ECLI:NL:GHSHE:2021:4371

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 augustus 2021
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
20-001780-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzettelijke beschadiging en diefstal van voertuigen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 2000, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een personenauto en een bestelauto, alsook voor diefstal van de bestelauto. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 180 uren opgelegd, subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vernietiging van dit vonnis en een nieuwe veroordeling met dezelfde strafmaat. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte op 7 en 8 februari 2020 in Breda opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto en een bestelauto had beschadigd en de bestelauto had weggenomen. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde dezelfde straf op als de politierechter, met een bijkomende ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001780-20
Uitspraak : 30 augustus 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 21 augustus 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-118324-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen
(feit 1), diefstal
(feit 2 primair)en overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
(feit 3)veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen, en, opnieuw rechtdoende, het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 7 februari 2020 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Ford Focus, grijs, kenteken [kenteken 1] ) en/of een bestelauto (Fiat 270, wit, Portugees kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , toebehoorde, heeft vernield en/of heeft beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
2.hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van of omstreeks 8 februari 2020 te Breda een bestelauto (Fiat 270, Portugees kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze/dit zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij te Breda op of omstreeks 8 februari 2020 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig (bestelauto, Fiat 270, Portugees kenteken [kenteken 2] ), toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Morsestraat en/of de Copernicusstraat en/of de Edisonstraat , in elk geval op een weg;
3.hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Breda op de Morsestraat , op of omstreeks 8 februari 2020 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [benadeelde 1] ) schade was toegebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op of omstreeks 7 februari 2020 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Ford Focus, grijs, kenteken [kenteken 1] ), die aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft beschadigd en een bestelauto (Fiat 270, wit, Portugees kenteken [kenteken 2] ), die aan [benadeelde 2] toebehoorde, heeft beschadigd;
2.hij op of omstreeks 8 februari 2020 te Breda een bestelauto (Fiat 270, Portugees kenteken [kenteken 2] ), die toebehoorde aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Breda op de Morsestraat , op of omstreeks 8 februari 2020 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten [benadeelde 1] ) schade was toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. Hierbij heeft de raadsman aangevoerd dat er geen direct bewijs is waarmee de verdachte te linken is aan de tenlastegelegde feiten, noch direct bewijs waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk de bestuurder is geweest van de bestelbus. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niets met het tenlastegelegde te maken had.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat het door en namens de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof ziet – anders dan de verdediging – geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige] (hierna: [getuige] ). Hij heeft die bewuste nacht rond 03.15 uur de politie, die onderweg was naar een melding dat twee jongens meerdere auto’s aan het controleren zouden zijn op de Edisonstraat in Breda en aanrijdend nog een melding kreeg dat een wit busje gevaarlijk over de weg reed en schade had gereden, op straat uit eigener beweging geïnformeerd over zijn vriend [verdachte] (verdachte). Verdachte zou een auto hebben gestolen, had gedronken en had geen rijbewijs, aldus [getuige] . Overigens was [getuige] niet de enige die op dat moment de politie op straat informeerde, ook een man met een bumper in zijn hand vertelde dat hij een witte bus voorbij had zien rijden. Het hof stelt vast dat de politie onderweg was naar de plek waar zojuist een witte bestelbus met Portugees kenteken was weggenomen en waarmee vervolgens een dollemansrit door Breda leek plaats te vinden. Ook stelt het hof vast dat [getuige] niet alleen uit zichzelf de politie heeft geïnformeerd, maar dat hij daarbij direct volledige openheid van zaken heeft gegeven. [getuige] heeft een zeer specifieke, gedetailleerde en uitgebreide verklaring afgelegd over hetgeen was voorgevallen met de verdachte. [getuige] heeft verklaard dat hij met de verdachte op stap was geweest, dat zij dronken waren en dat zij samen naar huis (het ouderlijk huis van de verdachte) zouden gaan. [getuige] heeft voorts verklaard dat de verdachte onderweg naar huis heeft gezegd dat hij een auto wilde stelen omdat hij niet meer wilde lopen en dat de verdachte aan autoportieren ging voelen. [getuige] heeft ook verklaard dat hij de verdachte kwijt is geraakt, maar dat de verdachte vervolgens aan kwam rijden als bestuurder van een witte bus met een buitenlands kenteken. Op de vraag van [getuige] hoe de verdachte aan de bus is gekomen, heeft [getuige] verklaard dat de verdachte tegen hem had gezegd dat de bus open stond en de sleutels in de zijdeur lagen. De inhoud van deze verklaring van [getuige] maakt op het hof niet alleen een authentieke indruk, maar ook is deze verklaring consistent en vindt deze steun in de overige bewijsmiddelen. Nu de verklaring van [getuige] niet op zichzelf staat, biedt ook de stelling dat [getuige] niet betrouwbaar heeft verklaard omdat hij onder invloed van alcohol verkeerde, de verdachte geen soelaas. Concrete aanknopingspunten om te veronderstellen dat [getuige] welbewust in strijd met de waarheid een voor de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd, ontbreken eveneens. Het hof stelt voorts vast dat er een melding is geweest over twee getinte jongens die bij auto’s stonden en dat hetgeen de melder heeft gezien, niet helemaal duidelijk is. Nog daargelaten dat het hof niet heeft kunnen vaststellen of [getuige] net als de verdachte past in het signalement “getinte jongen”, geeft de inhoud van deze melding het hof evenmin enige aanleiding om te twijfelen aan de verdachte belastende verklaring van [getuige] .
Het hof verwerpt mitsdien het verweer strekkende tot vrijspraak.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal.
Het onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich midden in de nacht schuldig gemaakt aan diefstal van een bestelauto. Het voelen aan diverse autoportieren bleek bij deze bestelbus succesvol. Diefstal is een ergerlijk feit dat naast schade vaak veel hinder veroorzaakt voor de gedupeerden. Door te handelen zoals hij heeft gedaan heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander en zich enkel te laten leiden door zijn eigen behoefte om niet naar huis te hoeven lopen. Vervolgens is de verdachte – terwijl hij verkeerde onder invloed van de nodige alcoholische consumpties en niet in het bezit was van een rijbewijs – met deze bestelauto door Breda gaan rijden. Tijdens deze rit heeft hij door zijn gevaarzettend rijgedrag niet alleen deze bestelauto maar ook een andere personenauto beschadigd. Ook waren meerdere omvergereden en beschadigde paaltjes stille getuigen van de route die de verdachte met de bestelbus vanaf de Edisonstraat had gereden. De verdachte heeft zich evenwel niet om de door hem veroorzaakte materiële schade bekommerd, maar is weggevlucht nadat de zwaar beschadigde bestelbus tegen een verkeerslicht tot stilstand was gekomen. De verdachte heeft die nacht een spoor van vernieling in Breda achtergelaten en heeft niet meer achterom gekeken. Het hof neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen die zijn rijgedrag voor anderen zouden kunnen hebben, en na het veroorzaken van al deze schade, is gevlucht. Dat daarbij geen letsel aan personen is veroorzaakt is een gelukkige omstandigheid die geenszins aan de verdachte te danken is.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van een verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken.
Alles overziende acht het hof – evenals de politierechter en de advocaat-generaal – een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte zich dermate onverantwoordelijk en gevaarzettend heeft gedragen in het verkeer dat, mede ter bescherming van de verkeersveiligheid, ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde aan de verdachte de bevoegdheid dient te worden ontzegd om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van gedeeltelijk voorwaardelijke straffen wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. N.J.L.M. Tuijn en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier,
en op 30 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.F. Dekking is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.