ECLI:NL:GHSHE:2021:4401

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
20-002009-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en veroordeling tot gevangenisstraf met schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Oost-Brabant was veroordeeld voor verkrachting. De verdachte is ter zake van verkrachting veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 mei 2018 te Helmond, waarbij de verdachte het slachtoffer, een 17-jarig meisje, door geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de straf verhoogd. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar en consistent beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 5.187,00, bestaande uit materiële en immateriële schade. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002009-20
Uitspraak : 29 oktober 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 21 september 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-860235-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van verkrachting veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Aan de voorwaardelijk opgelegde straf zijn algemene en bijzondere voorwaarden verbonden. Voorts heeft de rechtbank een beslissing genomen op de door de benadeelde partij [slachtoffer] ingediende vordering tot schadevergoeding.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende, hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding ter zake van de gevorderde materiële schade zal worden toegewezen, dat de gevorderde immateriële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00 en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd dat het hof de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal opleggen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Voorts heeft de verdediging bepleit dat de benadeelde partij – vanwege de bepleite vrijspraak – niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 mei 2018 te Helmond, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en houden van zijn penis en/of een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] , waarbij het geweld en/of die andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid bestonden uit
- het boven die [slachtoffer] gaan hangen met zijn lichaam en/of
- het vastpakken van de benen en/of armen van die [slachtoffer] en/of
- het bij de benen omlaag trekken van die [slachtoffer] en/of
- het doorgaan met voornoemde handelingen, terwijl die [slachtoffer] (meerdere malen) had aangegeven dat zij dit niet wilde en/of hem en/of zijn hand(en) had weggeduwd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 mei 2018 te Helmond door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en houden van zijn penis en een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] , waarbij het geweld bestond uit
- het boven die [slachtoffer] gaan hangen met zijn lichaam en
- het vastpakken van de benen en/of armen van die [slachtoffer] en
- het bij de benen omlaag trekken van die [slachtoffer] en
- het doorgaan met voornoemde handelingen, terwijl die [slachtoffer] meerdere malen had aangegeven dat zij dit niet wilde en hem en zijn handen had weggeduwd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 21 september 2018 (p. 25-27), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
[slachtoffer] vertelde desgevraagd dat zij vier maanden geleden (...) verkracht was door [verdachte] . (...) Hij zei dat hij haar leuk vond en een paar dagen later stond hij bij haar voor de deur omdat hij haar iets wilde geven. Ze vond het raar en zei dat hij het de volgende ochtend maar moest geven. Ze spraken voor de volgende ochtend bij station Helmond af. Aldaar nam hij haar mee achter de berg bij het spoor. (...) Hij ging (...) over haar heen hangen en begon haar te betasten. Zij had een rokje aan hij ging met zijn hand onder haar rokje richting haar vagina. Zij duwde hem weg wat ook lukte. Ze zei hem dat ze het niet wilde. Hij negeerde dit en ging nog een keer met zijn hand onder haar rokje. Ze probeerde hem weer weg te duwen maar nu lukte het niet. Hij deed haar onderbroekje aan de kant en ging met zijn vingers in haar vagina. Zij probeerde zijn hand weer weg te duwen maar dit lukte niet. Hij pakte haar handen vast zodat ze niks meer kon doen. Ze zei meerdere keren dat ze dit niet wilde maar hij ging toch door. Ze zag dat hij zijn broek open deed. Ze probeerde los te komen maar hij was te sterk. Ze riep dat ze het niet wilde maar hij zei dat ze niet zo moeilijk moest doen. Hij pakte haar bij haar enkels en trok haar omlaag terwijl hij tussen haar benen zat. Ze kon niet los komen en voelde dat hij met zijn penis in haar vagina ging. Ze voelde dat hij op en neer bewoog tot hij in haar klaar kwam. Hij had geen condoom gebruikt. Toen hij van haar afging pakte ze haar fiets en liep snel weg. Hij kwam haar achterna en vroeg haar of zij met hem uit eten ging. Ze zei dat ze dit niet wilde waarna hij weg ging. Ze pakte een maandverband en deed deze in omdat er sperma uit haar vagina liep.
Hierna was ze naar school gegaan. (...) Diezelfde avond had ze nog app contact met [verdachte] waarin hij zijn excuus aanbood en aangaf dat het niet goed was wat hij ook besefte. Een paar weken geleden had ze nogmaals app contact met hem. Hierin gaf hij aan dat er dingen gebeuren en dat je dat niet tegen houdt. Op 24 augustus 2018 had ze alles tegen haar vriendin [betrokkene 1] verteld omdat zij een feest zou geven en [verdachte] daar ook zou zijn. [slachtoffer] wilde hem niet zien en vertelde haar daarom wat er gebeurd was. Hierna had ze het ook tegen haar moeder verteld. Met haar moeder was ze ondertussen naar de huisarts gegaan voor een soa test welke gelukkig negatief was. Ook had ze al een gesprek gehad met slachtofferzorg en werd er vervolghulpverlening ingeschakeld.
