Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- feit 1: “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie”;
- feit 2: “medeplichtigheid aan het medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit”,
- bepleit dat de verdachte van het onder 2. tenlastegelegde feit zal te worden vrijgesproken;
- zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de onder 1. tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof;
- met betrekking tot de strafoplegging bepleit dat zal worden volstaan met oplegging van een taakstraf indien het hof de verweren van de verdediging volgt en uitsluitend tot bewezenverklaring van feit 1 komt;
- een nader strafmaatverweer gevoerd voor het geval het hof toch komt tot bewezenverklaring van beide feiten, waarbij aandacht gevraagd is voor het tijdsverloop van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 juni 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
- de inhoud van het door de verdediging ter terechtzitting van het hof overgelegde (ongedateerde) schriftelijke bericht van de heer [betrokkene] , zijnde een kennis van verdachte, inhoudende dat de verdachte in de periode van 29 december 2019 tot 2 januari 2020 psychisch instabiel zou zijn geweest en suïcidale gedachten zou hebben gehad, waarop [betrokkene] de verdachte tijdelijk in huis heeft genomen om hem weer een beetje op het goede spoor te zetten;
- de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, in het bijzonder de omstandigheden dat hij in loondienst werkt als elektricien, alleenstaand is en regelmatig last heeft van angstgevoelens.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.