ECLI:NL:GHSHE:2021:4375

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
20-000188-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake poging tot afpersing met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was veroordeeld voor poging tot afpersing. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en diverse bijzondere voorwaarden. De verdachte had geprobeerd een gewapende overval te plegen op een Etos-winkel in Geleen, waarbij hij een mes gebruikte om de kassière te intimideren. Na het hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd de straf te verlagen naar 15 maanden, maar het hof heeft besloten het vonnis van de rechtbank te bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging. Het hof heeft de ernst van het delict en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn eerdere veroordelingen en zijn huidige situatie met betrekking tot reclassering en middelengebruik. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, zonder bijzondere voorwaarden, en heeft het de inbeslaggenomen plastic zak verbeurd verklaard. De beslissing is genomen met het oog op de ernst van het bewezenverklaarde en de noodzaak om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000188-21
Uitspraak : 25 augustus 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 januari 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-257745-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van poging tot afpersing veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, meewerken aan middelencontrole, deelnemen aan een gedragsinterventie zoals leefstijltraining of een soortgelijke training en meewerken aan het vinden en behouden van werk en/of een zinvolle dagbesteding. Tevens is de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven en is de inbeslaggenomen plastic zak verbeurd verklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de strafoplegging en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de straf en de strafmotivering.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot een gewapende overval op Etos B.V. in Geleen. Hij is daar naartoe gegaan met een plastic tas en gewapend met een mes. De verdachte deed alsof hij bodylotion wilde afrekenen aan de kassa. Op het moment dat de kassière enkele handelingen aan de kassa verrichtte leunde hij over de balie heen en drukte een opengevouwen plastic zak op de kassalade. Hij hield daarbij een mes dreigend met de punt in de richting van de kassière en zei iets als “kassa” en/of “dit is een overval”. Op die wijze heeft hij getracht om de kassière te dwingen tot afgifte van een geldbedrag. Toen de kassière als reactie daarop ging schreeuwen, is verdachte weggerend.
De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort misdrijven daarvan vaak nog langdurig psychische gevolgen ondervinden. Kennelijk heeft de verdachte bij deze gevolgen niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om te trachten, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen. De verdachte heeft verklaard dat hij dit strafbare feit heeft gepleegd om zijn huur te betalen. Hij heeft blijkbaar bij het plegen van het strafbare feit enkel zijn eigen belang, te weten geldelijk gewin, voor ogen gehad. Door het plegen van deze poging tot een gewapende overval heeft de verdachte voorts geen enkel respect getoond voor andermans eigendom. Hij heeft door zijn handelen de gevoelens van onrust, angst en onveiligheid bij ondernemers en in de maatschappij versterkt.
In hoger beroep is van de zijde van de verdachte nog aangevoerd dat de verdachte inmiddels meer dan twee jaar wordt begeleid door de reclassering en dat hij sinds één jaar is gestopt met cannabis. Hij heeft de laatste maanden wel één keer in de twee weken cocaïne gebruikt. De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdachte ten tijde van het delict kampte met een verslaving aan cannabis en financiële problemen. Het reclasseringstoezicht is met ups en downs verlopen, maar toch zit er overwegend een stijgende lijn in, met name op het vlak van het aanpakken van het middelengebruik en huisvesting, het aanpakken van zijn schulden en het vinden van werk. De verdachte werkt sinds 10 juni in de nachtdienst als reachtruckchauffeur en hij verblijft in het Kort Verblijf Tehuis in Apeldoorn. Hij staat onder bewind en er staat nog 12 tot 15 duizend euro aan schuld open. Uit het voortgangsverslag van de reclassering blijkt dat de reclassering geen meerwaarde ziet in een traject met bijzondere voorwaarden. Ook de verdachte staat daar niet meer positief tegenover en de verdediging verzoekt dan ook om geen bijzondere voorwaarden op te leggen als een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd. De verdediging verzoekt het hof te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met een maximale taakstraf en een voorwaardelijk strafdeel.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 8 juni 2021 waaruit volgt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor brandstofdiefstal en in Duitsland voor betrokkenheid bij een afpersing.
Uit het voortgangsverslag toezicht van Tactus Reclassering d.d. 2 augustus 2021 blijkt dat de verdachte tot op heden abstinent is van cannabisgebruik, maar dat er gedurende het toezicht sprake is van fors cocaïnegebruik. De verdachte scoorde in de periode van 4 juni 2021 tot en met 2 augustus 2021 tweemaal per week positief op cocaïnegebruik. De verdachte beschouwt zijn harddrugsgebruik niet als problematisch, terwijl dit door Tactus Reclassering wel als problematisch wordt beschouwd. De verdachte heeft afgelopen periode de wens aangegeven om cocaïne te blijven gebruiken. Tijdens de opgestarte justitiële interventie, de leefstijltraining, heeft de verdachte bij de trainer aangegeven eenmaal per week cocaïne te gebruiken. Hij liet weten hier verder geen verandering in aan te willen brengen. Op 30 januari 2019 bracht Tactus Reclassering advies uit waarbij een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden werd geadviseerd. Betrokkene was ten tijde van het opstellen van het advies wel gemotiveerd voor het traject en de bijkomende afspraken. Daar is gedurende het traject vanaf 2019 verandering in gekomen. Zolang betrokkene niet intrinsiek gemotiveerd is voor gedragsverandering lijkt het opleggen van een nieuw traject volgens Tactus Reclassering niet het gewenste effect te zullen bereiken.
Alles afwegende kan naar het oordeel van het hof, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De door de verdediging bepleite straf doet onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde. Nu verdachte reeds lange tijd bij de reclassering onder toezicht heeft gestaan en zowel de reclassering als de verdachte geen meerwaarde zien in het opleggen van een nieuw traject bij de reclassering, zal het hof bij het voorwaardelijk strafdeel geen bijzondere voorwaarden opleggen. Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof zal tevens de inbeslaggenomen plastic zak verbeurd verklaren, nu het een voorwerp betreft dat bij het begaan van het bewezenverklaarde is gebruikt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Een plastic zak (goednummer PL2300-2018114053-1095393).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. A.M.G. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 25 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.M.G. Smit is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.