Opmerking verbalisant: [slachtoffer] betreft een zeer slank/smal meisje.
Waar is het gebeurd: [adres 2] .
2.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 oktober 2018 (p. 28-38), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
We hadden buiten afgesproken met elkaar. Dat was bij een soort heuvelachtig gebeuren met bosjes en bomen. Ik zou daar heen komen omdat hij mij iets zou geven maar dat had hij niet meegenomen. Toen zijn wij die heuvel opgelopen. [verdachte] ging op de grond zitten en trok mij naar beneden, hij begon mij te zoenen. Toen ging hij verder en deed zijn handen onder mijn rokje. Ik duwde hem weg en toen deed hij het weer. Hij heeft mij toen gevingerd en dat wou ik ook niet en ik duwde zijn handen weg. Toen ging hij verder. Toen deed hij zijn broek open en toen wou hij in mij. Dat wou ik niet en ik duwde zijn handen weg van mijn armen en benen maar dat lukte niet. Toen gebeurde het. (...) Het duurde niet zo heel lang. Toen hij was klaargekomen stond ik op. Ik pakte mijn fiets en liep naar beneden. Hij kwam mij achterna gelopen. Toen vroeg hij of ik met hem uit eten wou. Ik wou dat niet. Hij vroeg of hij een kus kreeg maar dat wou ik ook niet. (...).
Wanneer is dit gebeurd?
- Op 9 mei 2018. (...) Op die dag moest ik ook naar school (...) Het was op een woensdag.
(...) Wij waren ‘bezig’ met elkaar, dus dat wij elkaar leuk vonden (...).
Hoe gaat het dan als jullie elkaar die woensdag 10 mei (
het hof begrijpt: woensdag 9 mei 2018) treffen op het station?
- Ik vroeg aan hem waar het dan was dat hij voor mij mee zou nemen maar dat was hij
vergeten mee te nemen. Toen is hij weggefietst en hij vroeg of ik mee fietste. Ik vroeg wat wij dan gingen doen maar daar gaf hij geen antwoord op. Hij zei alleen dat ik maar gewoon mee moest komen. Toen zijn we dus naar die berg gefietst.
(...) Wat vond je ervan dat hij die berg omhoog loopt?
- Best wel raar. Ik vroeg daarom wat wij daar gingen doen maar daar gaf hij geen antwoord op. (...) Ik bleef wel gewoon met hem die berg oplopen. (...)
Wat gebeurde er als eerste boven op die berg?
- Hij ging op de grond zitten (...) Toen ik zo naast hem zat toen begonnen wij elkaar te
zoenen. (...) Ik vond het eigenlijk wel leuk. Toen was er dus nog niets aan de hand.
(...) Wat gebeurde er daarna?
- Hij wilde mijn rokje open maken met de rits. Ik wou dat niet.
Wat droeg jij op dat moment?
- Een zwart rokje met een rits aan de voorzijde die van boven helemaal naar beneden loopt.
Hij wilde die rits dus openmaken maar dat wilde ik niet.
Hoe liet jij merken dat je dat niet wilde?
- Ik deed de rits weer omhoog en ik zei dat ik dat niet wou.
Hoe reageerde hij daarop?
- Toen ging hij dus verder. Hij wilde mij vingeren en toen duwde ik zijn hand weg. (...) Hij deed zijn hand onder mijn rokje en ging met zijn hand naar mijn onderbroek. Hij was toen met zijn hand op mijn been en ik duwde zijn hand weg. Toen ging hij weer met zijn hand weer onder mijn rokje en ging met zijn hand in mijn onderbroek. Toen vingerde hij mij wel. Toen pakte ik zijn hand en duwde hem eruit. (...)
Hoe deed hij dat vingeren bij jou?
-Hij duwde mijn onderbroek aan de kant en deed zijn vingers in mijn vagina. (...) Toen
rolde hij mij het gras op en toen lag ik met mijn rug op de grond. Hij zat, denk ik, op zijn knieën op het gras. Hij zat met zijn knieën bij mijn benen en hing met zijn lichaam boven mij. (...) Ik duwde hem weg. Toen deed hij zijn broek open.
(...) Heb jij iets gezegd op dat moment?
- Ik zei dat ik het niet wou. (...)
Toen deed hij zijn broek open. Hoe ging dat precies?
- Hij maakte met zijn hand zijn broek open. (...) Toen hij zijn broek open deed pakte hij mijn armen en benen vast.
Hoe gaat dat dan precies?
- Ik zei dat ik het niet wou want hij trok mij aan mijn benen en bovenbenen verder omlaag. Ik wou dat niet en ik duwde hem weg. Toen deed hij mijn hand weer weg bij zijn handen.
(...) Hoe kan hij zijn broek open maken en jouw armen en benen vastpakken?
- Eerst deed hij zijn broek open maken en daarna pakte hij mijn armen en benen vast.
