ECLI:NL:GHSHE:2021:4394

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
20-000376-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake winkeldiefstal en oplichting

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1982, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder diefstal en oplichting. Het hof heeft het beroep van de verdachte behandeld na een onderzoek op de terechtzitting. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat het proces-verbaal van de eerste aanleg niet correct was ondertekend, wat leidde tot nietigheid van het vonnis. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, waaronder oplichting en poging tot oplichting, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deze feiten had gepleegd. Slechts het feit van diefstal van een fles Ballantine’s op 21 november 2019 te Vlissingen werd bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000376-20
Uitspraak : 18 oktober 2021
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 5 februari 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-013144-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van, kort gezegd:
  • de feiten 1, 2 en 4: diefstal in vereniging;
  • de feiten 3 en 7: medeplegen van oplichting;
  • de feiten 5 en 6: medeplegen van poging tot oplichting;
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met aanvulling van de bewijsmiddelen.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte integraal zal vrijspreken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg in strijd met het bepaalde in art. 327 Sv niet door de politierechter is ondertekend, zodat het onderzoek ter terechtzitting en het naar aanleiding daarvan gewezen vonnis aan nietigheid lijden (zie HR 15 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:937), terwijl dat vonnis voorts niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 november 2019 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fles Baileys en/of een fles Ballantine’s, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan de verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan (een filiaal van) winkelbedrijf Gall & Gall (gelegen aan de Aagje Dekenstraat), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 21 november 2019 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee flessen vloeistof (supplement merk Lucovitaal), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan (een filiaal van) winkelbedrijf Etos (gelegen aan de Gildeweg), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 21 november 2019 te Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] (als medewerker van winkelbedrijf Etos , werkzaam in een filiaal gelegen aan de Gildeweg) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tot de afgifte van een bedrag van ongeveer 90 eurocent en/of twee pakjes opzettandenborstels voor een elektrische tandenborstel, althans tot het omruilen van twee flessen vloeistof (supplement merk Lucovitaal) voor een hoeveelheid geld en/of tabletten en/of opzetstukken voor een elektrische tandenborstel, in elk geval enig goed, door listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [aangever 1] te vertellen dat hij één of meer producten wilde ruilen/teruggeven en/of dat de/het product(en) door zijn zus bij Etos in Rotterdam was/waren gekocht en/of dat zij het verkeerde product had gekocht en/of (daarbij) vanaf zijn, verdachtes, telefoon een ingescande/gefotografeerde bon te tonen (alsof de/het te ruilen/terug te geven product(en) ook daadwerkelijk was/waren aangekocht) en/of – toen die [aangever 1] hem in eerste instantie geen geld terug wilde geven – de winkel te verlaten en aan te geven dat hij de klantenservice zou bellen en/of zich (vervolgens) (telefonisch) voor te doen als medewerker van de klantenservice van Etos en die [aangever 1] mede te delen dat er een man naar de klantenservice had gebeld en dat zij de op de ingescande/gefotografeerde bon vermelde producten om kon laten ruilen en/of (daarna) terug te keren naar de winkel en aan te geven dat hij de klantenservice had gebeld en/of dat hij de/het product(en) mocht ruilen/teruggeven, en/of (in elk geval) zich voor te doen als bonafide klant;
4.
hij op of omstreeks 21 november 2019 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fles whisky (merk Glenlivet 18 years), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan de verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan (een filiaal van) winkelbedrijf Gall & Gall (gelegen aan de Gildeweg), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 21 november 2019 te Vlissingen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 2] (als medewerker van winkelbedrijf Gall & Gall werkzaam in een filiaal gelegen aan de Gildeweg) te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tot het omruilen van een fles whisky (merk Glenlivet 18 years 70 cc) voor het aankoopbedrag daarvan, listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [aangever 2] heeft verteld dat hij de fles whisky (van het merk Glenlivet 18 years) had gekregen en/of dat hij zelf geen whisky dronk en/of (daarnaar gevraagd, vervolgens) een op zijn, verdachtes, telefoon ingescande/gefotografeerde kassabon heeft laten zien als aankoopbewijs, en/of (in elk geval) zich heeft voorgedaan als bonafide klant, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op of omstreeks 21 november 2019 te Vlissingen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 3] en/of [aangever 4] (als medewerkers van winkelbedrijf Albert Heijn , werkzaam in