In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 18 maart 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van een overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, gepleegd op 13 juli 2020 te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft de zaak beoordeeld en de relevante wetsartikelen in acht genomen, waaronder artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren en twintig dagen hechtenis. Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, die bestond uit een geldboete van € 400,00 en acht dagen hechtenis, alsook een geldboete van € 190,00 en drie dagen hechtenis, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis.
Deze uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof en is mondeling gewezen door mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen. De uitspraak is gepubliceerd in verband met het ingesteld cassatieberoep.