Op 8 oktober 2021 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een verdachte die op 27 februari 2020 in [plaats] betrokken was bij een poging tot diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte had zich toegang verschaft tot de plaats van het misdrijf door middel van braak of verbreking. Het oorspronkelijke vonnis van de politierechter, gewezen op 7 april 2021, werd vernietigd door het hof.
Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 100 uren opgelegd. Het hof heeft bepaald dat een gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, die ten tijde van het bewezenverklaarde en het wijzen van het arrest van toepassing waren.
Deze uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de enkelvoudige kamer voor strafzaken en is mondeling uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof. De zaak is geregistreerd onder parketnummer 20-001003-21 en is gepubliceerd in verband met een ingesteld cassatieberoep.