In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 6 maart 2020 was gewezen. De zaak betreft een strafzaak met parketnummer 01-280659-19, waarin de verdachte, geboren in 1979, werd aangeklaagd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, specifiek ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij, die materiële schade claimde ter hoogte van € 519,49, toegewezen. De verdachte is veroordeeld om dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, te betalen aan de benadeelde partij. Daarnaast heeft het hof de verdachte de verplichting opgelegd om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, een bedrag van € 519,49 te betalen als vergoeding voor materiële schade. De aanvangsdatum van de wettelijke rente is vastgesteld op 23 november 2019.
Het hof heeft ook bepaald dat de duur van de gijzeling maximaal 10 dagen bedraagt, en dat de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat niet wordt opgeheven door de toepassing van gijzeling. Het arrest is mondeling uitgesproken door mr. C.P.J. Scheele tijdens de openbare terechtzitting van het gerechtshof.