleden in Turkije overleden.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte zijn op 15 november 2013, 10 december 2013 en 23 augustus 2019 afgelegde verklaringen – in de kern – herhaald en bevestigd. Betreffende de doorzoeking op 3 september 2013 heeft de verdachte nog verklaard dat hij met zijn ouders in de keuken zat, dat zij aan het ontbijt zaten en met elkaar aan het praten waren. Zijn vader vertelde toen dat de wapens niet weg waren en dat hij de wapens had verstopt bij het raam. De verdachte heeft – op het moment dat de verbalisanten in de woning aanwezig waren – van zijn moeder gehoord dat in de eerste kamer aan de linkerzijde bij de vensterbank een verborgen ruimte was. Voorts heeft de verdachte verklaard dat die kamer een logeerkamer betrof en dat zijn ouders in die ruimte sliepen.
Oordeel van het hof ten aanzien van de door de verdachte afgelegde verklaringen
Op basis van de hierboven weergegeven verklaringen stelt het hof vast dat de verdachte herhaaldelijk heeft verklaard dat hij de wapens en de munitie in huis heeft gehaald teneinde zichzelf te beschermen en dat hij degene is geweest die de wapens en de munitie heeft verstopt in zijn slaapkamer, onder de vensterbank in een verborgen ruimte. De verdachte heeft dit op verschillende momenten gedaan: driemaal bij de politie, bij de rechter-commissaris ten tijde van de inverzekeringstelling, ten overstaan van de raadkamer gevangenhouding, alsmede bij het hof tijdens het hoger beroep tegen het bevel gevangenhouding. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte in die eerste verklaringen – die hij kort na het aantreffen van de wapens heeft afgelegd – consistent en gedetailleerd verklaard. De verdachte heeft bijvoorbeeld telkens verklaard dat hij het wapen met kaliber .45 5 à 6 weken eerder van een vriend heeft geleend en dat hij het andere wapen in de woning van een vriend in Maastricht heeft gevonden. Bovendien komen de door de verdachte genoemde details betreffende de wapens en de munitie overeen met de bevindingen van de verbalisanten. De verdachte heeft bijvoorbeeld naar voren gebracht dat de wapens niet waren doorgeladen, hetgeen ook blijkt uit het proces-verbaal van de politie. Voorts heeft de verdachte verklaard dat bij de wapens zakjes patronen zaten. Blijkens het proces-verbaal van de politie zijn er ook twee plastic zakjes met munitie in de verborgen ruimte bij de vensterbank aangetroffen. Over het wapen dat van de vriend afkomstig was heeft de verdachte verteld dat er 1 patroon in de houder zat. Van de patronen in het zakje wist de verdachte dat die kleiner waren dan de patronen in het wapen.
Eerst op 15 november 2013 – tijdens een zitting bij de rechtbank Oost-Brabant betreffende de vordering tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte – heeft de verdachte zijn eerder afgelegde verklaring(en) ingetrokken en heeft hij naar voren gebracht dat niet hij, maar zijn vader ongevraagd de wapens en de munitie had geregeld en in zijn woning heeft verstopt.
Het hof acht het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet geloofwaardig. Het hof houdt de verdachte derhalve aan zijn tijdens het verhoor bij de politie en de daaropvolgende, tot 15 november 2013, afgelegde verklaringen.
In de eerste plaats heeft de verdachte direct en kort na het aantreffen van de wapens in zijn woning een aantal bekennende verklaringen afgelegd. Deze verklaringen komen feitelijk ook overeen met de bevindingen van de verbalisanten. Uit die verklaringen blijkt dat verdachte op onderdelen specifiek heeft verklaard over de wapens en goed op de hoogte was van het soort en type wapens, of ze doorgeladen waren, hoeveel patronen in de houder zaten en de aard van de munitie in de zakjes. Het hof acht niet aannemelijk dat de verdachte, gelijk hij heeft betoogd, al deze kennis heeft opgedaan toen zijn vader hem een tas toonde met daarin de wapens en de munitie.
