In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 7 oktober 2014. De zaak betreft een ontnemingsvordering tegen de betrokkene, die in 2012 was veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en het telen van hennep. De rechtbank had eerder een betalingsverplichting van € 85.084,24 opgelegd, maar het hof heeft deze verplichting vernietigd en een nieuwe verplichting van € 41.483,00 opgelegd, na schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de hoogte van het voordeel vastgesteld op € 37.334,00, rekening houdend met de kosten die de betrokkene had gemaakt. De advocaat-generaal had een hogere betalingsverplichting gevorderd, maar het hof volgde deze niet. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waaronder de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. Het hof heeft ook de mogelijkheid van gijzeling in overweging genomen, waarbij de duur van de gijzeling is vastgesteld op maximaal 746 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.