ECLI:NL:GHSHE:2021:4313

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
20-001948-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake openlijke geweldpleging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging. De feiten dateren van 24 november 2019, toen de verdachte en een medeverdachte in Roosendaal geweld hebben gepleegd tegen een persoon, aangeduid als aangever. De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij niet betrokken was bij de mishandeling, maar het hof heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als betrouwbaar en gedetailleerd beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen de aangever, die hierdoor letsel heeft opgelopen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 160 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Het hof heeft het beroep van de verdachte verworpen en het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met een vervangende hechtenis van 90 dagen, en het hof heeft de verdachte strafbaar verklaard voor het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001948-20
Uitspraak : 13 juli 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 1 september 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-139939-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Subsidiair is bepleit om hooguit het beroepen vonnis te bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 24 november 2019 te Roosendaal openlijk, te weten op [straatnamen] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten tegen [aangever] , door die [aangever] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of te trappen en/of te schoppen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 november 2019 te Roosendaal openlijk, te weten op [straatnamen] , in elk geval op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten tegen [aangever] , door die [aangever] meermalen (met kracht) tegen het hoofd te slaan en te schoppen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2019283729, gesloten d.d. 29 april 2020 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 43), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 november 2019 (pg. 7-9), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] :
Ik doe aangifte van zware mishandeling die plaatsvond op [straatnaam] in Roosendaal tussen zondag 24 november 2019 om 03:00 uur en zondag 24 november 2019 om 04:00 uur. Tegen het einde van de avond kwam ik mijn ex vriendin [getuige 1] tegen. Ik zag dat [medeverdachte] en [verdachte] ook buiten stonden, te wachten op [getuige 1] . [medeverdachte] leek erg dronken en het lukte hem niet zijn jas aan te krijgen. Ik ben alvast naar mijn fiets gegaan. Ik zag dat [getuige 1] achter me aangelopen kwam. Toen ze omdraaide en terug ging lopen, kwamen [medeverdachte] en [verdachte] haar tegemoet gelopen.
Ik heb mijn fiets van het slot gehaald en toen ik met mijn fiets in de hand omdraaide, zag ik dat [medeverdachte] en [verdachte] al bijna bij mij waren. Ik hoorde dat [medeverdachte] aan mij vroeg of [getuige 1] bij mij zou blijven slapen. Ik zei tegen hem dat ik dat niet wist, dat het me niet interesseerde en dat ik naar huis wilde. [medeverdachte] en [verdachte] liepen mij voorbij. Ik wilde op mijn fiets stappen en ik voelde dat ik twee harde klappen tegen mijn achterhoofd kreeg. Ik denk dat ik die van [medeverdachte] kreeg, want hij struikelde daarna over mijn fiets heen. Voordat ik me kon verweren lag ik op de grond en voelde ik dat ik van twee personen harde schoppen tegen mijn hoofd kreeg. Ik weet niet precies meer hoelang het geduurd heeft, maar voor mijn gevoel was het zeker vijf minuten. Ik had een gescheurde lip, meerdere pijnlijke bulten en een bloedneus.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 6 februari 2020 (pg. 23-24), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
[aangever] [het hof begrijpt: aangever [aangever] ] was op mij aan het wachten, maar het duurde hem nogal lang omdat ik met [medeverdachte] en [verdachte] aan het praten was. [aangever] is toen naar zijn fiets gelopen. Deze stond achter de [naam] Ik heb toen afscheid genomen en ben achter [aangever] aangelopen. Ik had gezien dat [medeverdachte] en [verdachte] achter mij liepen. Ik en [aangever] kregen toen een kleine discussie, waarop ik een andere kant ben opgelopen. Ik ben toen [straatnaam] in gelopen, voorbij [naam] .
Ongeveer 10 minuten later zag ik [medeverdachte] en [verdachte] . Ik zag dat zij opgefokt waren. Ze liepen eigenlijk gelijk boos door. Iets verderop zag ik dat [medeverdachte] op een auto sloeg en daarna zijn ze langs [straatnaam] richting hun huis gelopen. Omdat ik me zorgen maakte en om problemen te voorkomen heb ik [aangever] gebeld en toen hoorde ik dat hij mishandeld was. Ik ben toen naar zijn locatie gegaan en ik zag dat hij helemaal onder het bloed zat. [medeverdachte] is een ex-vriendje van mij en ik weet dat hij en [aangever] elkaar niet zo lekker liggen. Ik weet dat in het verleden wel eens een discussie hebben gehad, waarbij [medeverdachte] [aangever] bedreigd had.