In de tweede plaats heeft de verdachte naar het oordeel van het hof vanaf 15 november 2013 wisselend verklaard. Zo heeft de verdachte op 15 november 2013 en 10 december 2013 verklaard dat een kennis van zijn vader de wapens heeft gebracht. Op 10 december 2013 heeft de verdachte de naam van die kennis niet willen noemen, terwijl de verdachte op 23 augustus 2019 heeft verklaard dat de wapens afkomstig waren van de broer van zijn vader. Deze broer van verdachtes vader was op dat moment echter reeds enige tijd overleden.
In de derde plaats passen bepaalde elementen die de verdachte vanaf 15 november 2013 naar voren heeft gebracht niet bij de bevindingen van de verbalisanten. Zo heeft de verdachte eerst later verklaard dat de eerste kamer aan de linkerzijde – de kamer alwaar de wapens en de munitie zijn aangetroffen – een logeerkamer betrof, alsmede dat zijn ouders in die ruimte sliepen. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (bewijsmiddel 1) volgt evenwel dat in die ruimte een 2-persoonsbed stond en dat in die ruimte alleen een blauwe spijkerbroek lag. Uit het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] blijkt juist dat in de tweede ruimte aan de linkerzijde twee eenpersoonsbedden tegen elkaar stonden, dat er op de grond twee reiskoffers lagen, alsmede dat in één van die koffers damesschoenen lagen. [4] Gelet hierop is het aannemelijk dat de tweede kamer aan de linkerzijde de logeerkamer betrof en dat de ouders van de verdachte in die kamer sliepen. Zulks past ook bij hetgeen de verdachte direct op 3 september 2013 heeft verklaard, namelijk dat zijn ouders op de tweede kamer links sliepen. Voorts blijkt uit de verklaring van de verdachte dat hij eerst op 3 september 2013 – op een moment dat de verbalisanten reeds in de woning aanwezig waren – bij het ontbijt van zijn vader hoorde dat hij de wapens toch niet had weggedaan en dat de wapens in de slaapkamer onder de vensterbank lagen, dit terwijl verbalisant [verbalisant 8] heeft gerelateerd dat hij vanaf het moment van binnentreden in de woning voortdurend met de verdachte en verdachtes ouders in de keuken heeft gezeten en dat tussen de verdachte en zijn ouders geen gesprekken werden gevoerd. [5]
Tot slot heeft de verdachte verklaard dat hij gewacht heeft met het aanpassen van zijn verklaring tot zijn ouders weer teruggekeerd waren naar Turkije, zodat zij veilig zouden zijn en niet opgepakt zouden kunnen worden. Immers zijn vader was bejaard en had hartproblemen. Echter uit het dossier blijkt, uit overgelegde vliegtickets, dat de ouders van de verdachte tussen 21 juli 2013 en 28 september 2013 in Nederland zijn geweest. De verdachte heeft derhalve niet gelijk na het vertrek van zijn vader zijn verklaring ingetrokken. Anders dan de verdediging meent, had de verdachte eerder dan op 15 november 2013 de mogelijkheid om dit te doen.
Gelet op het hiervoor overwogene schuift het hof de verklaringen van de verdachte zoals afgelegd vanaf 15 november 2013 als ongeloofwaardig terzijde.
Verhoren van getuigen
Ten tijde van de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg zijn verscheidende pogingen ondernomen om de ouders van de verdachte – die op dat moment in Turkije verbleven – als getuige te horen. In mei 2015 zijn de ouders van de verdachte buiten aanwezigheid van de verdediging en/of een vertegenwoordiger van het openbaar ministerie door een Turkse rechter summier als getuige gehoord. In dat verhoor is door de vader en door de moeder van de verdachte bevestigd dat vader degene is geweest die de wapens heeft aangeschaft. In de periode na mei 2015 is vanwege de juridische gebreken die aan dit verhoor kleven getracht de ouders van de verdachte wederom in persoon als getuige te horen. De Turkse autoriteiten hebben vervolgens de verzoeken daartoe afgewezen. De rechter-commissaris is vervolgens tot het oordeel gekomen dat gelet op de (zeer) lange periode waarin getracht is om de getuigen te horen, alle inspanningen die daartoe zijn gedaan én de situatie dat de gezondheidstoestand van beide getuigen een verhoor kennelijk niet mogelijk maakt, niet valt te verwachten dat beide getuigen nog binnen een redelijke termijn kunnen worden gehoord.
