ECLI:NL:GHSHE:2021:4324

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
20-000278-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 28 september 2019 vond er een verkeersongeval plaats op de Hescheweg in Oss, waarbij de verdachte, bestuurder van een Mitsubishi, in botsing kwam met een fietser. De fietser, genaamd [slachtoffer], liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een bloeding in de hersenen en diverse breuken. De verdachte was afgeleid omdat hij een aansteker op de grond wilde pakken, waardoor hij zijn aandacht van de weg afhaalde. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. In hoger beroep vorderde de advocaat-generaal een taakstraf van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. Het hof oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot het ongeval. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde de verdachte een taakstraf van 120 uren op, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000278-21
Uitspraak : 28 december 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 29 januari 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-030774-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van “overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met aanvulling van gronden, behoudens de strafoplegging en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en tot een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof de verdachte integraal zal vrijspreken. Subsidiair heeft de verdediging het hof verzocht de strafoplegging van de politierechter te volgen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 september 2019 te Oss, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Mitsubishi) daarmee rijdende over de weg, de Hescheweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen als volgt:
verdachte heeft rijdende op de Hescheweg (komende uit de richting van de Julianasingel en rijdende in de richting van de Strausslaan), zijn aandacht niet steeds op de weg gehad en/of onvoldoende aandacht gehad voor het (voor hem) rijdende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of zich er niet (voldoende) van vergewist dat de weg voor hem vrij was van verkeer,
waardoor verdachte met de rechtervoorzijde van zijn motorrijtuig (personenauto, merk Mitsubishi) tegen een voor hem rijdende fietser is gebotst/gereden,
waardoor een ander (te weten die fietser), genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
te weten bloeding in de hersenen, hersenkneuzing, snijwond voorhoofd, diverse breuken aan schedel, gebroken neus, kaak en gebit ontzet, gehoor schade, diverse afgebroken tanden, rechter pols gebroken, diverse vleeswonden/schaafwonden en fractuur aangezicht, of waardoor aan die [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 september 2019 te Oss, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Mitsubishi), daarmee rijdende op de weg, de Hescheweg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
immers heeft verdachte rijdende op de Hescheweg (komende uit de richting van de Julianasingel en rijdende in de richting van de Strausslaan), zijn aandacht niet steeds op de weg gehad en/of onvoldoende aandacht gehad voor het (voor hem) rijdende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of zich er niet (voldoende) van vergewist dat de weg voor hem vrij was van verkeer, waardoor verdachte met de rechtervoorzijde van zijn motorrijtuig (personenauto, merk Mitsubishi) tegen een voor hem rijdende fietser is gebotst/gereden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
In de volgende bewijsmiddelen wordt verwezen naar dossierpagina’s van het (met de hand) doorgenummerde procesdossier van de Politie, Eenheid Oost-Brabant, District
’s-Hertogenbosch, Basisteam Maasland, proces-verbaalnummer PL2100-2019203274, opgemaakt door [verbalisant 1] , sluitingsdatum 16 januari 2020, pagina’s 1 tot en met 53.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2019, p. 7-11, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 2] :

Datum en tijdstip ongeval:

28 september 2019, omstreeks 21:26 uur (tijdstip eerste melding centrale meldkamer).

Beknopte ongevalsomschrijving:

De bestuurder van een personenauto, was met dit voertuig in botsing gekomen met een fietser. Ten gevolge van de botsing, was de bestuurder van de fiets zwaargewond geraakt.

Betrokken voertuigen:

Voertuig 1:
Personenauto,
Merk: Mitsubishi,
Verder te noemen als “personenauto”.
Voertuig 2:
Herenfiets,
Verder te noemen als “fiets”.

Plaats ongeval, wegsituatie en rijrichtingen:

Het ongeval heeft plaats gevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hescheweg, gelegen binnen de bebouwde kom van Oss. De Hescheweg betrof een separaat gelegen toegangsweg ten behoeve van aangelegen woningen, bestaande uit een rijbaan bestemd voor alle verkeer in beide rijrichtingen. De rijbaan had ter hoogte van de plaats van het ongeval een recht tracé.
De wettelijk toegestane maximumsnelheid bedroeg ter plaatse 30 kilometer per uur (zone).

Uitzicht:

Kort voor de plaats van het ongeval was de rijbaan overzichtelijk en vrij van obstakels.

