Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- feit 1: “Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak”;
- feit 2: “Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak”,
- geen verweer gevoerd met betrekking tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten door de politierechter;
- zich met betrekking tot de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] gerefereerd aan het oordeel van het hof;
- met betrekking tot de op te leggen straf bepleit dat - indien het hof meent dat een onvoorwaardelijk gevangenisstraf op zijn plaats is - in zwaarwegende zin rekening zal worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en dat zal worden volstaan met een dusdanige gevangenisstraf dat de verdachte zijn leven buiten de gevangenis binnen afzienbare tijd weer kan hervatten.
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het hier gaat om twee brutale bedrijfsinbraken bij dezelfde horecagelegenheid, waarbij het de eerste keer weliswaar bij een poging tot diefstal is gebleven, en de mate waarin door de bewezenverklaarde feiten schade is toegebracht aan de benadeelde.
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 juni 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld ter zake van feiten als de onderhavige;
- de inhoud van het de verdachte betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, Advies- & Toezichtunit 9 Zuid-West, d.d. 2 juli 2020, opgemaakt door mevrouw [reclasseringswerker] , reclasseringswerker;
- de inhoud van een door verdachte zelf geschreven (ongedateerde) brief, door de raadsman overgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, waaruit onder meer blijkt dat hij woonachtig is in België, een nieuwe partner heeft, onlangs vader is geworden van een kind en kennelijk werkzaam is als zelfstandig ondernemer;
- zijn overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat
gijzelingvoor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
gijzelingop ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.