3.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 6 februari 2020 (pg. 25-26), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Ik en mijn vriend [getuige 3] kwamen vanaf de Markt richting de gestalde fietsen bij de [naam] gelopen. Ik zag toen ik dichterbij kwam dat [aangever] op de grond lag en ik zag dat hij nog geschopt werd. Door wie hij geschopt werd kan ik u niet vertellen. Het waren in ieder geval 2 jongens. Ik heb gezien dat ze in de richting van [naam] , de [straatnaam] , in liepen. We hebben [aangever] geholpen. Ik zag dat hij onder het bloed zat.
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 6 februari 2020 (pg. 27-28), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :
Ik was op stap geweest en liep samen met mijn vriendin naar onze fietsen toe. Deze hadden wij achter de [naam] gezet. Wij zagen een jongen op de grond liggen. Ik zag dat deze werd geschopt door 2 andere jongens. Wij riepen dat ze moesten ophouden. Ik zag dat zij wegliepen in de richting van [straatnaam] langs [naam] .
5.
Een schriftelijk bescheid, te weten een medische verklaring van huisarts I. Agapova d.d. 24 november 2019 04:46 uur (pg. 10), voor zover inhoudende:
[aangever]
Datum: 24-11-2019 Tijd: 04:46
Ingangsklacht Triage: Trauma schedel
(IAG) Net in elkaar geslagen, meerdere pijnlijke bulten hoofd, kapotte lip, neusbloeding gehad.
(O) (IAG) Meerdere hematomen hoofd, een scheurwon slijmvles onderlip [het hof begrijpt: een scheurwond slijmvlies onderlip], een klein snijwondje huid bovenlip
(P) (IAG) Sterietrips bovenlip, wond onderlip expectatief beleid, bij
teken van infectie contact HA. Wekadvies voor 24 uur.
6.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 29 juni 2021, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 24 november 2019 met medeverdachte [medeverdachte] ben uitgegaan in het uitgaansgebied bij De Markt in Roosendaal. We zijn na het uitgaan samen naar huis gelopen via [straatnaam] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij aangever niet heeft mishandeld en dat hij zich niet kan herinneren dat hij getuige [getuige 1] is tegengekomen bij het uitgaan. Het klopt niet dat [getuige 1] de jas van medeverdachte [medeverdachte] is gaan ophalen bij El Corazon en dat zij [medeverdachte] heeft geholpen bij het aantrekken van zijn jas, want zij hadden die nacht beiden geen jas bij zich. Ook hadden zij, anders dan [getuige 1] en aangever hebben verklaard, niet gedronken tijdens het uitgaan, omdat medeverdachte [medeverdachte] eerder dat jaar een nieuwe nier had gekregen, hij daarom geen alcohol dronk en de verdachte solidair wilde zijn.
De raadsman heeft in hoger beroep aangevoerd dat het onderzoek door de politie gebrekkig is geweest. Er is geen signalement van de daders naar boven gekomen en er zijn geen camerabeelden getoond. Aangever denkt dat medeverdachte [medeverdachte] hem heeft geslagen, maar hij weet dat niet zeker. Over verdachte heeft aangever niets verklaard. Het is onduidelijk wat verdachte zou hebben gedaan. Details in de verklaring van aangever, zoals het struikelen over de fiets en het feit dat hij een fiets bij zich had, worden niet ondersteund door de verklaringen van de getuigen. De verklaring van [getuige 1] is niet relevant, omdat zij niets heeft gezien. Het feit dat [getuige 1] zegt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dezelfde kant op zijn gelopen, is niet redengevend voor het bewijs.
Het hof overweegt hierover het volgende.
De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij op 24 november 2019 met [medeverdachte] is uitgegaan in het uitgaansgebied bij De Markt in Roosendaal en dat zij na het uitgaan samen naar huis zijn gelopen via de [straatnaam] . Dat aangever die nacht in het centrum van Roosendaal is mishandeld wordt door de verdediging niet betwist. Wel dat de verdachte bij die geweldpleging betrokken was.