Dat de ouders van de verdachte niet nogmaals gehoord zijn kunnen worden, enerzijds door de afwijzing van de Turkse autoriteiten anderzijds vanwege het door de verdediging naar voren gebrachte niet meewerken daar aan van de zijde van het openbaar ministerie in Nederland door voor de vader geen vrijgeleide af te willen geven bij een overkomst naar Nederland, maakt het oordeel van het hof niet anders.
Hoewel het hof meeweegt dat door die omstandigheid de verdediging niet op juiste wijze in staat is geweest alle vragen te stellen, is het naar voren gebrachte alternatieve scenario voor het hof voldoende duidelijk geworden en acht het hof desondanks, gelet op alle bovengenoemde feiten en omstandigheden het niet geloofwaardig dat het de vader van de verdachte is geweest die de ten laste gelegde wapens en munitie in de verborgen ruimte onder de vensterbank heeft verstopt in de woning van de verdachte.
Conclusie
Nu naar het oordeel van het hof het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet geloofwaardig is en uit de bewijsmiddelen blijkt dat in de slaapkamer van de verdachte de wapens en de munitie lagen, dat de verdachte deze bewust in zijn woning aanwezig had en daarover de feitelijke beschikkingsmacht had, acht het hof het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
meermalen gepleegd

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,

meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan,
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens en 40 volmantelpatronen. Het voorhanden hebben van verboden wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 oktober 2021. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen eerder onherroepelijk is veroordeeld en wel ter zake van een levensdelict.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof voorts acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtsnoer voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van één pistool geeft als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. In het onderhavige geval heeft de verdachte twee pistolen, een pepperspray-apparaat en 40 volmantelpatronen voorhanden gehad.
Naar het oordeel van het hof kan – gelet op de voren omschreven aard en ernst van het feit – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Voorts houdt het hof rekening met het feit dat de verdachte inmiddels getrouwd is, een zoontje heeft en in loondienst werkt.
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is overschreden.
Met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg overweegt het hof als volgt. Het vonnis van de rechtbank is niet gewezen binnen twee jaren nadat er jegens verdachte een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem door het openbaar ministerie strafvervolging zou worden ingesteld, zijnde de dag dat hij in verzekering is gesteld (3 september 2013). Nu de rechtbank eerst op 6 september 2019 vonnis heeft gewezen, is de redelijke termijn in eerste aanleg met ongeveer vier jaren overschreden. Ten tijde van de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg zijn verscheidende pogingen ondernomen om in Turkije getuigen te horen. De overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg kan daardoor voor een gedeelte worden verklaard, doch zulks vormt naar het oordeel van het hof evenwel geen rechtvaardiging voor voornoemde aanzienlijke termijnoverschrijding.
Ten aanzien van de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep overweegt het hof als volgt. Van de zijde van de verdachte is op 17 september 2019 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof heden – op 10 december 2021 – arrest wijst. Het hof is derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van hoger beroep tot een einduitspraak gekomen.
De redelijke termijn in hoger beroep is hierdoor met bijna drie maanden overschreden, terwijl dit niet aan de verdachte valt toe te rekenen.
Op grond van het vorenstaande stelt het hof vast dat de redelijke termijn in de onderhavige zaak is overschreden en dat dit niet aan de verdachte valt toe te rekenen. Er is dan ook sprake van een schending van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest naar het oordeel van het hof passend en geboden zijn geweest.
Nu de redelijke termijn in aanzienlijke mate is geschonden, zal het hof echter volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 98 dagen, met aftrek..
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
98 (achtennegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. M.C.C. van de Schepop en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 10 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.C.C. van de Schepop en mr. H.N. Brouwer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het proces-verbaal van de politie regio Limburg Noord, regiopolitie Limburg Zuid, registratienummer PL233F-2013080137, datum sluiten 24 september 2013, p. 1 tot en met p. 73. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2014, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , proces-verbaalnummer PL233F-2013080137-16 (los opgenomen).
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2014, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 8] , [verbalisant 2] en [verbalisant 9] , proces-verbaalnummer PL233F-2013080137-17 (los opgenomen).
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2014, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , proces-verbaalnummer PL233F-2013080137-16 (los opgenomen).
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2014, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 8] , [verbalisant 2] en [verbalisant 9] , proces-verbaalnummer PL233F-2013080137-17 (los opgenomen).