een filiaal gelegen aan de Aagje Dekenstraat) te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tot het omruilen van opzetstukken voor een elektrische tandenborstel (merk Oral B) voor het aankoopbedrag daarvan, listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [aangever 3] en/of die [aangever 4] heeft verteld dat zijn vrouw de opzetstukken had gekocht en/of dat ze het verkeerde merk had gekocht en/of hij een Philips elektrische tandenborstel had en/of dat de gekochte opzetstukken daarop niet pasten en/of dat hij naar het hoofdkantoor had gebeld en/of dat het hoofdkantoor had gezegd dat hij de opzetstukken mocht omruilen voor het aankoopbedrag, en/of (in elk geval) zich heeft voorgedaan als bonafide klant, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op of omstreeks 21 november 2019 te Vlissingen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 5] (als medewerker van winkelbedrijf Gall & Gall werkzaam in een filiaal gelegen aan de Aagje Dekenstraat) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het omruilen van een fles whisky (merk Glenlivet 18 years 70cc) voor het aankoopbedrag daarvan, door listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich (telefonisch) voor te doen als een medewerker van het hoofdkantoor van Gall & Gall en/of die [aangever 5] mede te delen dat er een man had gebeld naar het hoofdkantoor met een verhaal dat deze een fles whisky niet had kunnen retourneren en/of dat deze man een kloppend verhaal had en/of dat als deze man bij die [aangever 5] in de winkel zou verschijnen, zij de fles kon retourneren of omwisselen voor een ander product en/of (in elk geval) zich voor te doen als bonafide klant.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Algemeen
Op grond van het voorhanden zijnde dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] op 21 november 2019 te Vlissingen een taxi hebben gedeeld en tevens gelijktijdig in een aantal winkels zijn geweest. Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel deze vaststellingen onvoldoende zijn om wettig en overtuigend bewezen te verklaren dat de verdachte de tenlastegelegde – kort gezegd – diefstallen en/of oplichtingen dan wel de pogingen tot oplichting in nauwe en bewuste samenwerking met deze [medeverdachte] heeft begaan. Ook het feit dat is gehoord dat de ene man tegen de andere man heeft gezegd dat iets is gelukt, waarna ze de winkel verlaten, is onvoldoende om tot voornoemde vaststelling te komen. Deze vaststellingen zouden immers ook kunnen passen bij een situatie waarin beide mannen ieder voor zich de winkel zijn binnengegaan om daar datgene te doen wat die persoon voornemens was om te gaan doen en niet om een gezamenlijk plan uit te voeren waarbij ieder een bijdrage van voldoende gewicht aan het delict levert.
Het hof zal derhalve de verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde bestanddeel “tezamen en in vereniging met een of meer anderen”.
Gelet op het vorenstaande ziet het hof zich voor de vraag gesteld of de verdachte als dader van de tenlastegelegde feiten kan worden aangemerkt.
Het hof overweegt als volgt.
Feit 2 en 4
Op grond van het dossier is enkel vast te stellen dat er twee flessen vloeistof van het merk Lucovitaal (feit 2) en een fles whisky (feit 4) in de betreffende winkels ontbraken. Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen kan echter niet worden vastgesteld wanneer deze goederen zijn weggenomen, laat staan dat wettig en overtuigend kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die deze goederen heeft weggenomen.
Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2 en 4 tenlastegelegde.
Feit 3
Het hof is van oordeel dat op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij de tenlastegelegde oplichting van [aangever 1] (medewerkster van Etos ) en overweegt daartoe als volgt.
De getuige [getuige 2] heeft slechts een zeer algemene beschrijving gegeven van de betreffende man op grond waarvan geenszins kan worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat dit de verdachte betreft. Daarentegen heeft [aangever 1] een meer specifieke omschrijving van de betreffende man gegeven en heeft zij verklaard dat hij een fel oranje of gele synthetische jas aanhad. Op grond van het dossier (pagina 40 en 72) is het hof gebleken dat de verdachte die dag een zwarte bodywarmer droeg met daaronder een trui. Op grond van deze verklaring is het hof van oordeel dat het aannemelijk is dat het een ander dan de verdachte is geweest jegens wie [aangever 1] aangifte van oplichting heeft gedaan.
Het hof zal de verdachte dientengevolge vrijspreken van het onder 3 tenlastegelegde.
Feit 5
De betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot oplichting van [aangever 2] (medewerker Gall & Gall ) zou enkel kunnen blijken uit de verklaring van die [aangever 2] inhoudende dat hij de man die gepoogd heeft hem op te lichten herkent op de door de verbalisant getoonde foto van de verdachte. Nu [aangever 2] bij deze enkelvoudige fotoconfrontatie slechts voor ruim 95% de man op de foto herkent als de man die probeerde de fles whisky om of in te ruilen, acht het hof deze herkenning onvoldoende overtuigend om vast te kunnen stellen dat het de verdachte is geweest die het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan. Bij gebrek aan enig ander bewijsmiddel waaruit de betrokkenheid van de verdachte kan worden afgeleid, zal het hof de verdachte vrijspreken van het onder 5 tenlastegelegde.
Feit 6
Op grond van het dossier is enkel het navolgende vast te stellen.
