ECLI:NL:GHSHE:2021:4368

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
20-003756-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Limburg met betrekking tot overtredingen van de Wet Dieren

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 21 november 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1967, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep gevoerd op basis van de stukken van de eerste aanleg en de pleidooien van de advocaat-generaal en de verdediging. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis. De vorderingen van de benadeelde partijen werden ook behandeld, waarbij het hof de vorderingen toewijsde tot verschillende bedragen, vermeerderd met wettelijke rente.

Het hof heeft zich verenigd met het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de kwalificaties van de bewezenverklaarde feiten. De feiten betroffen overtredingen van de Wet Dieren, waarbij het hof de verbeterde kwalificaties heeft opgenomen. De beslissing is gegrond op diverse artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten, evenals specifieke artikelen van de Wet Dieren. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003756-19
Uitspraak : 28 juli 2021
VERSTEK

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Limburg van 21 november 2019, in de strafzaak met parketnummer 82-219107-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf. Gevorderd is dat verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstaf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis en tot betaling van een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen is, conform het vonnis van de economische politierechter, gevorderd dat:
  • de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 127,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 189,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 373,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Door of namens verdachte is geen verweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust, behalve voor zover het betreft de door de economische politierechter in het vonnis opgenomen kwalificaties van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. Omwille van de leesbaarheid heeft het hof hieronder de verbeterde kwalificaties van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten opgenomen alsook de kwalificatie van het onder 3 bewezenverklaarde feit zoals deze reeds in het vonnis van de economische politierechter is opgenomen.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.7 van de Wet dieren, opzettelijk begaan.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, zevende lid van de Wet dieren, opzettelijk begaan.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.1, eerste lid van de Wet dieren, opzettelijk begaan.
Voorts is het hof van oordeel dat in plaats van de door de economische politierechter genoemde artikelen de hierna genoemde wettelijke voorschriften aangehaald dienen te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 2.1, 2.2. en 2.7 van de Wet Dieren, de artikelen 1.19, 1.20, 3.6, 3.7 en 3.8 van het Besluit houders van dieren zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. D.A.E.M. Hulskes, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. O.M.J.J. van de Loo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.J.G. Verhaeg, griffier,
en op 28 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. K.J. van Dijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.