Aangetroffen situatie:

De personenauto was tot stilstand gebracht op het voetpad en inrit gelegen aan de rechterzijde van de weg. De personenauto had aan de voorzijde recente schade opgelopen. Uit informatie verkregen van de collega’s aanwezig op de plaats van het ongeval vernam ik, dat het voertuig na het ontstaan van de aanrijding niet meer was verplaatst.
Ongeveer 25 meter achter de personenauto, in de grasberm aan de rechterzijde van de rijbaan, was de fiets op het wegdek tot stilstand gekomen. Ik zag dat de fiets op de rechterzijde lag. De fiets had aan de achterzijde zware schade opgelopen waarbij het achterwiel was ingeknikt. De bestuurder van de fiets was met nog onbekend letsel overgebracht naar het ziekenhuis. De fiets was voorzien van een separaat gemonteerd lampje aan het stuur dat nog wit licht uitstraalde. Uit informatie verkregen van de collega’s aanwezig op de plaats van het ongeval vernam ik, dat de fiets niet meer was verplaatst en het slachtoffer naast de fiets op het wegdek was
aangetroffen.

Aangetroffen sporen op het wegdek:

Op basis van de aangetroffen eindposities, de positionering van het totale sporenbeeld, in combinatie met het individuele karakter van de krassporen, was dit sporenbeeld ontstaan vanuit de rijrichting van de personenauto. Het sporenbeeld kon niet anders zijn ontstaan dan vanuit een situatie waarin de personenauto en de fiets, beide dezelfde rijrichting hebben gehad, (komende vanaf de Julianasingel (Oss), gaande in de richting van de Strausslaan (Heesch)). Daarbij ving het sporenbeeld van de fiets aan op de rechterzijde van de rijbaan. Gelet op de aanvang van het sporenbeeld, splinterveld, spoorverloop en eindpositie van de fiets, was de botsing ontstaan op het moment dat de bestuurder van de fiets, aan de rechterzijde van de rijbaan reed, ter hoogte van de scheidingslijn van de geasfalteerde rijbaan en het klinkerpad.

Aangetroffen schade en sporen aan de voertuigen:

Zichtbare schade aan de personenauto: Voorbumper beschadigd en kentekenplaat gedeukt, motorkap ingedeukt, voorruit verbroken. Totale schadebeeld geconcentreerd aan de rechter-voorzijde. De schade aan de voorbumper was passend bij het contact met een voorwerp harde en scherpe structuur (fiets). De schade aan de motorkap en vormschade van de gebarsten voorruit, was passend bij het contact met een voorwerp van een zachtere structuur (slachtoffer).
Zichtbare schade aan de fiets: De achterzijde van de fiets (bagagedrager, spatbord en achterwiel) was gedeformeerd. De deformatie was in voorwaartse richting ontstaan. Gelet op de kenmerken van de vervorming, kon deze schade alleen zijn ontstaan door het contact met een voorwerp, dat met kracht, onderhevig aan een hogere snelheid en massa, in botsing was gekomen met de achterzijde van de fiets. De vormschade aan de achterzijde van de fiets was, voor zo ver als optisch vergelijkbaar, passend bij de vorm in het schadebeeld aan de voorzijde van de personenauto.

Technisch voertuigonderzoek:

Door mij werd de (achter) verlichting van de fiets nader onderzocht. Op de plaats van het ongeval was het achterlicht niet in werking maar de schakelaar (drukknop) wel ingeschakeld. Ik zag dat de behuizing van de verlichtingsunit was gebarsten. Deze schade was ontstaan ten gevolge van de botsing en/of de val op het wegdek. Bij het openen van de unit zag ik, dat de contactlipjes van de batterijenhouder licht waren verbogen. Na correctie functioneerde het achterlicht weer en straalde roodkleurig licht uit. Gelet op de positie van het schadebeeld aan de buitenzijde van de verlichtingsunit en de positie van de contactlipjes, was het mogelijk dat de contactlipjes waren verbogen onderhevig aan de massatraagheid van de batterijen op het moment van de botsing en/of de val op het wegdek.

