ECLI:NL:GHSHE:2021:4360

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
20-003784-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van diefstal met betrekking tot benzinediefstallen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 3 december 2019 was vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal. De verdachte, geboren in 1993 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, geëist.

Het hof heeft het beroep van de verdachte beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de vrijspraak van de politierechter niet in stand kan blijven. Het hof heeft de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging genomen. Het hof heeft besloten om de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren, naast de taakstraf van 60 uren. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met eerdere uitspraken in vergelijkbare zaken.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 september 2021. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd ten aanzien van de straf en opnieuw recht gedaan, waarbij de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf, indien deze later ten uitvoer wordt gelegd.

Uitspraak

Parketnummer: 20-003784-19

Uitspraak : 15 september 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 december 2019, in de strafzaak met parketnummer 02-205212-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte - na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg - vrijgesproken van de onder 1. primair, 2. primair en 3. primair tenlastegelegde feiten en ter zake van:
  • feit 1 subsidiair: “Diefstal”;
  • feit 2 subsidiair: “Diefstal;
  • feit 3 subsidiair: “Diefstal”,
veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest naar rato van 2 uur per dag, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en te dien aanzien opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De verdediging heeft:
  • geen verweer gevoerd met betrekking tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten door de politierechter.
  • met betrekking tot de op te leggen straf bepleit dat - indien het hof meent dat een onvoorwaardelijk gevangenisstraf op zijn plaats is - in zwaarwegende zin rekening zal worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en dat zal worden volstaan met een dusdanige gevangenisstraf dat de verdachte zijn leven buiten de gevangenis binnen afzienbare tijd weer kan hervatten.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betref de opgelegde straf, de strafmotivering en de door de eerste rechter van toepassing verklaarde wetsartikelen.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het hier gaat om een drietal brutale benzinediefstallen en de mate waarin door de bewezenverklaarde feiten schade is toegebracht aan de benadeelden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 juni 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld ter zake van feiten als de onderhavige;
  • de inhoud van het de verdachte betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, Advies- & Toezichtunit 9 Zuid-West, d.d. 2 juli 2020, opgemaakt door mevrouw [reclasseringswerker] , reclasseringswerker;
  • de inhoud van een door verdachte zelf geschreven (ongedateerde) brief, door de raadsman overgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, waaruit onder meer blijkt dat hij woonachtig is in België, een nieuwe partner heeft, onlangs vader is geworden van een kind en kennelijk werkzaam is als zelfstandig ondernemer;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken
Op grond daarvan en mede gelet op het bepaalde bij artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en in het bijzonder gelet op de omstandigheid dat het hof bij het gelijktijdig gewezen arrest in de strafzaak tegen verdachte met parketnummer 20-002312-20 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur oplegt, kan naar het oordeel van het hof in de onderhavige zaak worden volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met aftrek van voorarrest.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 15 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Buljevic en mr. drs. Van de Schepop zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.