Het hof ziet geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever en de getuige [getuige 1] . Hun verklaringen over de gebeurtenissen voorafgaand aan de mishandeling zijn gedetailleerd en vinden in belangrijke mate steun in elkaar. Bovendien vindt de verklaring van [getuige 1] over haar waarnemingen na de mishandeling steun in de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] , die hebben gezien in welke richting de twee geweldplegers waren vertrokken.
Aangever zag dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in zijn richting liepen. Toen zij hem voorbijliepen en hij op de fiets wilde stappen, voelde hij twee harde klappen tegen zijn achterhoofd. Aangever zag dat medeverdachte [medeverdachte] daarna over de fiets van aangever struikelde. Voordat aangever zich kon verweren, lag hij op de grond en voelde hij dat hij van twee personen harde trappen en schoppen tegen zijn hoofd kreeg. Dit vindt steun in de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] . Getuige [getuige 2] zag immers dat aangever op de grond lag en dat hij door twee jongens werd geschopt. Ook getuige [getuige 3] zag dat de persoon die op de grond lag door twee jongens werd geschopt. De getuigen zagen dat de jongens vervolgens in de richting van [straatnaam] , richting [naam] , liepen. Getuige [getuige 1] had verdachte en zijn medeverdachte voorafgaand aan de mishandeling – die zij zelf niet heeft waargenomen – nog gezien, waarna zij [straatnaam] , richting [naam] was ingelopen. Ongeveer tien minuten later zag zij verdachte en zijn medeverdachte opnieuw. Zij zag dat beide verdachten opgefokt waren en dat medeverdachte [medeverdachte] iets verderop tegen een auto sloeg, waarna zij via [straatnaam] richting hun huis zijn gelopen. Omdat zij zich zorgen maakte, heeft zij aangever gebeld en toen hoorde zij dat hij mishandeld was.
De verdachte en zijn medeverdachte worden door zowel aangever als getuige [getuige 1] ten tijde van de mishandeling in de directe omgeving daarvan geplaatst. De verklaring van de verdachte – kort gezegd – dat hij niets van de geweldpleging weet, is reeds daarom niet geloofwaardig.
Het hof stelt, op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, vast dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen in de richting van aangever liepen en dat het – ondanks dat de getuigen van het geweld geen concreet signalement geven van de twee daders – in het korte tijdsbestek van de gebeurtenissen niet anders kan zijn dan dat
zijvervolgens samen geweld hebben gepleegd tegen aangever, waarbij de medeverdachte direct nadat aangever de eerste klappen kreeg ten val is gekomen, en zij na de geweldpleging [straatnaam] zijn ingelopen waar getuige [getuige 1] hen in opgefokte toestand is tegengekomen. Dat het dossier geen (verslag van) camerabeelden van de geweldpleging bevat, doet hier niet aan af. In het dossier is immers gerelateerd dat de geweldpleging niet op de beschikbare camerabeelden te zien is. . Het hof verwerpt het verweer en acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door het slachtoffer meerdere keren met kracht tegen zijn hoofd te slaan en te schoppen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer die daaraan ook pijn en letsel heeft overgehouden. Bovendien is algemeen bekend dat dergelijke feiten niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaken, maar ook bij diegenen die er ongewild getuige van zijn geweest.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Zij gaan bij feiten als de onderhavige, met als gevolg lichamelijk letsel, als vertrekpunt van denken uit van een taakstraf voor de duur van 150 uur. Het hof ziet echter aanleiding om ten nadele van de verdachte van dit vertrekpunt af te wijken. Het heeft daarbij gelet op:
- de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder het is begaan, in het bijzonder het feit dat de verdachte en zijn medeverdachte zonder aanleiding meermalen tegen het hoofd van aangever hebben geschopt terwijl aangever op de grond lag;
- de stellige ontkenning van de verdachte die blijk geeft van een gebrek aan inzicht in de ernst van het feit en een gebrek aan respect jegens aangever.
Bij de straftoemeting heeft het hof tevens acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 april 2021, waarop geen andere strafbare feiten naast de onderhavige zaak staan.
Alles afwegende acht het hof – anders dan de advocaat-generaal – een taakstraf voor de duur van 180 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis, passend en geboden. Het hof ziet geen aanleiding om naast deze onvoorwaardelijke taakstraf nog een voorwaardelijke straf op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 13 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R.G.A. Beaujean en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.