Proefnemingen en schade-inpassing

Aan de hand van het schadebeeld en de aangetroffen sporen op het wegdek, werden beide voertuigen op de plaats van het ongeval tegen elkaar geplaatst.
Ik zag, dat de schade ontstaan aan de achterzijde van de fiets en de schade ontstaan aan de voorzijde van de personenauto, in elkaar paste. Ik zag dat de schade qua vorm en hoogte met elkaar overeen kwamen.

Botsplaats:

Op basis van de aangetroffen sporen op het wegdek, eindpositie van de betrokken voertuigen, het schadebeeld van de voertuigen en de resultaten van de proefneming (inpassing), kon door mij de botsplaats worden vastgesteld. De botsplaats heeft hierbij gelegen op de rijbaan van de Hescheweg, aan de rechterzijde van de rijbaan, ter hoogte van de klinkerbestrating (rechts), ongeveer 12 meter voor de eindpositie van de fiets en ongeveer 25 meter voor de eindpositie van de personenauto.

Oorzaak ongeval:

De bestuurder van de personenauto was, met de voorzijde van het voertuig, in botsing gekomen met de achterzijde van de fiets en de bestuurder hiervan.

Toedracht ongeval:

De bestuurder van de personenauto reed hiermee aan de rechterzijde van de rijbaan van de Hescheweg, komende uit de richting van de Julianasingel en rijdende in de richting van de Strausslaan. Hierbij naderde de bestuurder van de personenauto de bestuurder van de fiets, die ook aan de rechterzijde van de rijbaan reed. Vervolgens kwam de personenauto met de rechtervoorzijde in botsing met de achterzijde van de fiets. Ten gevolge van deze botsing kwam de bestuurder van de fiets in contact met de motorkap en voorruit van de personenauto. Na dit contact belandde de fiets en diens bestuurder op het wegdek. Na de botsing bracht de bestuurder van de personenauto het voertuig tot stilstand, ongeveer 25 meter voorbij de eindpositie van de fiets, op het trottoir en oprit, gelegen aan de rechterzijde van de rijbaan.
Uit onderzoek is vastgesteld dat de verlichting aan de achterzijde van de fiets was ingeschakeld, maar (zeer waarschijnlijk) ten gevolge van de botsing en de val op het wegdek defect geraakt.
De bestuurder van de fiets en de bestuurder van de personenauto, reden beiden met hun voertuigen, aan de rechterzijde van de rijbaan. De inrichting van de weg was ruim overzichtelijk en de rijbaan van voldoende breedte, om (met in acht name van de snelheidslimiet), elkaar veilig te passeren.
Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 28 september 2019, p. 20-22, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
V: In welke auto reed je vanavond (
het hof begrijpt 28 september 2019)?
A: Dit was een Mitsubishi.
V: Wat was de route die jij vanavond reed?
A: Ik kwam vanuit huis, [adres] . Ik ben vervolgens vanaf de Julianasingel in Oss rechtsaf geslagen en de fietsstraat, Hescheweg, opgereden in de richting van Heesch. Ineens lag er een man bovenop mijn auto.
V: hoe hard reed je ongeveer?
A: Ik schat mijn snelheid tussen de 30 en de 45 kilometer per uur.
V: Waarom ging je over de fietsstraat en niet over de doorgaande weg?
A: Ja dat weet ik eigenlijk ook niet, waarschijnlijk omdat ik dacht via de fietsstraat sneller weer op de doorgaande weg te zijn. De verkeerslichten voor de doorgaande weg zullen wel op rood hebben gestaan. Daarom ben ik denk ik rechtsaf geslagen de fietsstraat op.
V: Heb je de man zien fietsen waarmee je een aanrijding heb gehad?
A: Nee eigenlijk niet als ik eerlijk ben.
V: Was je tijdens het autorijden ergens door afgeleid?
A: Ik was een vuurtje aan het pakken. Ik wilde een sigaret aansteken.
V: Waar lag die aansteker?
A: Deze lag in de auto op de grond.
V: Kan het zijn doordat je de aansteker op de grond wilde pakken je daardoor even was afgeleid van de weg en het overige verkeer?
A: Ja, dat zou misschien wel kunnen.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant d.d. 29 januari 2021, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik wilde een vuurtje pakken. Dat duurt een paar seconden. De aansteker lag op de grond. De sigaret had ik in mijn mond. Het is juist dat ik dit deed tijdens het rijden. Het zou kunnen dat ik daardoor afgeleid was.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 14 december 2021, voor zover inhoudende:
Ik kende de Hescheweg. Ik heb vaker daar gereden. Ik heb geen fietser gezien, ook niet voordat ik de aansteker ging pakken. De aansteker lag op de grond voor de bijrijdersstoel aan de passagierskant.
Ik had die avond (
het hof begrijpt de avond van 28 september 2019) inderdaad wel wat haast, want ik was iets verlaat.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 9 november 2019, p. 31-33, voor zover inhoudende als verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] geboren 24 augustus 1975:
V: Wat kunt u zich nog van herinneren van het verkeersongeval op 28 september 2019 omstreeks 21.25 uur op de Hescheweg te Oss?
A: Ik reed op de fietsstraat op de Hescheweg. Ik reed in de richting van Heesch. Mijn eerste herinnering is dat ik bij bewustzijn kwam in het ziekenhuis. Ik lag daar op een behandeltafel. Later hoorde ik dat ik in het Radboud UMC te Nijmegen lag.
V: Waar reed u op?
A: Ik fietste op mijn heren gazelle fiets.
V: Voerde je licht op de fiets?
A: Ja bij mijn weten wel. Ik heb mijn fiets altijd in orde.
V: Wat is het letsel wat u heeft opgelopen naar aanleiding
A: Op 1 oktober 2019 ben ik vanuit het ziekenhuis naar huis gestuurd met behoorlijk zwaar letsel. Ik zal u een opsomming geven van het letsel:
- bloeding in de hersenen;
- hersenkneuzing;
- de huid los op mijn voorhoofd;
- diverse breuken aan mijn schedel;
- neus gebroken;
- kaak en gebit ontzet;
- diverse tanden afgebroken;
- na het ongeval het ik een constante piep in mijn gehoor;
- scheur in het bot van mijn rechter pols;
- diverse vleeswonden waarbij eentje tot het bot.
V: Wat zeggen de artsen over je herstel?
A: De neuroloog zegt dat ik binnen zes maanden tot 1 jaar volledig hersteld zou moeten zijn wat betreft het neurologische. Op het moment is mijn gezicht bedekt met littekenpleisters (silicone pleisters), ik zal deze pleisters 9 maanden 16 uur per dag moeten dragen om de littekens in mijn gezicht te beperken. Op het moment ben ik nog onder behandeling bij de tandarts en orthodontist voor het herstellen van mijn gebit. De tandarts herstel mijn gebroken tanden. De orthodontist zorgt ervoor dat mijn gebit weer passend word gemaakt, zodat ik weer normaal kan kauwen. Dit herstel gaat ongeveer 1 jaar duren. Het letsel dat ik het opgelopen door de aanrijding heeft veel invloed op mijn dagelijkse leven, mijn gezin en werk. Momenteel ben ik nog niet in staat om te werken. Met therapie zat dit rustig opgebouwd moeten gaan worden.
Het aanvraagformulier medische informatie d.d. 25 november 2019, p. 41, voor zover inhoudende als verklaring van [arts] , arts:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer]
Datum onderzoek: 28-09-2019
Uitwendig waargenomen letsel:
- Fractuur aangezicht (meerdere breuken)
- Snijwond voorhoofd
- Rechter pols gebroken
- Schaafwond rechterbeen
- Schaafwond linker knie
Bijzondere opmerkingen:
Na CT-scan naast multipele aangezichtsfracturen ook bloeding in het brein zichtbaar = hersenkneuzing.
Een ander geschrift, zijnde de brief van het slachtoffer [slachtoffer] d.d. 11 januari 2021, voor zover inhoudende:
Na een paar dagen in het ziekenhuis mocht ik naar huis om daar verder te herstellen. De eerste weken heb ik nagenoeg alleen maar in bed gelegen. Veel geslapen, 1 á 2x per week terug naar het Radboud UMC in Nijmegen, bijvoorbeeld voor controle van mijn wonden.
Ongeveer 6 weken later kon ik langzaam wat meer. Vanaf dat moment kon ik ook weer naar buiten. Samen met onze hond naar de hoek van de straat. Langzaam werd duidelijk dat ik blijvend hersenletsel heb opgelopen. Dit noemt men Niet Aangeboren Hersenletsel oftewel NAH. Wat volgde was een lang een pittig revalidatietraject wat op dit moment zelfs nog niet geheel is afgesloten.
NAH uit zich bij mij met name in dagelijks beperkte energie, prikkelgevoeligheid en concentratieproblemen. De beperkte energie is voor mij de grootste bottleneck. Je moet je voorstellen dat door de beperkte energie je veel minder op een dag kunt doen. Je bent veel sneller mentaal vermoeid en moet regelmatig rusten.
Gevolg is dat je enorm beperkt bent in de dingen die je kunt doen. Elke dag, elke week is het keuzes maken.
Bij mijn werk speelt dit een belangrijke rol. Op dit moment ben ik nog volop aan het re-integreren maar het is inmiddels al wel duidelijk dat ik niet meer in mijn oude functie terug kan keren. Ongeveer nog 50% lijkt op dit moment het meest haalbare.