Waar pakte [verdachte] dan jouw armen vast en waar jouw benen?
- Mijn armen pakte hij bij mijn bovenarmen. Mijn benen pakte hij vast aan de binnenkant van bovenbenen.
Hoe trok hij dan jou verder naar beneden?
- Hij pakte het midden van mijn benen vast en trok mij dichter naar zich toe. (...) Toen
kwam hij dus met zijn penis in mijn vagina.
Hoe ging dat precies?
- Ik duwde zijn handen weg van mij. Hij duwde mijn handen weer weg zodat ik hem niet kon tegen houden.
Hoe lukte het dan om zijn penis in jouw vagina te krijgen?
- Hij had mijn bovenbenen vast. Toen duwde hij mijn onderbroek opzij. Hij ging er gewoon langs en ging toen in mijn vagina.
Met wat duwde hij dan jouw onderbroek opzij?
- Met zijn penis.
Wat doet hij dan als hij met zijn penis in jouw vagina is?
- Hij bewoog. (...) Dat bleef hij een paar seconden doen en toen kwam hij klaar. (...)
Heeft hij een condoom gebruikt?
-Nee.
(...) Hoe ging het toen verder?
- Toen pakte ik mijn tas en mijn fiets. Toen liep ik de berg af. Toen stopte ik want het
sperma liep uit mijn vagina. Ik ben toen beneden aan de berg gestopt. Toen heb ik
maandverband gepakt en in mijn onderbroek gelegd.
(...) Toen vroeg [verdachte] aan mij of ik mee uit eten wilde maar dat wou ik niet. Ik werd toen boos op hem (...)
Hoe ging het verder tussen jou en [verdachte] ?
- Dat was eigenlijk wel voorbij. Ik had hem nog wel geappt en gezegd dat hij mij pijn gedaan had. Ik vroeg aan hem waarom hij het gedaan had. (...)
Noot verbalisanten:
Deze appjes en berichten worden gevoegd bij deze aangifte.
(...) Heb jijzelf nog iets wat je wil vertellen?
- Ik had wel krassen op mijn armen en benen door het afhouden van hem. Dit waren krassen van zijn nagels.
(...) Wat heb je bij de huisarts verteld?
- Wat er gebeurd was. Dat ik was verkracht door [verdachte] . (...) Ik heb daarna nog een
gesprek gehad met Slachtofferhulp en afgelopen vrijdag ben ik doorverwezen naar de
psycholoog.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2019 (p. 39), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 15 maart 2019 belde ik, verbalisant [verbalisant 3] , om 13:11 uur met aangeefster [slachtoffer]
. (...) Ik, verbalisant [verbalisant 3] , had bemerkt dat in de aangifte staat dat het delict zeker op woensdag 9 mei 2018 heeft plaatsgevonden omdat ze toen naar school moest. Echter wordt door verbalisanten soms 10 mei in het proces verbaal genoemd. Zelf spreekt [slachtoffer] in de aangifte over het feit dat ze dezelfde avond appjes van [verdachte] heeft met de datum 10 mei 2018. Hierop hoorde ik [slachtoffer] verklaren dat het zeker woensdag 9 mei 2018 was dat de verkrachting heeft plaatsgevonden. Ik vroeg haar hoe het dan zat met de berichten waarop ze aangaf dat de berichten dan mogelijk een dag later zijn verstuurd. Hierop bekeek ik, verbalisant [verbalisant 3] , de telefoongegevens van [slachtoffer] . Een gesprek met vermoedelijk klasgenoten werd door mij aangetroffen. Hierop werd gesproken dat 9 mei 2018 om 11:00 uur men naar de [locatie] moest voor de les. Een afbeelding van een rooster wordt op 9 mei 2018 om 07:40 uur gestuurd. Uitvergroot is hierop te lezen dat om 10:15 uur ‘rekenen’ staat vermeld. (…)
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2019 (p. 42), met bijlagen (p. 43-57), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Bijlage
1) WhatsApp gesprek met verdachte [verdachte] (...) en gesprekken met verdachte [verdachte] via Instagram.
2) (...) de WhatsApp gesprekken met [betrokkene 1] .
BIJLAGE 1, pagina 57
10 mei
Je hebt me echt pijn gedaan
18:29
Srry was ni bedoeling egt no
Ik maak het goed dat beloof ik
“ [verdachte] . Srry was ni bedoeling egt no”. Niet je bedoeling? Wtf is er mis met jou
18:31
Zeg toch srry
18:31
Dus je hebt me verkracht
18:32
En je zecht nu allen sory omdat ik er iets van zeg
18:37
Ner
18:42
Had ik sws gezegt
18:43
BIJLAGE 1, pagina 43
(...)
Had ik sws gezegt
Was ni goex besef ik ook
BIJLAGE 1, pagina 46
19 augustus 2018 om 13:36
(...)
