ECLI:NL:GHSHE:2021:4330

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
20-002871-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met een rollator

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 4 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1956 en wonende te [adres 1], was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling van [benadeelde/aangever] op 22 juli 2018 te Roggel, gemeente Leudal. De verdachte had [benadeelde/aangever] met een rollator mishandeld, wat leidde tot letsel bij het slachtoffer. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaar. De verdediging betoogde dat de verdachte vrijgesproken diende te worden, maar het hof oordeelde dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen was. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan mishandeling, waarbij het hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toewijsde. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,00 en moest een schadevergoeding van € 765,66 aan de benadeelde partij betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002871-19
Uitspraak : 28 juli 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 4 september 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-136176-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaar. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde/aangever] is gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen conform het vonnis van de politierechter, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het tenlastegelegde en niet vanaf de pleegdatum van het vonnis in eerste aanleg. De gevorderde proceskosten dienen zowel voor de eerste aanleg als het hoger beroep te worden toegewezen, telkens voor een bedrag van € 350,00. Het hof begrijpt het standpunt van de advocaat-generaal aldus dat bedoeld is dat de gevorderde immateriële schade
ad € 1.250,00 dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 750,00 (conform het vonnis) en dat de gevorderde materiële schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van
€ 40,02 aangezien de vordering in hoger beroep is verminderd met post van het eigen risico ad € 770,00.
Door en namens verdachte is betoogd dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daarnaast is opgemerkt dat, in het geval het hof toch tot een bewezenverklaring zou komen, het opleggen van een voorwaardelijke geldboete passend is. Ten slotte zijn opmerkingen gemaakt over de vordering van de benadeelde partij.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger
beroep – tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 22 juli 2018, te Roggel, gemeente Leudal, [benadeelde/aangever] heeft mishandeld door hem (met een rollator) te slaan en/of te stoten en/of te duwen en/of met een rollator op hem in te rijden, althans met een rollator tegen hem aan te stoten en/of te duwen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 22 juli 2018, te Roggel, gemeente Leudal, [benadeelde/aangever] heeft mishandeld door met een rollator tegen hem aan te stoten en/of te duwen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden Limburg, basisteam Weert, registratienummer 2018112145, gesloten d.d. 20 juni 2019 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 29), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2018 met bijlagen (pg. 9 t/m 14), voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [benadeelde/aangever]:
(pg. 9)
Ik kom aangifte doen van mishandeling. Op zondag 22 juli 2018, omstreeks 18.00 uur zat ik samen met mijn vrouw en onze kleinzoon, op het terras van [cafetaria] , binnen de gemeente Leudal. Deze cafetaria is gelegen aan de [adres 2] . Wij hadden onze auto, Opel Combo lichtblauw van kleur, geparkeerd direct naast het terras. Hier waren op de stoep diverse vakken te zien, waarvan wij in de veronderstelling waren dat het parkeervakken waren. Kort nadat wij plaats hadden genomen kwam er een oudere meneer met een rollator, over de stoep, voorbij lopen. Deze meneer liep naast onze auto en onze kleinzoon zag toen dat de meneer met zijn elleboog tegen de buitenspiegel aan sloeg van mijn auto. Ik zag hierna dat de spiegel, die voorheen intact was, een beetje was verbogen. Ik ben toen naar de auto gelopen en heb de spiegel terug gebogen. Ik heb de auto toen ook weggezet, want ik begreep van mijn buren op het terras dat het waarschijnlijk geen parkeerplaatsen waren.
Nadat ik de auto had weggezet, ben ik terug op het terras gaan zitten.
Enkele minuten later kwam diezelfde meneer, die tegen mijn spiegel aan had geslagen, weer in de richting van het terras gelopen. Mijn vrouw sprak de meneer aan op zijn gedrag van eerder en vroeg hem dit niet meer te doen. Mijn vrouw zei toen dat het onze vergissing was dat we daar de auto neer hadden gezet. Ik zag dat de meneer hierop begon te flippen en te schreeuwen. Mijn vrouw zei toen tegen de meneer dat hij maar door moest lopen en niet zo agressief moest doen. Hierop zei de meneer: "Agressief? Ik zal je eens laten zien wat agressief is". Ik zag dat de meneer op mijn vrouw af kwam lopen met de rollator in zijn handen.