De verdachte heeft bij de servicebalie van de Albert Heijn geprobeerd een aantal pakjes met opzetborstels voor een elektrische tandenborstel terug te brengen en hiervoor het aankoopbedrag terug te krijgen, zonder kassabon. Hij heeft hierbij verteld dat zijn vrouw de opzetstukken had gekocht en dat ze het verkeerde merk had gekocht. Zij hebben namelijk een Philips tandenborstel en de opzetstukken waren van het merk Oral B. Tot slot heeft de verdachte verteld dat hij met het hoofdkantoor heeft gebeld en dat het hoofdkantoor had gezegd dat hij de opzetstukken mocht omruilen voor het aankoopbedrag. Voorts is het hof gebleken dat volgens de aangeefster de assistent-supermarktmanager kort voor de komst van de verdachte bij de servicebalie door het hoofdkantoor was gebeld met de mededeling dat de opzetstukken vergoed mochten worden. Op grond van de voorhanden zijnde stukken kan niet worden vastgesteld dat het niet een medewerker van het hoofdkantoor is geweest die met het betreffende filiaal heeft gebeld.
Gelet op het vorenstaande is het hof niet gebleken dat de verdachte heeft gepoogd door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 3] en/of [aangever 4] (als medewerkers van winkelbedrijf Albert Heijn , werkzaam in een filiaal gelegen aan de Aagje Dekenstraat) te bewegen tot het omruilen van opzetstukken voor een elektrische tandenborstel (merk Oral B) voor het aankoopbedrag daarvan. Evenmin is vast te stellen dat het verhaal van de verdachte listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid was.
Het hof zal de verdachte dan ook bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs vrijspreken van het onder 6 tenlastegelegde.
Dit oordeel had anders kunnen zijn geweest als vastgesteld had kunnen worden dat het de verdachte was geweest die zich had voorgedaan als een medewerker van het hoofdkantoor en in die valse hoedanigheid aan een medewerker van de Albert Heijn had opgedragen om de opzetstukken te vergoeden. Weliswaar blijkt uit de verklaring van de taxichauffeur
[getuige 1] dat hij tijdens de rit één van de mannen had horen bellen en had horen zeggen dat hij een bestelling had, welke verkeerd was en die hij mocht retourneren en dat hij hierbij de woorden Philips en Oral-B gebruikte, doch niet blijkt, al aangenomen dat het de verdachte was die dit gesprek voerde, of de verdachte belde met het hoofdkantoor zoals hij aan de servicebalie heeft verklaard of dat hij zich op dat moment voordeed als medewerker van het hoofdkantoor en belde met het betreffende filiaal van de Albert Heijn .
Feit 7
Zoals reeds hiervoor is overwogen is het hof op grond van de zich in het dossier bevindende foto’s (pagina 40 en 72) gebleken dat de verdachte op 21 november 2019 gekleed was in een zwarte bodywarmer met daaronder een trui. Voorts is het hof op grond van de foto op pagina 40 gebleken dat de medeverdachte [medeverdachte] die dag een blauwkleurige jas droeg. Blijkens de verklaring van [aangever 5] (medewerker Gall & Gall ) heeft een man met een blauwe jas getracht een fles whisky te ruilen en kwam er een paar minuten later een man de winkel in die gekleed was in een trui met daarover een zwartkleurige bodywarmer. Gelet op het vorenstaande acht het hof het aannemelijk dat het niet de verdachte, maar de medeverdachte [medeverdachte] is geweest die de fles whisky heeft geruild bij [aangever 5] . Zoals hiervoor eveneens is overwogen, is het hof van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om vast te kunnen stellen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] , zodat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 7 tenlastegelegde.
Conclusie
Concluderend is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 november 2019 te Vlissingen een fles Ballantine’s, die aan een ander dan aan de verdachte toebehoorde, te weten aan (een filiaal van) winkelbedrijf Gall & Gall (gelegen aan de Aagje Dekenstraat), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Het hof is van oordeel, dat de door de verdediging bepleite vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wordt weersproken door de inhoud van de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal, waarbij hij zich een fles drank wederrechtelijk heeft toegeëigend. Winkeldiefstal is een zeer hinderlijk feit dat niet alleen zorgt voor schade, ergernis en overlast voor de benadeelde, maar ook voor de gezamenlijke winkeliers jaarlijks tot enorme verliesposten leidt. Ook de maatschappij ondervindt schade van winkeldiefstallen, doordat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstallen uiteindelijk door de consumenten worden betaald.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 september 2021 voorafgaand aan het bewezenverklaarde meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van onder meer vermogensdelicten. Deze eerdere veroordelingen hebben de verdachte kennelijk niet het laakbare van zijn handelen doen inzien en hebben hem er evenmin van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en het voornoemd strafblad van de verdachte niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meebrengt.
Ook het betreffende de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport d.d. 29 juni 2021 biedt geen enkele aanleiding om de verdachte te veroordelen tot een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Al het vorenstaande afwegende is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van voorarrest, passend is bij de persoon van de verdachte en de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het op 17 januari 2020 geschorste, tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,
mr. J.J.M. Gielen-Winkster en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 18 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.