Wilde dit gisteren eigenlijk bij [betrokkene 1] zeggen alleen je kwam ni
Ja vast
Spijt komt altijd oo het laaste moment
Ben gewoon sts
BIJLAGE 1, pagina 44
(...)
Ben gewoon sts
Tuurlijk
Je kan me ook geloven
Wa hedde gedaan dan
Ga je nou echt zo doen
Je weet wat je hebt gedaan en nu weet je ook dat je in de shit zit
Had deze ni verwacht
BIJLAGE 1, pagina 47
(...)
Had deze ni verwacht
Had ander beeld van je
Je kent me niet eens deed je nooit moeite voor
(...)
Had gehoopt gewoon vrienden tekunnen blijven
BIJLAGE 1, pagina 45
Had gehoopt gewoon vrienden te kunnen blijven
19 augustus 2018 om 15.23
Waarom verkrachte je me
Wij hadden fix dus dan gebeuren er dingen enja dat houd ke niet tegen
Dus als iemand zegt ik wil het jiet dan ga jij door
Dat is niet normaal zo iets doe je niet
Kunnen we gewoon normaal doen
BIJLAGE 1. pagina 48
(...)
Kunnen we gewoon normaal doen
Want ik wil dat jij ook gewoon weer bij de groep komt want dit s voor niemand leuk zo
Jij hoeft er jiet mee te leve dat je verkracht ben door de jonge waar je mee bezig bent dat je geen vertouwen meer hebt
Niemand verdient het
Niemand
BIJLAGE 2, p. 49-56
[betrokkene 1]
wo 15 aug.
(...)
Hoezo kom je niet als [verdachte] komt ?? (...)
Omdat hij iets heeft gefaan wat echt niet kan
Ik kom echt niet als hij komt sory
(...)
We waren een paar maanden gelede bezig met elkaar en toen heeft hij me verkracht
Wel
Da is wel heftig
Ja ik zei dat ik het niet wilfe en ging gwn door
Ohhh
(…)

do 16 aug.

Ohh [slachtoffer]
Ik snap t gewoon nie
Hoe ken die da doen
Hij wilde me iets geven zei hij voor dat ik naar school ging
Maar hij wilde dus meer en ik niet
Ohh...
(…)
Hoe kan hij maat
Als jij nee zegt
Ik weet het
Snapte hem echt niet
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2019 (p. 59), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op vrijdag 1 maart 2019 bekeek ik, verbalisant [verbalisant 3] , de digitaal geëxtraheerde gegevens afkomstig uit de GSM van aangeefster [slachtoffer] (...) Op 15 augustus 2018 spreekt [slachtoffer] met [betrokkene 1] over de verkrachting. De berichten hierover komen geheel overeen met de door haar aangeleverde berichten. (...)
6.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 6 maart 2019 (p. 89-92), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van getuige [betrokkene 1] :
Sinds dit met [verdachte] is gebeurd gaat [slachtoffer] bijna niet meer op stap (...). Ze heeft toen ook verteld dat er dingen zijn gebeurd die zij niet wilde op seksueel gebied. Dat [slachtoffer] had een paar keer aangegeven dat zij dit niet wilde maar hij het toch deed. Toen heeft zij mij daarover geappt wat er allemaal gebeurd was. Ze zei tegen hem dat ze het niet wou maar hij deed het toch. Ze had mij ook niet meteen verteld dat ze verkracht was. Dat heeft zij pas later verteld toen wij met een vrienden op stap waren. Ze wilde eigenlijk niet mee op stap maar [verdachte] ging ook mee op stap. Toen heeft zij mij apart genomen en toen heeft ze mij verteld dat hij haar verkracht had.
(...)
Wie zou haar dan verkracht hebben?
- [verdachte] .
(...)
Zijn we nog belangrijks vergeten te vragen of wil je zelf nog iets toevoegen?
- Nadat ik van [verdachte] had gehoord dat [slachtoffer] aangifte ging doen of had gedaan, tijdens het op stap gaan. (...) [verdachte] zag toen [slachtoffer] en riep iets naar haar en hij zei tegen de groep: “zij heeft geen poot om op te staan, ik heb een advocaat”.
7.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 9 april 2019 (p. 97-107), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
Over welke [slachtoffer] hebben we het dan?
- [slachtoffer] (...)
- Ik heb er seks mee gehad.
(...) Volgens [slachtoffer] heb je haar op woensdag 9 mei 2018 verkracht.
Wat is er volgens jou gebeurd?
- Ik weet dat we seks hebben gehad. (...) Een paar dagen later kreeg ik te horen dat ik haar zou hebben verkracht. (...)
- (...) Ik heb een tijd met haar contact gehad en een tijdje niet. Daarna kregen we weer
contact en vroeg zij of ik bij haar aan de deur kwam. Zij gaf aan dat zij thuis was en dat ik gewoon langs kon komen. (...)
Volgens haar wilde je haar iets geven (...) Wat wilde jij haar geven?
- Ik had een klein cadeautje voor haar maar uiteindelijk is het er nooit van gekomen om dit aan haar te geven. (...)