(pg. 10)
Ik ben toen opgestaan, samen met de persoon naast ons op het terras, en heb de meneer tegen proberen te houden. Ondanks dat wij met zijn tweeën waren, heb ik er nog letsel aan overgehouden aan mijn linker onderarm, mijn rechter dijbeen en een gekneusde rechter middelvinger. Het ging allemaal zo snel, ik weet niet precies waarmee en hoe de meneer mij geraakt heeft. Het letsel had ik voorafgaand aan ons terrasbezoek nog niet.
Ik gebruik ook bloedverdunners, waardoor mijn verwondingen heel erg bloedden.
De meneer die mij heeft aangevallen liep na het handgemeen gewoon weer weg met zijn rollator, de [straat 1] in. Op het moment van het incident liep er een mevrouw voorbij het terras, die ook met een rollator liep. Mijn vrouw vroeg, na het incident, aan de mevrouw of zij de meneer kende die mij had aangevallen. Zij wist dat hij ergens in de buurt woonde, maar wist niet precies waar. Ik zag dat de mevrouw achter de meneer aan liep de [straat 1] in. Enkele minuten later kwam de mevrouw terug en zei ze tegen ons dat de meneer zou wonen op het adres [adres 1] . De volgende dag ben ik met mijn vrouw naar de huisarts, [naam huisarts] , in [plaats A] gegaan. Deze heeft mijn linker onderarm verbonden, geconcludeerd dat de rechter middelvinger gekneusd is en dat mijn rechter dijbeen een grote bloeduitstorting heeft.
2. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 11 november 2020, voor zover inhoudende als
verklaring van [getuige 1]:
U houdt mij voor dat het incident zich afspeelde op 22 juli 2018.
Ik kreeg de mishandeling behoorlijk goed mee. Het slachtoffer begon behoorlijk te bloeden door de aanval met de rollator. De twee mannen liepen steeds dichter naar elkaar toe. De man met de rollator pakte de rollator op en viel het slachtoffer aan, hij duwde de rollator tegen de man aan. Het waren vooral de benen die ik vervolgens flink zag bloeden. Het gebeurde op het terras waar we zaten te eten. De man met de rollator kwam langsgelopen. Naast het terras waren er parkeervakken, zo leek het, maar dat waren het niet. De man met de rollator kwam aan en duwde de rollator bewust tegen de auto van het latere slachtoffer en de autospiegel aan. Ik
zat er heel dichtbij, ik zat achter een glazen paneel op nog geen meter ervandaan en heb alles gezien. Ik zat inderdaad aan de kant van de straat.
Het is absoluut zo gegaan dat hij de rollator heeft opgetild. Alle wielen waren los van de grond en hij duwde de rollator vooruit naar het slachtoffer toe, tegen hem aan. Het was niet hoog, maar de wielen waren los.
De verdachte stond gewoon stil en pakte de rollator op van de grond. Dat was ongeveer op 20 cm hoogte en hij duwde de rollator voor zich uit naar het slachtoffer toe. Ik zag de bloedende verwonding aan het been.
3.
De verklaring van deskundige [getuige 2], neurologe, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 14 juli 2021 voor zover inhoudende:
Wanneer verdachte in een brede stand staat en goede steun en focus heeft is er enige bewegingsruimte mogelijk.
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 5 september 2018 (pg. 25 t/m 29), voor zover inhoudende als
verklaring van verdachte:
Op woensdag 5 september 2018 om 14:09 uur verhoorde ik de verdachte:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1956
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Adres : [adres 1]
Postcode plaats : [adres 1]
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Door en namens verdachte is betoogd dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken omdat de oorspronkelijk door aangever gedane aangifte, waarbij verdachte werd verweten het slachtoffer te hebben geslagen met een rollator die tot schouderhoogte was opgetild, niet op waarheid berust en onvoldoende bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring te komen. Uit de verklaring van de behandelend neurologe van de verdachte volgt dat het onwaarschijnlijk is dat verdachte de rollator kon optillen tot schouderhoogte om daar vervolgens mee te slaan zonder dat hij zelf zou omvallen. Als verdachte boos is, kan hij niet méér dan wanneer hij in normale doen is.