Ik gaf eerder al aan dat ik ten gevolge van de NAH prikkelgevoelig ben geworden. Met name geluid en drukte kosten me veel extra energie.
Mijn leven zal nooit meer hetzelfde kunnen zijn. Werk, sociaal leven, hobby’s moet ik anders gaan invullen. Mijn plannen en dromen voor de toekomst liggen in de prullenbak. Wat de toekomst mij en mijn gezin nog gaat en kan brengen is op dit moment nog onduidelijk. Ik verwacht dat het nog tot zeker in het najaar van 2022 gaat duren voordat de stofwolken rondom de nasleep van het ongeval zijn opgetrokken en ik me langzaam kan gaan bedenken hoe ik mijn leven op de lange termijn kan inrichten.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft (voor zover van belang) bepleit dat het hof de verdachte dient vrij te spreken van het primair tenlastegelegde. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft de raadsman – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er slechts sprake is van een zeer kort moment van onoplettendheid en dat dit onvoldoende is om tot een veroordeling ter zake van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te kunnen komen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad bij de beoordeling of verdachte van het ongeval een verwijt kan worden gemaakt in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, dus of er op zijn minst genomen sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid, het aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en de omstandigheden waaronder die overtreding(en) is/zijn begaan. Daarbij kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Omtrent de feiten en omstandigheden is het hof het navolgende gebleken.
Op 28 september 2019 omstreeks 21:26 uur heeft er een ongeval plaatsgevonden op de Hescheweg, gelegen binnen de bebouwde kom van Oss. De Hescheweg betreft een separaat gelegen toegangsweg ten behoeve van aangelegen woningen en is aangeduid als een fietsstraat, waar de auto te gast is. De wettelijk toegestane maximumsnelheid bedroeg ter plaatse 30 kilometer per uur.
Kort voor de plaats van het ongeval was de rijbaan overzichtelijk en vrij van obstakels. Het betrof een rechte weg. Bij dit ongeval is de verdachte met zijn personenauto van het merk Mitsubishi met de rechtervoorzijde in botsing gekomen met de achterzijde van de fiets. De fiets bevond zich ook aan de rechterzijde van de weg.
De verdachte heeft over het betreffende ongeval verklaard dat hij die avond wat haast had omdat hij iets verlaat was. Hij heeft ervoor gekozen om de fietsstraat, de Hescheweg, op te rijden, omdat het stoplicht voor het recht doorgaand verkeer op de doorgaande weg waar hij op zat op rood stond.
Toen hij op de fietsstraat reed, wilde hij een sigaret opsteken. Omdat de aansteker op de grond voor de bijrijdersstoel lag, heeft hij enkele seconden zijn ogen van de weg af gehad om deze te pakken. De verdachte heeft verklaard dat er ineens een man bovenop zijn auto lag. Hij heeft in het geheel geen fietser gezien. Ook niet voordat hij de aansteker ging pakken.
Het hof stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat wegen waar een wettelijk toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt, wegen zijn die in de regel een bijzondere oplettendheid/voorzichtigheid van de weggebruikers vergen. Niet alleen omdat de weginrichting veelal niet geschikt is voor een hogere snelheid, maar vooral omdat op deze wegen zich vaak kwetsbare verkeersdeelnemers bevinden, zoals kinderen en fietsers. Dat de verdachte zich hiervan bewust was, blijkt uit het feit dat hij de betreffende straat zelf als een fietsstraat aanduidt. Hij kent de Hescheweg en is daar vaker geweest. In plaats van extra oplettend en voorzichtig te zijn, heeft de verdachte zijn blik en aandacht van de weg gehaald om te bukken en naar een aansteker te grijpen die voor de bijrijdersstoel op de grond lag. Dat de verdachte vervolgens de fietser heeft aangereden, is naar het oordeel van het hof niet alleen te wijten aan een enkel moment van onoplettendheid, zoals de verdediging heeft gesteld. Niet alleen heeft de verdachte al rijdend in de auto zich gebukt om zijn aansteker te pakken en derhalve niet naar de weg gekeken, zodat hij zijn aandacht niet op de weg had gericht, maar ook heeft hij, alvorens hij deze handeling pleegde, zich er niet van vergewist dat de weg voor hem vrij was. Ter hoogte van de plaats van het ongeval was sprake van een ruim en recht tracé, dat overzichtelijk was en vrij van obstakels. De fietser moet voor de verdachte dan ook gemakkelijk te zien zijn geweest. Naar ’s hofs oordeel had een normaal oplettende bestuurder in bovengenoemde omstandigheden de voor hem fietsende fietser redelijkerwijs kunnen en moeten waarnemen en in staat hebben kunnen en moeten zijn hierop zijn handelen af te stemmen.