Had jij daar op de plek waar je met [slachtoffer] had afgesproken, het station, al niet vaker met meisjes afgesproken?
- Ja want ik woon daar vlakbij.
Volgens [slachtoffer] zijn jullie naar een berg toe gefietst, bij de Rijpelberg. Klopt dat?
- (...) dat kan.
Kun jij je wel herinneren dat jij een keer met haar daar bent geweest dan?
- Ja, dat kan ik me herinneren dat was toen de zon scheen. Het lekker weer was. Ik ben er een keer met haar daar naar toe geweest (...) We hebben toen gepraat met elkaar en hebben daar in de zon gelegen (...) het was warm. (...)
- Wij zijn gaan zitten. Ik heb met haar gezoend. Verder kom ik er niet op.
(...) Zoals [slachtoffer] het zegt, wordt ze verkracht, en is jouw reactie daarna is of ze mee uit
eten wil.
Wat dacht je op dat moment?
- Dat kan best dat weet ik niet. Ik weet niet of dat ik dat zei voordat zij zei dat ze verkracht was of daarna.
Kun je dat uitleggen?
- Ik kan me wel iets van herinneren om iets te gaan doen om het toch nog te kunnen
proberen. Volgens mij riep zij daarna dat zij verkracht was. (...)
Maar hoezo zeg je dan dat je niet meer weet of dit gezegd is voordat zij gezegd heeft dat zij verkracht was of daarna. Leg eens uit?
- Ja. Het lijkt me inderdaad niet logisch dat ik dit voorstel als zij aangeeft dat zij door mij verkracht is. Ik weet dit echter niet 100% zeker. (...)
We hebben telefoongegevens uit de GSM van [slachtoffer] . Jij staat er in als contact met nummer [telefoonnummer] . Klopt dat nummer?
- Ja, dat is mijn nummer. (...)
[slachtoffer] zegt dat ze je op 10 mei 2018, jou een bericht stuurt dat je haar echt pijn hebt gedaan en dat je haar hebt verkracht hebt en jij reageert met “sorry”. Kijk hier eens naar. Bijlage 1. Wat kun je hierover zeggen?
- Ik kan me dit app gesprek niet meer precies herinneren. (...) Mijn berichten waren er op gericht op het feit dat ik haar pijn had gedaan. (...)
Op 19 augustus 2018 verduidelijk je dit voor haar. Op de vraag waarom je haar verkrachtte, antwoord je “Wij hadden fix dus dan gebeuren er dingen en ja dat houd ke niet tegen”. Zie bijlage 2. Wat kun je hierover verklaren?
-Wij hebben dingen gedaan. Ik heb toen gezegd dat we een fix hadden en dat het dan
inderdaad kan gebeuren. (...)
8.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 10 april 2019 (p. 110-116), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
(...) Wat bedoelde je precies met “Wij hadden fix dus dan gebeuren er dingen enja dat
houd ke niet tegen”.
Het was mijn bedoeling om te zeggen dat we seks hadden gehad en dat dit soort dingen
dan kunnen gebeuren. Dat ik niet de intentie had om haar te verkrachten. Alleen maar dat het dan kan gebeuren dat we seks hadden. (...)
9.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 7 september 2020 voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik heb inderdaad aan [slachtoffer] het bericht verstuurd ‘Wij hadden fix dus dan gebeuren er dingen en ja dat houd je niet tegen.’ Dat was een reactie op eerdere appjes van haar, dat ik haar pijn had gedaan. Het bericht ‘Kunnen we gewoon normaal doen’, heb ik ook verstuurd.
Ik had met [slachtoffer] afgesproken op station Helmond Brouwhuis. Het klopt dat we bezig waren met elkaar, een fix hadden. We vonden elkaar leuk. U vraagt mij wat een fix is, een fix is een soort van voorbereiding met een meisje naar verkering toe, dat is hetzelfde als bezig zijn met iemand.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft – op gronden zoals verwoord in de overgelegde pleitnota – bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe is – kort gezegd – het navolgende aangevoerd.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard zij door de verdachte is verkracht. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij en [slachtoffer] seks hebben gehad en ontkent dat sprake is geweest van dwang. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij om 09:30 uur met de verdachte heeft afgesproken. Deze verklaring is strijdig met de omstandigheid dat de verdachte tot 09:30 uur rijles had en derhalve pas op zijn vroegst om 09:50 uur thuis werd afgezet, alsmede met het feit dat [slachtoffer] om 10:15 uur op school het vak rekenen had en om 11:00 uur voor school naar de [locatie] moest. Ook dit komt niet terug in de verklaring van de aangeefster.