Het tot het bewijs bezigen van de door [getuige 1] afgelegde verklaring is volgens de verdediging niet juist, nu [getuige 1] tegenover de raadsheer-commissaris de verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende dat de confrontatie tussen verdachte en [benadeelde/aangever] plaatsvond bij de ingang van het terras en verdachte dus niet het terras is opgelopen, heeft bevestigd. Daarbij past niet om de verklaring van [getuige 1] (eveneens) te bezigen als steunbewijs voor de belastende verklaringen van aangever [benadeelde/aangever] en zijn echtgenote [echtgenote aangever] , aldus de raadsvrouw, nu die verklaringen op belangrijke onderdelen afwijken van de verklaring van [getuige 1] .
Ten slotte is gesteld dat het Openbaar Ministerie de tenlastelegging in hoger beroep heeft aangepast aan hetgeen volgens de bewijsmiddelen bewezen kan worden verklaard en dat dit geen correcte gang van zaken is. De verdediging heeft daarbij overigens uitdrukkelijk geen bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de tenlastelegging.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte met zijn rollator tegen het slachtoffer [benadeelde/aangever] heeft gestoten en dat daardoor pijn en letsel is veroorzaakt bij [benadeelde/aangever] . De advocaat-generaal heeft de door getuige [getuige 1] tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring tot uitgangspunt genomen bij de beoordeling van de zaak. Ter terechtzitting in hoger beroep is uit de door de deskundige afgelegde verklaring voorts gebleken dat verdachte mobiel genoeg is om met zijn rollator een stotende beweging te maken.
Dat de advocaat-generaal in hoger beroep tot een andere en enigszins beperktere tenlastelegging en bewezenverklaring is gekomen is het gevolg van de resultaten van het verrichte nadere onderzoek in het kader van de waarheidsvinding. Volgens de advocaat-generaal is niet van belang dat uiteindelijk enkel het stoten resteert als variant van het door de verdachte gepleegde feit, nu de kern van het verwijt dat verdachte wordt gemaakt gelijk is gebleven, te weten: het met zijn rollator plegen van geweld jegens [benadeelde/aangever] .
Het hof stelt voorop dat geen rechtsregel zich ertegen verzet dat de advocaat-generaal in enig stadium van de procedure wijziging van de tenlastelegging vordert en dat deze wijziging kan worden toegewezen, mits daarbij geen ander feit wordt tenlastegelegd dan oorspronkelijk het geval was. Nu geen sprake is van een ander feit dat ten laste wordt gelegd, heeft het hof de door de advocaat-generaal gevorderde wijziging van de tenlastelegging toegestaan.
Het hof heeft bij de beoordeling van de zaak de verklaring van getuige [getuige 1] – die als bezoeker aanwezig was op het terras in de nabijheid waarvan het incident zich heeft afgespeeld – zoals hij deze tegenover de raadsheer-commissaris heeft afgelegd, tot uitgangspunt genomen bij de beoordeling van deze zaak. [getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte de rollator heeft opgetild, waarbij alle wielen een klein stukje van de grond kwamen, dat verdachte de rollator vervolgens naar voren heeft geduwd en dat de getuige vervolgens vooral de benen van [benadeelde/aangever] flink zag bloeden. Ook [benadeelde/aangever] heeft verklaard dat hij letsel en pijn heeft bekomen aan (onder meer) zijn benen na door verdachte gepleegd geweld met zijn rollator. Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verklaring van [getuige 1] samen met de aangifte van [benadeelde/aangever] gebezigd kan worden tot het bewijs, nu de verklaringen van [getuige 1] en van [benadeelde/aangever] op essentiële onderdelen, te weten voor zover het de vraag betreft of verdachte met zijn rollator geweld heeft gepleegd jegens [benadeelde/aangever] , met elkaar overeenkomen. Dat beide verklaringen op andere, ondergeschikte, onderdelen niet met elkaar overeenstemmen doet daaraan niet af.
