In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 3 september 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1959 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal en het voorhanden hebben van een vuurwapen, met een gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank had ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij opgelegd van € 122,64, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis van de rechtbank, met enkele aanpassingen. De verdediging heeft verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen en heeft vrijspraak bepleit. Het hof heeft de bewijsvoering herzien en geconcludeerd dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank over het beslag en de proceskosten gewijzigd, en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot immateriële schadevergoeding.
Het hof heeft de teruggave van een geldbedrag van € 5,- aan de verdachte gelast en de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens en munitie bevolen. De beslissing van de rechtbank is voor het overige bevestigd, met inachtneming van de overwegingen van het hof. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. O.M.J.J. van de Loo, die buiten staat was om te ondertekenen.