ECLI:NL:GHSHE:2021:4366

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
20-003983-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake productie van synthetische drugs en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg van 18 december 2019. De verdachte, geboren in 1981, was in eerste aanleg veroordeeld voor het vervaardigen van synthetische drugs, specifiek MDMA, en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar de verdediging pleitte voor een lichtere straf, zoals een taakstraf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Het hof heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, waarbij het belang van de volksgezondheid en de maatschappelijke gevolgen van drugshandel en -productie zwaar wogen. De verdachte had zijn woning ter beschikking gesteld voor de productie van drugs, wat niet alleen schadelijk is voor de gebruikers, maar ook voor de maatschappij en het milieu. Het hof oordeelde dat de opgelegde straf in eerste aanleg niet passend was, vooral gezien de schending van de redelijke termijn in de strafprocedure.

Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd, maar de straf opnieuw vastgesteld, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn werk als elektricien en zijn psychische instabiliteit in het verleden. Het hof heeft de beslissing genomen om de verdachte te veroordelen tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf, om zo de ernst van de feiten te onderstrepen en recidive te voorkomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003983-19
Uitspraak : 15 september 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 18 december 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-661234-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
  • feit 1: “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie”;
  • feit 2: “medeplichtigheid aan het medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit”,
veroordeeld tot gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de rechtbank de teruggave gelast aan de verdachte van een inbeslaggenomen iPhone 6 (goednummer 978309).
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft:
  • bepleit dat de verdachte van het onder 2. tenlastegelegde feit zal te worden vrijgesproken;
  • zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de onder 1. tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof;
  • met betrekking tot de strafoplegging bepleit dat zal worden volstaan met oplegging van een taakstraf indien het hof de verweren van de verdediging volgt en uitsluitend tot bewezenverklaring van feit 1 komt;
  • een nader strafmaatverweer gevoerd voor het geval het hof toch komt tot bewezenverklaring van beide feiten, waarbij aandacht gevraagd is voor het tijdsverloop van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de strafmotivering.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op het navolgende.
De verdachte heeft zijn woning ter beschikking gesteld voor het vervaardigen van synthetische drugs, te weten: MDMA(-pillen), alsmede voor de daarvoor vereiste voorbereidingshandelingen. Dat is een ernstig strafbaar feit omdat dergelijke harddrugs, eenmaal in handen van gebruikers, schade toebrengen aan de gezondheid van deze gebruikers, welk gebruik de verdachte mede door zijn handelen heeft bevorderd. Bovendien bekostigen harddrugsgebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, hetgeen vervolgens weer schade en overlast veroorzaakt aan de maatschappij. Algemeen bekend is voorts dat de productie van synthetische drugs veelal gepaard gaat met dumpingen van chemisch afval in de openbare ruimte en/of het openbare riool, hetgeen ernstige schade aan het milieu kan veroorzaken.
Voorts heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 juni 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
  • de inhoud van het door de verdediging ter terechtzitting van het hof overgelegde (ongedateerde) schriftelijke bericht van de heer [betrokkene] , zijnde een kennis van verdachte, inhoudende dat de verdachte in de periode van 29 december 2019 tot 2 januari 2020 psychisch instabiel zou zijn geweest en suïcidale gedachten zou hebben gehad, waarop [betrokkene] de verdachte tijdelijk in huis heeft genomen om hem weer een beetje op het goede spoor te zetten;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, in het bijzonder de omstandigheden dat hij in loondienst werkt als elektricien, alleenstaand is en regelmatig last heeft van angstgevoelens.
Op grond van al het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Daaruit volgt dat de door de verdediging bepleite oplegging van een taakstraf door het hof geen passende afdoening wordt geacht. De verdachte heeft een vuurwapen, een patroonmagazijn en munitie voorhanden gehad en is daarnaast betrokken geweest bij de grootschalige productie van synthetische drugs.
Bij de strafvervolging van verdachte in eerste aanleg is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden, aangezien tussen de datum van de inverzekeringstelling van verdachte (21 augustus 2017) en het vonnis in eerste aanleg (18 december 2019) een periode van meer dan 2 jaren is verstreken, zonder dat daarbij sprake was van bijzondere omstandigheden die deze termijnoverschrijding van vier maanden rechtvaardigen.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van de hierna te melden straf.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 15 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. drs. Van de Schepop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.