Het hof ziet zich in voornoemd oordeel gesterkt, nu uit de door deskundige [getuige 2] – de behandelend neurologe van de verdachte – ter terechtzitting van het hof afgelegde verklaring volgt dat de verdachte in staat is om de rollator een stukje van de grond op te tillen. Zij heeft immers verklaard dat verdachte enige bewegingsruimte heeft op korte momenten. Het hof is op grond van deze bewijsmiddelen van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte met zijn rollator tegen [benadeelde/aangever] heeft gestoten en/of geduwd en gaat voorbij aan het verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [benadeelde/aangever] , omdat [benadeelde/aangever] had geparkeerd op een plek waar dat volgens verdachte niet was toegestaan en dat verdachte kennelijk tot last was. Met zijn handelen heeft verdachte [benadeelde/aangever] pijn en letsel toegebracht.
Het hof heeft bij de strafoplegging ten voordele van de verdachte meegewogen dat hij, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 mei 2021, niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van enig strafbaar feit.
Voorts is ter terechtzitting van het gebleken dat verdachte een beperkte financiële draagkracht heeft. Het hof is dan ook, met de advocaat-generaal, van oordeel dat volstaan kan worden met het opleggen van een geheel voorwaardelijke geldboete van € 500,00. Het hof heeft bij dat oordeel tevens meegewogen dat van belang is dat verdachte de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze hierna door het hof zal worden toegewezen, zal kunnen voldoen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde/aangever]
De benadeelde partij [benadeelde/aangever] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.060,02, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering betrof de volgende posten:
  • reiskosten naar huisarts, politie, advocaat en rechtbank ad € 40,02
  • eigen risico zorgverzekering ad € 770,00
  • immateriële schade ad € 1.250,00
Daarnaast is in eerste aanleg vergoeding van proceskosten gevorderd ad € 350,00.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 790,02 (reiskosten ad € 40,02 en immateriële schade tot een bedrag van € 750,00) met toewijzing van de gevorderde proceskosten
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Daarbij is de vordering echter verminderd met
€ 770,00, nu in hoger beroep geen vergoeding meer wordt gevorderd van het eigen risico. Daarnaast is ook in hoger beroep vergoeding van proceskosten gevorderd ten bedrage van
€ 350,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde/aangever] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 765,66, te vermeerderen met de wettelijke rente als hierna zal worden vermeld. Het hof acht de door de benadeelde partij gevorderde reiskosten ad € 15,66 (reiskosten naar de huisarts en politie) toewijsbaar. De schade is voldoende onderbouwd en deze kostenpost is als zodanig niet betwist door de verdediging.
Met de eerste rechter is het hof van oordeel dat daarnaast de gevorderde immateriële schade toewijsbaar is tot een bedrag van € 750,00. De schade is in zoverre voldoende onderbouwd. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Daarnaast acht het hof de in eerste aanleg en hoger beroep gevorderde proceskosten, telkens ad € 350,00 toewijsbaar.
Voor zover gemaakte reiskosten zijn gevorderd naar de advocaat en de rechtbank (ad
€ 24,36) wijst het hof deze kosten af, nu deze naar het oordeel zijn begrepen onder de in twee instanties gevorderde en toegewezen proceskostenvergoeding.
Ook voor het overige dient de vordering van de benadeelde partij – ten bedrage van
€ 500,00 immateriële schade – te worden afgewezen, gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare zaken wordt toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde/aangever] is toegebracht tot een bedrag van € 765,66. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente als hierna te melden, tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde/aangever]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde/aangever] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 765,66 (zevenhonderdvijfenzestig euro en zesenzestig cent) bestaande uit € 15,66 (vijftien euro en zesenzestig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 700,00 (zevenhonderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde/aangever] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 765,66 (zevenhonderdvijfenzestig euro en zesenzestig cent) bestaande uit € 15,66 (vijftien euro en zesenzestig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 4 september 2019 en van de immateriële schade op 22 juli 2018.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. D.A.E.M. Hulskes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.J.G. Verhaeg, griffier,
en op 28 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. K.J. van Dijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.