[slachtoffer] heeft Whatsapp- en Instagramberichten aangeleverd. De verdachte heeft verklaard dat hij zich die gesprekken/berichten niet kan herinneren. [betrokkene 2] heeft in een memo uiteengezet dat – en op welke wijze – een Whatsapp-gesprek kan worden gefalsificeerd. Nu de mobiele telefoonnummers niet bij de aangeleverde berichten staan vermeld, is het eenvoudig een andere identiteit aan te nemen en zodoende te (doen) laten lijken alsof de verdachte berichten aan [slachtoffer] heeft verstuurd. De aangeefster heeft getracht haar aangifte kracht bij te zetten door middel van het overleggen van geënsceneerde berichten. Gelet hierop blijven slechts de verklaringen van de aangeefster en verklaringen van de verdachte over die – wanneer het berichtenverkeer vals blijkt te zijn – niet ongeloofwaardig of leugenachtig zijn. Er bestaan teveel twijfels om te spreken van overtuigend bewijs, zodat de verdachte van het tenlastegelegde behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Algemene overweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster [slachtoffer]
Aangeefster [slachtoffer] heeft gedetailleerd verklaard over het tenlastegelegde. Zij heeft ook consistent verklaard. Hetgeen zij ten tijde van de aangifte heeft verklaard komt overeen met hetgeen zij tijdens het informatief gesprek heeft verteld. Gelet hierop ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de juistheid en/of betrouwbaarheid van hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard. Het is het hof ook niet gebleken dat zij (een deel van) haar verklaringen heeft verzonnen, aangedikt of dat zij door derden is beïnvloed. Evenmin is het hof gebleken van oneigenlijke motieven aan de zijde van de aangeefster. Het hof is derhalve van oordeel dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig zijn. De omstandigheid dat zij over bepaalde zaken niet heeft verklaard maakt dat niet anders. Ook het gegeven dat [slachtoffer] volgens het rooster om 10:15 uur rekenen had, maakt naar het oordeel van het hof niet dat zou moeten worden getwijfeld aan de juistheid en/of betrouwbaarheid van hetgeen zij heeft verklaard. Dat [slachtoffer] volgens het rooster les zou hebben gehad, impliceert immers niet ook dat zij op dat moment op school aanwezig was en dat de ontmoeting tussen de aangeefster en de verdachte op 9 mei 2018 niet heeft plaatsgehad. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat zij zich – mede gelet op het tijdsverloop tussen het moment waarop het tenlastegelegde heeft plaatsgehad (op 9 mei 2018) en het moment waarop zij aangifte heeft gedaan (op 8 oktober 2018) – (enigszins) in het tijdstip heeft vergist.
Bewijsminimum
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de betrouwbaar geachte verklaring van de aangeefster voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of er sprake is van voldoende steunbewijs is, indien de bewezenverklaring zwaar leunt op de verklaring van één getuige, zoals vaak het geval is bij zedenzaken, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Wel zijn daarvoor in de jurisprudentie enige regels geformuleerd. Zo moet het steunbewijs “voldoende steun” geven aan de verklaring van die getuige, dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige. Steunbewijs mag in beginsel niet enkel afkomstig zijn van dezelfde bron in die zin dat als steunbewijs zou kunnen worden gebruikt de verklaring van een ander aan wie de getuige heeft verteld wat haar of hem is overkomen. Enkel een de auditu verklaring levert op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen of vaststellingen die niet van de getuige afkomstig zijn voldoende steunbewijs opleveren .
Whatsapp- en Instagramberichten
Het is het hof bekend dat Whatsappgesprekken of -berichten in zijn algemeenheid kunnen worden gefalsificeerd. Het is de vraag of dat in het onderhavige geval ook is gebeurd.
Bij de politie is aan de verdachte voorgehouden dat [slachtoffer] op 10 mei 2018 aan hem het bericht heeft verstuurd dat hij haar echt pijn heeft gedaan, dat hij haar heeft verkracht en dat de verdachte daarop heeft gereageerd met het bericht: ‘sorry’. De verdachte heeft hierop geantwoord dat hij zich dit Whatsapp-gesprek niet meer precies herinnert en dat zijn berichten waren gericht op het feit dat hij haar pijn had gedaan. Op 10 mei om 18:32 heeft [slachtoffer] het bericht gestuurd: ‘dus je hebt me verkracht’. De verdachte heeft hieromtrent verklaard dat hij met zijn bericht(en) niet heeft gereageerd op het woord/de regel ‘verkracht’, omdat hij dat niet heeft niet zien staan. De verbalisanten hebben aan de verdachte voorts voorgehouden dat [slachtoffer] op 19 augustus 2018 aan de verdachte schreef: ‘Waarom verkrachte je me’ en dat de verdachte heeft geantwoord: ‘Wij hadden fix dus dan gebeuren er dingen enja dat houd ke niet tegen’. Hierop heeft de verdachte verklaard dat hij toen inderdaad heeft gezegd dat ze een fix hadden en dat het dan inderdaad kan gebeuren. Ook ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij bepaalde berichten aan de aangeefster heeft verzonden. De verdachte heeft aan de aangeefster gestuurd: ‘Wij hadden fix dus dan gebeuren er dingen enja dat houd ke niet tegen’ en: ‘Kunnen we gewoon normaal doen’. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij ook tegen [slachtoffer] heeft gezegd: ‘Had gehoopt gewoon vrienden te kunnen blijven’.
