ECLI:NL:GHSHE:2021:433

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
200.266.361_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geldlening en bewijslevering

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Kara, tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. S.G. Ong. De zaak is een vervolg op een eerder vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 5 juni 2019 is gewezen. De appellant heeft in hoger beroep grieven ingediend, maar het hof heeft geoordeeld dat de appellant niet in de gelegenheid is gesteld om tegenbewijs te leveren, wat hij ook heeft afgezien. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde zijn stelling heeft bewezen dat hij een bedrag van € 30.000,00 ten titel van geldlening heeft verstrekt. De grieven van de appellant zijn verworpen, en het hof heeft het bestreden vonnis bekrachtigd. De appellant is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 741,00 aan griffierecht en € 2.031,00 aan salaris advocaat. De uitspraak is gedaan op 16 februari 2021 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team handelsrecht
zaaknummer 200.266.361/01
arrest van 16 februari 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna “[appellant]”,
advocaat: mr. A. Kara te Maastricht,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna “[geïntimeerde]”,
advocaat: mr. S.G. Ong te Eindhoven,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 29 september 2020 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer/rolnummer C/01/333899 / HA ZA 18-310 tussen partijen gewezen vonnis van 5 juni 2019.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest.

6.De beoordeling

6.1.
[appellant] is in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren. Hij heeft daarvan afgezien.
6.2.
Het hof is bij deze stand van zaken van oordeel dat [appellant] het tegenbewijs niet heeft geleverd en dat [geïntimeerde] zijn stelling, dat hij € 30.000,00 ten titel van geldlening heeft verstrekt, heeft bewezen (tussenarrest, 3.23).
6.3.
De conclusie is dat grieven I en V falen en dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd (tussenarrest, 3.24; ook grieven II tot en met IV falen, tussenarrest, 3.20). Het door [appellant] gevorderde in hoger beroep moet worden afgewezen. [appellant] moet als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in hoger beroep worden veroordeeld.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 741,00 aan griffierecht en op € 2.031,00 aan salaris advocaat;
wijst af het door [appellant] gevorderde in hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, S.C.H. Molin en B.E.L.J.C. Verbunt en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 februari 2021.
griffier rolraadsheer