Nu de verdachte heeft gehandeld zoals bewezen verklaard is naar het oordeel van het hof aldus sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend handelen en derhalve van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en (tijds)verband beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 september 2019 te Oss als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Mitsubishi) daarmee rijdende over de weg, de Hescheweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te handelen als volgt:
verdachte heeft rijdende op de Hescheweg (komende uit de richting van de Julianasingel en rijdende in de richting van de Strausslaan), zijn aandacht niet steeds op de weg gehad en onvoldoende aandacht gehad voor het voor hem rijdende verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en zich er niet (voldoende) van vergewist dat de weg voor hem vrij was van verkeer,
waardoor verdachte met de rechtervoorzijde van zijn motorrijtuig (personenauto, merk Mitsubishi) tegen een voor hem rijdende fietser is gereden,
waardoor een ander, te weten die fietser genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
te weten bloeding in de hersenen, hersenkneuzing, snijwond voorhoofd, diverse breuken aan schedel, gebroken neus, kaak en gebit ontzet, gehoor schade, diverse afgebroken tanden, rechter pols gebroken, diverse vleeswonden/schaafwonden en fractuur aangezicht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
De verdediging heeft zich achter de strafoplegging van de politierechter geschaard.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft daarbij het navolgende in het bijzonder in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig gedragen in het verkeer, waardoor er een ongeval met een fietser heeft plaatsgevonden. Dit ongeval heeft enorme gevolgen gehad voor het slachtoffer, [slachtoffer] Zo is het hof ter terechtzitting in hoger beroep onder meer gebleken dat het slachtoffer als gevolg van het ongeval lijdt aan NAH (niet-aangeboren hersenletsel) en dat hij inmiddels voor 47% arbeidsongeschikt is verklaard. Blijkens het door de echtgenote van het slachtoffer ter zitting uitgeoefende spreekrecht is het hof voorts gebleken dat het ongeval van en het letsel bij het slachtoffer [slachtoffer] niet alleen grote gevolgen heeft gehad voor hem, maar ook voor zijn echtgenote en zijn kinderen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 oktober 2021. Blijkens dit uittreksel is aan de verdachte op 26 maart 2019 een strafbeschikking opgelegd ter zake van overtreding van artikel 426 Wetboek van Strafrecht.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, zou in geval van aanmerkelijke schuld met als gevolg zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden als passend kunnen worden beschouwd.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is het hof geen omstandigheid gebleken op grond waarvan het hof ten voordele of ten nadele van de verdachte zal dienen af te wijken van voornoemd oriëntatiepunt.
Het hof is derhalve van oordeel dat de oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden passend is bij de persoon van de verdachte en aard en de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan.
Het verweer dat de verdachte, kort gezegd, als loodgieter werkt, ZZP-er is, voor zijn werk door heel Nederland rijdt, het rijbewijs niet kan missen en dat hij bij een veroordeling als beginnend bestuurder een strafpunt zal oplopen, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Het belang van de bescherming van de verkeersveiligheid in de onderhavige zaak weegt, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zwaarder dan het belang van de verdachte bij behoud van het rijbewijs.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 28 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.