De lezing van de verdachte houdt in dat hij bepaalde berichten wel heeft verstuurd, maar dat het geen antwoorden/reacties zijn op berichten van [slachtoffer] , zoals die op de
printscreensvan de Whatsapp en Instagramgesprekken zijn te zien. De verdachte heeft de berichten in een ander gesprek, op een andere datum verzonden. Dit scenario impliceert dat in de
printscreensvan de Whatsapp- en Instagramgesprekken geknipt en geplakt zou moeten zijn waardoor het erop lijkt dat de verdachte op berichten van [slachtoffer] heeft gereageerd. Gelet op de
printscreensvan de Whatsapp- en Instagramgesprekken – zoals die zich in het dossier bevinden – is het hof niet gebleken dat in die gesprekken berichten is geknipt en/of geplakt. Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof niet gebleken van aanwijzingen die erop duiden dat (een deel van de) berichten gefingeerd zouden zijn. Zoals hiervoor overwogen is het hof niet gebleken van oneigenlijke motieven aan de zijde van de aangeefster waarom zij dat zou (laten) doen. Bovendien komt de inhoud van de berichten naar het oordeel van het hof authentiek over, waarbij (kort) nadat [slachtoffer] een bericht heeft verstuurd de verdachte daarop heeft gereageerd. De berichten/antwoorden van de verdachte sluiten ook aan bij de door [slachtoffer] geschreven berichten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte niet alleen naar voren heeft gebracht dat zijn berichten geen antwoorden/reacties betreffen op de weergegeven berichten van [slachtoffer] , maar ook dat hij erachter is gekomen dat hij niet over het woord ‘verkrachting’ heen heeft gelezen – zoals hij eerder heeft verklaard – maar dat het gesprek helemaal niet met hem heeft plaatsgevonden en dat iemand anders zich als hem heeft voorgedaan en antwoorden/berichten naar [slachtoffer] heeft verstuurd. Gelet hierop stelt het hof vast dat de verdachte wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard. Immers, de verdachte heeft enerzijds verklaard dat hij (wel) bepaalde berichten aan [slachtoffer] heeft verzonden. Anderzijds heeft hij verklaard dat iemand anders zich (in het hele gesprek) als hem heeft voorgedaan en antwoorden/berichten naar [slachtoffer] heeft verstuurd.
Op basis van het voorgaande acht het hof niet aannemelijk geworden dat de Whatsapp- en Instagramberichten gefalsificeerd zijn. Het hof acht de bewoordingen van de berichten tussen de aangeefster en de verdachte authentiek en die geven naar het oordeel van het hof voldoende steun aan hetgeen de aangeefster heeft verklaard.
Conclusie
Nu – zoals hiervoor overwogen – het hof de verklaring van de aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig acht en voor deze verklaring voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig ziet, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] door geweld heeft gedwongen om tegen haar wil in seksuele handelingen te ondergaan die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak wordt verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging verzocht nader onderzoek te laten doen naar aanleiding van het naar voren gebrachte scenario ten aanzien van het manipuleren van berichtenverkeer, waarbij een nader technisch onderzoek en het nader horen van de aangeefster kan plaatsvinden, nu het er zeer de schijn van heeft dat de aangeefster gemanipuleerd/vervalst berichtenverkeer heeft overgelegd om haar aangifte kracht bij te zetten.
Naar het oordeel van het hof is – zoals hiervoor overwogen – niet aannemelijk geworden dat van de zijde van de aangeefster gemanipuleerd/vervalst berichtenverkeer aan de politie is overhandigd. Het hof acht het mitsdien niet noodzakelijk nader (technisch) onderzoek te laten verrichten naar die berichten en/of de aangeefster daaromtrent nader te bevragen. Het gegeven dat de advocaat-generaal bij repliek heeft medegedeeld dat (bepaalde) berichten nog beschikbaar zouden zijn – die onderzocht zouden kunnen worden – leidt niet tot een ander oordeel.
Het verzoek van de verdediging wordt afgewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

verkrachting.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan,
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 9 mei 2018 schuldig gemaakt aan verkrachting van een destijds 17-jarig meisje. Het slachtoffer vertrouwde de verdachte en is met hem meegegaan. Aangekomen op de door de verdachte gekozen locatie heeft hij haar gedwongen tot het ondergaan van vingeren en onbeschermde seks. De verdachte heeft daarbij geweld toegepast door boven haar te gaan hangen met zijn lichaam en haar vast te pakken bij haar armen en benen zodat zij niet kon vluchten. Hij heeft zich niets aangetrokken van de belangen en de gevoelens van het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast en puur ter bevrediging van zijn lustgevoelens gehandeld. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. Dit klemt temeer nu slachtoffers van dit soort strafbare feiten daarvan vaak ernstige en langdurige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dat het slachtoffer psychische gevolgen heeft ondervonden, blijkt ook uit de door haar ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen slachtofferverklaring.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 juni 2021. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Betreffende de persoon van de verdachte houdt het hof ten nadele van de verdachte rekening met de omstandigheid dat de verdachte de aard en de ernst van het door hem veroorzaakte leed kennelijk niet dan wel onvoldoende inziet.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof voorts acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtsnoer voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Het oriëntatiepunt ter zake van verkrachting geeft als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Naar het oordeel van het hof kan evenmin worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat de ernst van het bewezenverklaarde handelen daarin onvoldoende tot uitdrukking komt.
Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit (18 jaar) ziet het hof aanleiding om aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof het passend en geboden de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 9.753,13 (bestaande uit € 289,13 aan materiële schade en € 9.464,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft de gevorderde materiële schade (€ 289,13) toegewezen. De gevorderde immateriële schade is toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00. Ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schade is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Door de rechtbank is aldus een bedrag van € 5.289,13 toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2018. Voorts heeft de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, ter hoogte van voornoemd geldbedrag.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
De verdediging heeft zich – vanwege de bepleite vrijspraak – op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
Het standpunt van de advocaat-generaal houdt in dat het hof conform de hierboven weergegeven beslissing van de rechtbank zal beslissen.
Materiële schade
De door de benadeelde partij gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
  • eigen risico, ten bedrage van € 172,00;
  • reis- en parkeerkosten, in totaal een bedrag van € 102,13;
  • telefoonkosten, ten bedrage van € 15,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde materiële schade bestaande uit het eigen risico is ook voldoende onderbouwd. De vordering zal mitsdien in zoverre worden toegewezen.
Het hof acht het ook aannemelijk dat de benadeelde partij naar aanleiding van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte telefoonkosten heeft moeten maken en acht de hoogte van die gevorderde kosten niet bovenmatig of onredelijk. De gevorderde telefoonkosten à € 15,00 zullen derhalve worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde reis- en parkeerkosten overweegt het hof als volgt. Deze kosten zijn gemaakt in verband met het informatief gesprek zeden, het doen van aangifte, een gesprek met de officier van justitie en vanwege de behandeling van de zaak ter terechtzitting.
Hoewel het hof – met de advocaat van de benadeelde partij – meent dat het meer dan redelijk zou zijn als de benadeelde partij de gemaakte reis- en parkeerkosten op enigerlei wijze vergoed zou kunnen krijgen, ziet het hof hiervoor in de onderhavige procedure geen wettelijke grondslag. Naar het oordeel van het hof kan niet worden gezegd dat die kosten zijn gemaakt ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade, zoals bedoeld in artikel 6:96, tweede lid, onder b van het Burgerlijk Wetboek. Het hof zal de vordering tot schadevergoeding derhalve in zoverre afwijzen.
De door de benadeelde partij gemaakte en hierboven weergegeven reis- en parkeerkosten kunnen ook onder de noemer van de in artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde proceskosten van de benadeelde partij niet worden vergoed. De civiele proceskostenregeling, die is vastgelegd in de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en in het kader van de vordering van de benadeelde partij volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad van overeenkomstige toepassing is in het strafgeding, bevat een (in beginsel) exclusieve en limitatieve regeling voor de proceskostenvergoeding. Uit artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt dat (alleen) een in persoon procederende partij reis- en aanverwante kosten, gemaakt voor het bijwonen van de zitting, als proceskosten vergoed kan krijgen. In deze procedure heeft de benadeelde partij zowel in eerste aanleg als in hoger beroep geprocedeerd met bijstand van een gemachtigde en dus niet in persoon. Voor andere reis- of verblijfskosten – zoals voor het bezoeken van leden van het openbaar ministerie – kent de proceskostenregeling geen vergoeding.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De aard en de ernst van de normschending brengen met zich dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zozeer voor de hand liggen, dat reeds daarom kan worden aangenomen dat sprake is van een ‘aantasting in de persoon’ zoals is bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend begroot het hof – evenals de rechtbank – de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van € 5.000,00.
Totale schade en wettelijke rente
Het hof zal de hiervoor genoemde schade vaststellen op een bedrag van € 5.187,00. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal de verdachte veroordelen tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Kostenveroordeling
Het hof zal de verdachte veroordelen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 5.187,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.187,00 (vijfduizend honderdzevenentachtig euro) bestaande uit € 187,00 (honderdzevenentachtig euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 102,13 (honderdtwee euro en dertien cent) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.187,00 (vijfduizend honderdzevenentachtig euro) bestaande uit € 187,00 (honderdzevenentachtig euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 9 mei 2018.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 29 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, dienst regionale recherche- zeden, OBRBC180156 RIKUGUN, proces-verbaalnummer PL2100-2018183230, p. 1-118. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.